Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de onderwijskwalificerende opleidingstrajecten worden georganiseerd in een samenwerkingsverband tussen de VDAB en het onderwijs, met toenemend succes. In Vlaanderen korten we alles af, dus ik zal spreken over de OKOT’s, hoe raar dat ook mag klinken.
Uit het antwoord op een schriftelijke vraag van eind vorig jaar blijkt dat steeds meer werkzoekenden via de VDAB alsnog hun onderwijsdiploma trachten te halen. In Vlaanderen zijn er op dit moment ongeveer 240.000 werkzoekenden ingeschreven bij de VDAB. Van die groep is 46 procent laaggeschoold. Tegelijk zijn er heel wat knelpuntberoepen op de arbeidsmarkt waarvoor gewoon niet genoeg geschoolde mensen beschikbaar zijn. Dus is het logisch dat die samenwerking wordt uitgebouwd. De VDAB heeft ondertussen een traditie om samen met onderwijsinstellingen dergelijke onderwijskwalificerende opleidingstrajecten te ontwikkelen. Werkzoekenden kunnen zo een diploma halen en in aanmerking komen om zo’n knelpuntjob in te vullen.
In 2013 waren er 5105 werkzoekenden als cursist ingeschreven. In de eerste 9 maanden van 2014 waren dat er al 4559. In 2013 slaagden 727 werkzoekenden en in de eerste 11 maanden van vorig jaar haalden al 787 werkzoekenden hun diploma. Het systeem is dus succesvol en kent een stijgend succes.
Er is ondertussen al een vrij lange traditie van samenwerking tussen de VDAB en onderwijsinstellingen. Wat de OKOT’s betreft, is die samenwerking gestart in de sector van de social profit. Vanaf 2013 werd de samenwerking uitgebreid naar andere richtingen in het onderwijs. Er worden steeds meer trajecten opgezet. In 2013 kon een werkzoekende zich al inschrijven voor 34 cursussen, in 2014 waren dat er al 38, verspreid over het Vlaamse land, waaronder 8 bacheloropleidingen in onder andere bouw, elektromechanica, verpleegkunde of kleuteronderwijs. De opleidingen duren 1 tot 3 jaar.
Werkzoekenden die zich inschrijven, behouden hun uitkering. De kosten voor het inschrijvingsgeld en lesmateriaal neemt VDAB voor zijn rekening. In 2013 werd daar in totaal 332.688 euro aan besteed. Daarnaast is er nog de kost van de uitkeringen die de betrokken werkzoekenden tijdens hun opleiding krijgen. Als we uitgaan van een gemiddelde uitkering van 960 euro, komt dat neer op een jaarlijkse kost van 58 miljoen euro. Dat is een aanzienlijke investering, maar als het systeem rendeert en succesvol is, is die ook wel verantwoord.
Wat opvalt, is dat het in meer dan 80 procent van de gevallen om vrouwen gaat. Dat is echter niet verwonderlijk als we gaan kijken naar het soort opleidingen dat de afgestudeerden volgden. Het ging vooral om de traditieopleiding in dezen, namelijk verpleegkunde.
Het zou nuttig zijn om, gezien het succes van OKOT, na te gaan welke andere opleidingen binnen OKOT kunnen worden aangeboden. Elk jaar worden helaas ook meer dan duizend dergelijke opleidingstrajecten stopgezet. In meer dan de helft van de gevallen gaat het dan om werkzoekenden die niet geslaagd waren. Andere redenen zijn langdurige ziekte of het feit dat de betrokken werkzoekende aan de slag is gegaan tijdens de opleiding. Uiteraard hopen we dat het aantal stopzettingen van deze toch wel dure trajecten verminderd kan worden en dat er gewerkt kan worden aan een betere screening van de werkzoekenden alvorens te starten.
Gelukkig is er voor degenen die slagen in een dergelijke opleiding ook een heel hoge kans op werk. Meer dan 76 procent van de geslaagde werkzoekenden is na zes maanden aan de slag. Dat is ook logisch: de betrokkenen hebben het juiste diploma, hebben een goede opleiding en vorming gehad, dikwijls met in hun opleiding geïntegreerde stages, en kunnen aan de slag in een knelpuntberoep. Eigenlijk zou de uitstroom na zes maanden hier dus richting de 100 procent moeten gaan. Dat cijfer van 25 procent moeten we dus omlaag krijgen, zeker omdat ik van mensen van de VDAB begrepen heb dat slechts de helft van de cursisten na het OKOT-traject nog begeleiding krijgt. Daar zit dus zeker nog ruimte voor verbetering.
Tot slot krijgen we uit de hoek van de verpleegkunde te horen dat zij betreuren dat hooggeschoolden die reeds een diploma hebben, geen gebruik meer kunnen maken van OKOT. Zij verwachten namelijk dat deze hooggeschoolde verpleegkundigen op termijn zouden kunnen doorstromen naar een kaderfunctie. Zij vrezen dat deze stroom van geschoolde mensen zou opdrogen door de beperking die hier is doorgevoerd.
Minister, kunt u ons een actueel overzicht geven van de cijfers van 2014? De cijfers die ik in antwoord op mijn schriftelijke vraag in december heb gekregen, waren uiteraard nog maar partieel. Hoe interpreteert u de evolutie van de cijfers met betrekking tot OKOT? Bent u van plan om het aanbod nog verder uit te breiden? Indien ja, naar welke sectoren wordt dan gekeken? Wordt er ook actief geprospecteerd bij de diverse sectoren om eventuele nieuwe opleidingsnoden snel te detecteren?
Hoe zit het met de begeleiding van mensen die zo’n traject afronden of stopzetten? En hoe zit het met de screening voor het aanvatten van een OKOT? Waar zijn er nog verbeteringen mogelijk? Hoe gaat u om met de kritiek vanuit de verpleegkundesector met betrekking tot het niet meer toelaten tot OKOT van hooggeschoolden die reeds een diploma hebben? Zult u eventueel de beslissing voor die sector herzien?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb recent ook nog een schriftelijke vraag gesteld over die trajecten. Ik ben het met de heer Bothuyne eens dat het een interessant instrument is om het activeren van werklozen en het invullen van knelpuntvacatures te verzoenen.
Wat me wel opviel, is dat er geen opvolging gebeurt van het aantal mensen dat na de opleiding ook effectief doorstroomt naar die specifieke knelpuntberoepen waarvoor ze de opleiding hebben gevolgd. Op die manier zou de return van de maatregel specifieker ingeschat kunnen worden en zou de opleiding waar nodig ook gespecifieerd kunnen worden.
Wat dat laatste betreft, heb ik begrepen dat tegen mei de resultaten beschikbaar zullen zijn van een detailopvolging die is opgestart in tien groepen cursisten. Het heeft weinig zin om op die cijfers vooruit te lopen, maar misschien kunt u wel een bevestiging en een stand van zaken daaromtrent geven.
Ik wil ook benadrukken dat die relatief grote uitval jammer is. Ik vond het goed nieuws dat de vernieuwde samenwerkingsovereenkomst over de begeleiding van de cursisten, die in september 2014 werd afgesloten met het merendeel van de onderwijsinstellingen, ook standaard gehanteerd zal worden vanaf september 2015. Zijn alle voorbereidingen daarvoor inmiddels getroffen, of moeten er nog zaken geregeld worden?
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, de kwestie van de OKOT’s is heel interessant. De opleiding is een succes, dat kunnen we niet ontkennen. Wat me toch opvalt, is de 25 procent betrokkenen die na een half jaar nog geen job heeft. De helft van de cursisten krijgen na hun OKOT-opleiding nog verdere begeleiding, dat lijkt me heel zinvol en nuttig voor de cursisten in hun zoektocht naar werk. Het is belangrijk om te kijken naar de oorzaken van de niet zo succesvolle toeleiding naar een job. Hebt u een idee van wat die oorzaken zijn?
Vaak gaat het over knelpuntvacatures met een negatieve connotatie. Sommige van de beroepen zijn niet echt aantrekkelijk voor werknemers, vaak wegens de werkuren of de zware arbeid.
Elk jaar worden er meer dan duizend OKOT’s stopgezet. De opleidingen duren één tot drie jaar, de werkzoekenden die zijn ingeschreven behouden hun uitkering en de kosten voor het inschrijvingsgeld en het lesmateriaal neemt de VDAB voor zijn rekening. Aan de stopzettingen hangt dus ook een prijskaartje, dat is niet meer dan normaal. Een betere screening van de deelnemers zou handig zijn om de stopzettingen een halt toe te roepen. Zult u als minister van Werk een betere screening op touw zetten?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, het meer gedetailleerde onderzoek is juist de informatie, dat zullen we dus effectief doen.
Mijnheer Bothyune, inzake de cijfers, kan ik u meegeven dat in 2014 5579 unieke cursisten gestart zijn in een OKOT-traject. Alle andere cijfers – niet gevraagd – heb ik bij me. Ik laat ze via de commissiesecretaris op de banken ronddelen. Het zijn 15 pagina’s met cijfers, u kunt er gerust weer een paar gazetten mee vullen. (Gelach)
Ik zal het aanbod van de OKOT-VDAB uitbreiden en ik wil daarbij vooral inzetten op de technische richtingen, ik hoef u niet uit te leggen waarom. Het betekent concreet dat we een aantal nieuwe OKOT’s zullen opstarten. Ik veronderstel, mevrouw Talpe, dat er effectief voorbereidingen voor zullen worden getroffen. Ik denk aan hbo Bouw, aan de Se-n-Se opleiding stuur- en beveiligingstechnieken en aan het tweedekansonderwijs residentieel elektrotechnisch installateur. Dit zijn enkele voorbeelden. Naast het nieuwe aanbod zal ook het huidige aanbod worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar een bijkomende provincie. Over een aantal andere beroepen zijn het overleg en de onderhandelingen nog lopende.
Mijnheer Bothuyne, in tegenstelling met wat u en mevrouw Talpe zeggen, worden alle werkzoekenden die een OKOT-VDAB opstartten, nadien door de VDAB begeleid. Dat wil ik toch duidelijk stellen. Bij diegene die een diploma hebben behaald, komen de gerelateerde beroepen als voorkeurberoep in het dossier van de werkzoekende terecht, dat lijkt me logisch. Er zal gericht worden bemiddeld op de vacatures die overeenstemmen met het behaalde diploma. Dat lijkt me vanzelfsprekend. Zodra iemand een job heeft, zetten we ons natuurlijk weer in op mensen die geen job hebben. Wie een job heeft, hoeft niet meer begeleid te worden.
Wanneer een traject wordt stopgezet, wordt de werkzoekende geheroriënteerd naar een ander jobdoelwit. In functie van dat nieuwe jobdoelwit wordt opnieuw bemiddeld.
Ik ben het wel eens met mevrouw Van Eetvelde dat we moeten inzetten op de screening van de werkzoekende. We zullen versterkte aandacht besteden aan bemiddeling. We zien immers dat we nog meer kunnen inzetten op een goede inschatting van de mogelijkheden en de drempels voor de werkzoekende.
Soms laat iemand weten welke opleiding hij graag wil volgen. Ook in het kader van een dergelijke opleidingsvraag zullen we eerst screenen of dat het meest geschikte traject is voor die persoon. Op termijn moeten we zo meer adequate profielen toeleiden naar de juiste opleidingen. De betere screening moet de uitval uit deze OKOT’s doen afnemen en het aantal uitgereikte diploma’s doen toenemen.
Voor de professionele bachelor verpleegkunde gelden gewoon dezelfde toelatingsvoorwaarden als voor de andere OKOT-VDAB-opleidingen. Het lijkt me een juiste filosofie dat werkzoekenden die al een professionele bachelor of ander hoger diploma hebben, zich niet via een VDAB-opleidingscontract kunnen omscholen tot een andere professionele bachelor. Belangrijk is dat er wel uitzonderingen op deze regel mogelijk zijn. Bij die uitzonderingen wordt rekening gehouden met het individuele arbeidsmarktperspectief. Zo kan het bijvoorbeeld wel als het huidige diploma weinig of geen kansen op de arbeidsmarkt biedt. Het kan ook als de huidige job door fysieke of mentale redenen niet meer mogelijk is. En het kan ook als een oudere werkzoekende op die manier langer aan de slag kan blijven. Zo kunnen we maatgerechte afwijkingen toestaan. Dat gebeurt vandaag al zo. Beweren dat iedereen na een eerste bachelor nog een tweede kan behalen via dit systeem, is echter niet juist.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord, zowel op het vlak van de cijfers als van de uitleg. Ik ben blij dat u hierover overleg voert met de sectoren en naar ik veronderstel ook met het onderwijs. Het OKOT-systeem heeft ondertussen zijn merites bewezen. Het is duidelijk dat we er verder op moeten inzetten. Ik ben ook blij dat u de versterkte screening en de bemiddeling verder wilt versterken en verbeteren.
Ik werd vrij recent aangesproken door iemand die werd ontslagen, outplacement volgt en volop haar opzegtermijn aan het uitdoen is. Via het tweedekansonderwijs volgt ze een bijkomende opleiding, als ik me niet vergis, is het kinderverzorging. Ze wil correct zijn ten aanzien van haar werkgever en doet dus haar opzegtermijn uit. In onderling overleg kan ze de opleidingen volgen. Ze stelt echter vast dat heel veel cursisten die bij haar zitten ook recent werden ontslagen, maar het opleidingstraject gratis kunnen volgen en hun uitkering behouden. Ze is geen vragende partij voor de uitkering, maar het steekt wel dat zij, omdat ze nog in opzeg is, wel moet betalen voor de opleiding en het lesmateriaal en haar werkzoekende ex-collega’s van hetzelfde bedrijf zonder opzegperiode niet.
De reden daarvoor is heel eenvoudig. Wie bezig is met een opzegtermijn is werknemer en wordt dus ook als werknemer beschouwd. De opleiding is betalend voor werknemers, het kan dus niet anders.
Ik begrijp uw antwoord. Ik heb haar dat ook gezegd. De betrokkenen zitten in outplacement, weet dat ze straks werkzoekend zullen zijn. Bovendien doen ze een inspanning om al snel te herscholen tijdens hun opzegperiode, in outplacement. Zij moeten er echter extra voor betalen in vergelijking met werkzoekenden. Ze zouden ook eerst hun opzeg kunnen uitdoen, dan bij de VDAB aankloppen, een uitkering opstrijken en de kosten laten doorrekenen. Misschien moet toch eens worden bekeken of er geen uitzondering kan worden gemaakt voor de mensen in outplacement.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Ik vind het heel goed dat het aanbod zal uitbreiden. Ik wil toch nog eens benadrukken dat rekening moet worden gehouden met het vraaggerichte aanbod dat echt afgestemd is op de realiteit van de arbeidsmarkt. Ik denk hierbij vooral aan de hardnekkige knelpuntberoepen, aan de lokale, regionale en de sectorale noden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.