Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, eind vorige maand vond hier al een uitgebreid debat plaats naar aanleiding van een interpellatie van mevrouw Turan over het Transatlantic Trade and Investment Partnerschip (TTIP). Ik hoef de leden van deze commissie dus zeker niet uit te leggen wat het inhoudt. Ik geef toch mee dat het een handelsakkoord is tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Het TTIP wil handelsbarrières verwijderen in een groot aantal economische sectoren, om zo de handel in goederen en diensten tussen de EU en de Verenigde Staten te vergemakkelijken alsook investeringen in elkaars economieën. Het verdrag zal in ieder geval ingrijpende gevolgen hebben voor alle EU-lidstaten. Dat is zeker.
De meest heikele kwestie is de beschermingsconstructie voor investeerders. Investeerders die vinden dat ze worden geschaad als het gastland de regels verandert, zouden dat gastland voor een internationaal arbitragetribunaal of panel mogen dagen, dat volledig los zou staan van nationale rechtssystemen. Dat alles wordt geregeld in het zogeheten ISDS-mechanisme (Investor-to-State Dispute Settlement).
Er zou wel sprake zijn van een aantal uitzonderingsgronden waar overheden in alle geval het recht behouden om regelgevend op te treden: gezondheid, veiligheid, databescherming, maar ook bijvoorbeeld patrimonium van uitzonderlijk historisch of cultureel belang. De vraag is – en die wil ik ook graag aan u stellen – of er hier ook sprake is van de bescherming van nationale talen als een legitieme exceptiegrond.
Het gebruik van het Nederlands in een internationale economische omgeving staat in ieder geval onder druk. Daarvoor verwijs ik naar een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 2013 dat het Vlaamse Taaldecreet in strijd was met het recht van de Europese Unie op vrij verkeer van werknemers. We hebben in dit parlement in maart 2014 een wijziging goedgekeurd aan het Taaldecreet, als gevolg van die uitspraak.
Sinds die wijziging, sinds 2 mei 2014, kan bij een individuele arbeidsovereenkomst met een grensoverschrijdend karakter een bijkomende versie opgemaakt worden in een officiële taal van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte (EER). Deze bijkomende versie is dan ook rechtsgeldig.
De FOD Economie bereidt momenteel een impactstudie voor over de gevolgen van het TTIP voor de economische ontwikkeling van onze ondernemingen en voor de werkgelegenheid. Er is echter geen enkel zicht op de impact van het TTIP op het gebruik van het Nederlands in de economische sfeer en a fortiori ook het Vlaamse Taaldecreet. Het lijkt mij dan ook logisch en proactief dat de Vlaamse Regering de gevolgen voor het taalgebruik in economische relaties en arbeidsverband van het TTIP zo snel mogelijk onderzoekt.
Minister-president, bent u bereid om in het licht van het TTIP de gevolgen voor het taalgebruik in economische relaties in Vlaanderen te onderzoeken? Ik wijs in het bijzonder op de inpassing van een ISDS-clausule. Welke stappen wilt en kunt u ondernemen om het aandachtspunt van de nationale talen op het Europese forum te brengen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Mijnheer Janssens, in de commissie Buitenlands Beleid en in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement hebben we inderdaad reeds uitvoerig gedebatteerd over het TTIP, het handelsverdrag dat in voorbereiding is tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Dat is een zeer belangrijk dossier, uiteraard voor de vele Europese bedrijven en meer in het bijzonder voor veel Vlaamse bedrijven. Onder meer de baggerbedrijven zouden, wanneer er een goed verdrag wordt afgesloten, de voordelen van die betere afspraken kunnen ondervinden. Tegelijk is het van belang voor de consumenten in Vlaanderen en de rest van Europa.
Ik kijk uit, minister-president, naar uw antwoord over het taalgebruik. In verband met de gevolgen van het TTIP op het taalgebruik in economische relaties, wijs ik op wat de voorbije jaren reeds is gebeurd, in het Vlaams Parlement en zelfs op het federale niveau. Er zijn stappen gezet. Het zijn natuurlijk resoluties, en ik erken de waarde daarvan. Maar het is een belangrijk signaal dat ook op het federale niveau, met onze Franstalige landgenoten, het belang wordt erkend van die culturele exceptie.
Ik verwijs dus naar die resoluties die in het Vlaams Parlement en federaal zijn aangenomen. Daarin staat onder meer: “In de lidstaten en regio’s van Europa bestaan vele taal- en cultuurgemeenschappen. Die culturele verscheidenheid werd altijd beschouwd als een van de grote rijkdommen van Europa.” Het belang van verschillende talen wordt dan ook dus reeds uitdrukkelijk benadrukt in die resolutie, in dat signaal dat vanuit ons Vlaams Parlement werd gegeven, en tegelijkertijd vanuit het federale niveau.
In de overwegingen van diezelfde resolutie heeft men het over het feit dat het Handvest van de Grondrechten bepaalt dat “de Unie (...) de culturele, (...) en taalkundige verscheidenheid” moet eerbiedigen.
Alvast deze twee citaten nemen voor onze fractie toch al wel een hele reeks twijfels weg, voor zover die al mochten bestaan, over de bescherming van het Nederlands binnen het TTIP. Minister-president, ik kijk echter uit naar uw toelichting.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, ik zal natuurlijk niet herhalen wat we hier in het heel interessante debat van een tijdje geleden hebben gebracht. Ik heb toen uitvoerig toelichting kunnen geven bij het TTIP. Ik heb toen ook gezegd dat we naast onze offensieve belangen ook defensieve belangen te verdedigen hebben. Collega’s, de offensieve belangen liggen voor de hand. Vlaanderen, als open economie, als land dat leeft van de export, heeft er een enorm belang bij dat we een aantal van die handelsverdragen kunnen sluiten, om tariefbelemmeringen te kunnen wegwerken, om niet-tarifaire belemmeringen te kunnen wegwerken, om quota te kunnen wegwerken. Ik heb toen bij de bespreking ook voorbeelden gegeven van mogelijke stijgingen van onze export, goed voor onze economie, als die zaken zouden worden gerealiseerd.
We hebben inderdaad ook defensieve belangen. We hebben immers van meet af aan gezegd dat er een aantal uitzonderingen zijn, die geen deel mogen uitmaken van deze akkoorden. Ik denk dat ik daar zeer breedvoerig op heb geantwoord. Ik heb ook verwezen naar het mandaat dat de Commissie heeft gekregen en dat, wat mij betreft, geruststellend is. Ik heb er echter ook aan toegevoegd dat we dit dossier op de voet willen blijven volgen.
De Vlaamse belangen worden vanuit het Departement internationaal Vlaanderen (DiV) nauwgezet opgevolgd, geanalyseerd en bijgestuurd waar dat moet. Ik kan u zeggen dat hiermee aan de regels qua taalgebruik in de economische relaties in Vlaanderen niet wordt geraakt. Volgens het departement is er dus ook geen nood aan bijkomend onderzoek. Het is trouwens zo dat alle andere vrijhandelsakkoorden die in het verleden zijn gesloten, nooit enige impact hebben gehad op de taalspecifieke regels in Vlaanderen. Vrijhandelsakkoorden, die vooral de handel in goederen en diensten willen faciliteren, hebben daaromtrent geen specifieke doelstellingen.
Ik kom tot de tweede vraag. Er is mijns inziens geen actie nodig. Alle officiële talen van de Europese Unie zijn erkend door de verdragspartijen. De heer Vanlouwe heeft trouwens nog verwezen naar het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Ik ben vergeten welk artikel het is, artikel 4 of 5, maar dat erkent expliciet de binnenstatelijke realiteiten van de lidstaten. U weet dat Vlaanderen destijds, toen deze ‘grondwet’ tot stand is gekomen, daar enorm sterk op heeft gewogen, om ervoor te zorgen dat een aantal bepalingen zouden worden opgenomen.
Bovendien stelt het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie heel duidelijk dat de diversiteit die de Europese Unie karakteriseert, moet worden gerespecteerd. Ik verwijs naar de preambule. Ik verwijs naar de algemene principes. Ik citeer: “De overeenkomst mag geen bepalingen bevatten die een risico inhouden op aantasting van de culturele en taalkundige diversiteit van de Unie of haar lidstaten (...).”
De heer Janssens heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord is enigszins geruststellend. U zegt dat alle officiële talen erkend zijn, dat er niet wordt geraakt aan het taalgebruik. Nu, mijn bekommernis was natuurlijk ingegeven door eerdere onaangename ervaringen met de EU-regelgeving en vooral met de EU-regelgevingsdrift, die – ik heb er daarstraks al naar verwezen – ervoor heeft gezorgd dat we vorig jaar nog ons taaldecreet moesten wijzigen. Ik vind dat we daarop moeten blijven terugkomen, want die bescherming van het Nederlands als taal in de bedrijven is een fundamentele sociale verworvenheid hier in Vlaanderen. We hebben na een heel lange ontvoogdingsstrijd in 1973 dat belangrijke Taaldecreet aangenomen. Veertig jaar lang was daar geen enkel probleem mee, tot die uitspraak van het Europees Hof van Justitie in 2013, waarbij dat Hof dan plots vond dat dit Taaldecreet een belemmering was voor werknemers, in elk geval voor werknemers binnen de Europese Unie. Voor werknemers buiten de Europese Unie was er volgens het Europees Hof van Justitie dan weer geen enkel probleem.
Nu was mijn vraag ook ingegeven door het feit dat de Nederlandse regering een studie heeft gemaakt die, op basis van de teksten die voorliggen, een zo goed mogelijk beeld probeert te schetsen van de maatschappelijke gevolgen. Ik neem echter aan dat uw agentschap het bij het rechte eind heeft als het zegt dat we ons geen zorgen moeten maken wat het taalgebruik betreft, dat er geen repercussies zijn van het TTIP op het gebruik van het Nederlands in het economische leven.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw toelichting. Ik kan alleen maar vaststellen dat zelfs de oppositie is gerustgesteld door uw betoog. Mijnheer Janssens, ik wil daar nog iets extra’s aan toevoegen. Een kleine twee weken geleden was er in het Comité van de Regio’s een debat met niemand minder dan Europees commissaris Malmström. De leden van het Comité van de Regio’s – en ook collega Hendrickx en andere collega’s waren daarbij aanwezig – konden haar heel specifiek over het TTIP ondervragen. Er zijn meerdere vragen gesteld over de culturele exceptie, onder meer door onze fractie. Zij heeft heel nadrukkelijk nogmaals bevestigd dat binnen het mandaat die uitzondering voor die audiovisuele diensten reeds is verworven. U moet er dus klaarblijkelijk niet aan twijfelen dat dit ook zo zal zijn.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik heb dat daarstraks niet gezegd in mijn antwoord op uw vraag, maar het is zo dat het arrest van het Hof van Justitie geen betrekking heeft op deze materie, maar wel op het vrij verkeer van werknemers. Daarbij moge uitdrukkelijk duidelijk zijn dat het Nederlands absoluut de taal blijft die op straffe van absolute nietigheid voorgeschreven blijft in alle sociale betrekkingen. Individuele arbeidsovereenkomsten moeten in het Nederlands zijn. In welbepaalde gevallen kan daar ook een andere tekst aan worden toegevoegd, voor zover het om een taal van de Europese Unie gaat enzovoort. Het decreet is in die zin aangepast, maar aan de fundamentele taalregeling is op dat punt ook niets veranderd. Maar nogmaals, dat heeft betrekking op het vrij verkeer van werknemers binnen de Unie. Het heeft geen betrekking op het TTIP dat op de sporen staat en waarover negotiaties bezig zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.