Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
M&L is een tweemaandelijks tijdschrift waarin overheden en externe specialisten informeren over de wereld van monumenten, landschappen, archeologie en erfgoedzorg in Vlaanderen. Relicta is het tijdschrift voor wetenschappelijk onderzoek op het vlak van archeologie, bouwkundig erfgoed en landschap.
Tijdens de begrotingsbespreking uitte ik al mijn ongerustheid over de afschaffing van beide tijdschriften en vooral die van M&L. Als antwoord op mijn betoog antwoordde u, minister-president – en ik citeer uit het verslag: “De afschaffing van de tijdschriften is inderdaad niet opgenomen in de begroting of de beleidsnota. Het is een beslissing van het directiecomité van het agentschap. De minister-president was er zelf door verrast. De administrateur-generaal heeft verklaard dat de afschaffing niet ingaat vanaf 2016,” – en dat is wellicht een fout in het verslag, ik vermoed dat het 2015 moet zijn – “de publicaties blijven vooralsnog wat ze zijn. De kostprijs van ongeveer 400.000 euro voor een zeer beperkte oplage van wetenschappelijke publicaties – 2000 exemplaren voor M&L waarvan 1300 betalende” – abonnees dus – “en maar 41 afnemers voor Relicta – bestaat uit 96.000 euro plus de kosten voor 6 vte. De opbrengst van de advertenties bedraagt 13.000 euro. Het is volgens de minister-president dan ook een goede zaak om te kijken of het vooropgestelde doel niet op een efficiëntere manier kan worden bereikt. De administrateur-generaal meent dat er – gelet op de talrijke wetenschappers en professoren die gratis meewerken – een oplossing kan worden gevonden in samenwerking met de universiteiten. Men is daarmee in dialoog om te kijken of het doel op een andere en goedkopere manier kan worden gerealiseerd. Er zal ook met de restaurateurs worden gesproken. Is het overigens een kerntaak van de overheid om wetenschappelijke publicaties te verzorgen? De minister-president kent de exacte cijfers van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen niet.” – Dat was een antwoord op een vraag van de heer Caron. – “Dat behoort tot de bevoegdheid van minister Gatz. Hij meent wel te weten dat er daar een externe uitgever is die met een subsidie werkt.” – Dus met een ander systeem – “Met het agentschap is afgesproken om in de loop van 2015 een alternatief uit te werken.”
De tijdschriften zijn zeer verschillend, vandaar dat ik via een schriftelijke vraag, ingediend op 26 november 2014, om extra en opgesplitst cijfermateriaal heb gevraagd. Uit deze cijfers bleek duidelijk dat het tijdschrift M&L dubbel zoveel inkomsten genereert als uitgaven. Voor 2013 bedroegen de kosten ongeveer 30.000 euro, maar er kwam 67.000 euro binnen, advertenties inbegrepen weliswaar. Relicta daarentegen is wel een grote kostenpost.
Daarnaast bleek dat de inkomsten van M&L jarenlang werden gebruikt om Relicta mee te financieren. Het aantal personeelsleden is voor M&L een tweetal, merkelijk lager dan de vier voor Relicta. Het zou dan ook bijzonder jammer zijn als beide tijdschriften op dezelfde wijze zouden worden behandeld en tegelijk zouden moeten verdwijnen.
Minister-president, moet er in het kader van de besparingsoperatie enerzijds en een kerntakendebat anderzijds geen duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen beide tijdschriften, gezien het verschil in de opzet, kost, inkomsten enzovoort? Hoever staat het agentschap met de aangekondigde hertekening van communicatie- en publicatiebeleid? Als het publiceren van M&L geen overheidstaak meer zou zijn, zouden de middelen van het M&L-fonds dan kunnen worden overgedragen aan derden zodat de traditie van M&L kan worden voortgezet?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Men kan zich inderdaad afvragen in hoeverre het noodzakelijk is dat de overheid eigen wetenschappelijke tijdschriften uitgeeft. De overheid moet zich in eerste instantie concentreren op haar kerntaken en communiceren over het beleid. Daarnaast kan ze via ondersteuning en subsidies projecten uit het middenveld of de onderwijswereld stimuleren. Dat kan ook het draagvlak voor Onroerend Erfgoed verhogen.
Tijdens de besprekingen van de beleidsnota hebt u, minister-president, aangegeven dat de leidend ambtenaar van het Agentschap Onroerend Erfgoed zal nagaan in hoeverre in de toekomst kan worden samengewerkt met universiteiten om een alternatief tijdschrift te publiceren, dat vrij toegankelijk is.
Heeft uw administratie intussen overleg gepleegd met het wetenschappelijk middenveld of de onderwijswereld? Hebt u alternatieven nagegaan? Op 19 januari 2015 werd een vernieuwde samenwerkingsovereenkomst ondertekend tussen het Agentschap Onroerend Erfgoed en de KU Leuven. Werd hier ook iets opgenomen met betrekking tot een tijdschrift?
De heer Caron heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de goede vraag van mevrouw Brouwers, die intelligent is opgesteld. Als het zo is, zeg ik het graag hardop.
Ik deel in elk geval haar bekommernis omtrent het ontsluiten en toegankelijk maken van wetenschappelijke bevindingen inzake onroerend erfgoed. Ik heb er geen enkele moeite mee dat er met de academische wereld contact wordt gezocht, integendeel, om een en ander aan haar over te dragen.
Ik wil wel relativeren: op andere terreinen heeft de Vlaamse overheid wel eigen wetenschappelijke publicaties. Het is een discussie over het geslacht der engelen. Het Landbouwrapport (LARA) verschijnt elk jaar, het is een wetenschappelijke studie van de actuele toestand van de landbouw. Je hebt het Visserijrapport (VIRA) en de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND). Ook op het vlak van roerend en cultureel erfgoed zijn er voorbeelden. Het is geen punt van mijn geloof dat de overheid het zelf zou doen.
Mevrouw Brouwers geeft zelf al aan dat er een belangrijk onderscheid is tussen M&L, dat eerder populariserend is, en Relicta, dat veeleer echt een wetenschappelijk vakblad is. Er is een nuanceverschil. Ik zou het fijn vinden, minister-president, als de overheid toch minstens één publicatie zou hebben die haar stempel draagt en mee het beleid dat u voert en de visie die in het beleid aanwezig is, etaleert.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik ben zeer geëmotioneerd door het feit dat er 41 afnemers zijn. Misschien kan men die lijst eens publiceren.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, de essentie van de zaak is niet de kostprijs. Die is veel groter dan wat in het antwoord op de schriftelijke vraag staat, zoals ik heb meegedeeld bij de bespreking. Het is niet altijd perfect in te schatten dag per dag, er werken ook mensen aan wetenschappelijke artikels en dat kun je niet altijd in een strak tijdschema gieten, maar gemiddeld zijn er volgens de administrateur-generaal zes vte betrokken bij de uitgave van die beide tijdschriften. Die moet je er nog bovenop tellen, plus een aantal vaste kosten. U weet dat we, als we de kostprijs van medewerkers berekenen, er een paar tienduizenden euro’s per jaar moeten bijdoen voor infrastructuur, verwarming, logistiek enzovoort. Dat zit hier niet in. Tot uw oefening kom je als je de naakte cijfers bekijkt.
De vraag is: wat is een kerntaak van de overheid? Mijnheer Caron, u zegt dat er andere overheidsinstanties zijn die publicaties hebben. Dat is evident. Als VRIND niet zou publiceren, mogen we VRIND opdoeken. VRIND is de studiedienst van de Vlaamse overheid en bezorgt daarover rapporten. Ik denk aan de projecties van de bevolking, die recent zijn verschenen. Dat is een nuttig werkinstrument. Die studies laten toe om beleid te voeren. Het is evident dat we een eigen studiedienst hebben. Ze maken conjunctuurvooruitzichten enzovoort. Een moderne overheid moet dat hebben. Andere diensten maken uiteraard ook jaarrapporten. Ook als beide tijdschriften zouden verdwijnen – maar het gesprek daarover loopt en we kijken welke formules eventueel mogelijk zijn –, zal Onroerend Erfgoed nog publicaties verzorgen en communiceren over het beleid.
Moeten we het als een kerntaak beschouwen dat de overheid die tijdschriften uitgeeft? U hebt gelijk, mijnheer Caron: M&L is meer populariserend, het andere is zeer wetenschappelijk. Mijnheer De Croo, het is zeer moeilijk om te zeggen naar wie die veertig verkochte exemplaren gaan. Dat zijn geen abonnees. Voor M&L zijn er maar 1328 betalende abonnees. Het is een oplage van 2500. Amper 1328 mensen betalen ervoor. Als het eerder populariserend is, mijnheer Caron, kunnen we ook zeggen dat het populus er maar in heel kleine mate door wordt bereikt. Misschien is het wel interessant om een oefening te doen in samenwerking met universiteiten of privé-uitgeverijen. Maar ik wil erop wijzen dat Openbaar Kunstbezit ook niet met een groot aantal afnemers zit. Dat is een vzw die een subsidie krijgt, een veel kleinere subsidie dan wat wij eraan besteden bij Onroerend Erfgoed. Maar ook dat aantal afnemers en of geïnteresseerden daalt. Dat weet u beter dan ik, mijnheer Caron.
Het is inderdaad een tikfout, mevrouw Brouwers, dat er in 2015 niets gebeurt. Er wordt gewerkt aan een dialoog om te kijken naar mogelijke oplossingen. De resultaten worden verwacht tegen het midden van het jaar. Het agentschap heeft daarvoor de ondersteuning gevraagd van Flanders DC, dat een methodiek heeft aangeleverd en een aantal rondetafels zal modereren. Dat zijn werksessies, onder andere met de universiteit en de betrokken sectoren. Ik verneem dat ook deze commissie zal worden uitgenodigd, een selectie toch, want er is telkens ruimte voor zes mensen. Dat kunt u uitmaken binnen de commissie, voorzitter. Het zal plaatshebben op 29 april 2015 van 9 tot 13 uur in het Vlaams Administratief Centrum (VAC) in Leuven. Dat zou een thuismatch voor u zijn, mevrouw Brouwers. Het zijn zaken die ik ter plekke verneem. Er zullen vakexperten, academici, lokale besturen, burgers en parlementsleden zijn. Dat zal bijdragen aan het zoeken naar een definitieve oplossing.
Voor het uitgeven van een tijdschrift, als er tenminste een publiek voor is, zullen er formules moeten worden gevonden die daaraan een dynamiek geven en zorgen voor een groter bereik. Je kunt nog zo hardnekkig voorstander zijn van dit soort publicatie, en dat zijn we allebei, maar het is allemaal niet zo evident. Er is ook een privépublicatie Het Monument. Ik had de grote eer om op de cover van het eerste nummer te mogen staan, maar het is intussen ter ziele gegaan.
Tot slot, collega Brouwers, het antwoord op uw derde vraag is negatief. Het fonds is een begrotingsfonds met variabele kredieten. Die middelen kunnen niet op een andere manier worden gehaald. In zo een fonds mag je alleen als uitgaven boeken wat je hebt als inkomsten in de loop van dit jaar. Als dit niet gebeurt, gaat men ESR-matig in het rood en moeten andere compensaties worden gezocht. Dat is typisch aan deze begrotingsfondsen. U kent de techniek. Men kan niet vrij over de inkomsten beschikken en ze voor andere doeleinden aanwenden. De regel is dat inkomsten en uitgaven in evenwicht moeten zijn. Men mag alleszins niet meer uitgaven hebben dan inkomsten om te vermijden dat men ESR-matig in de problemen komt.
Collega Van Werde, de overeenkomst met de KU Leuven slaat niet daarop. Er werd een raamovereenkomst gesloten tussen de KU Leuven en het agentschap. De KU Leuven wordt betrokken bij de rondetafelgesprekken.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik ben het gedeeltelijk eens met collega Van Werde als ze zegt dat het misschien geen kerntaak is voor de overheid om een echt wetenschappelijk tijdschrift uit te geven. Relicta is met 41 afnemers zo een echt wetenschappelijk tijdschrift. We moeten ons hiervan bewust zijn en er heel grondig over nadenken. Mijn vraag ging voornamelijk over M&L met zogezegd ‘maar’ 1328 abonnees. Dat is toch niet slecht voor een meer gespecialiseerd, zij het vulgariserend tijdschrift dat toch al dertig jaar bestaat. Kunnen we niet verder bouwen op wat al bestaat?
Ik wil gerust afwachten en kijken wat de commissie in april zal voorstellen. We moeten daarnaar luisteren en als we als parlementslid aan de vergaderingen kunnen deelnemen, des te beter. Ik ga graag op de uitnodiging in. Stel dat M&L definitief verdwijnt, dan zou ik toch de optie willen openlaten om, zoals voor het openbaar kunstbezit, met een vzw en een subsidie te werken. Het is ondertussen het enige min of meer bekende populariserend werk dat daaromtrent in Vlaanderen bestaat. Dat gewoon weggooien, zouden we jammer vinden. Nu moeten we afwachten wat de commissie binnenkort zal voorstellen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
We moeten inderdaad afwachten. Er is een dialoog en we kunnen erbij betrokken worden. Ik moet me corrigeren betreffende OKV: daar is de totale oplage 44.000 exemplaren. Het is ook dalend, maar toch nog een behoorlijk aantal. M&L gaat echter van iets meer dan 6000 abonnees naar 1328. Dat kan geen succesverhaal worden genoemd. Misschien zijn er diverse formules mogelijk. Het terrein ligt open om te zien wat mogelijk is. Als je ziet dat een vzw met een beperktere overheidstoelage toch een bereik heeft van 44.000 mensen, dan moeten we nadenken over de beste formule of hier ook een bereik kan zijn, zodat we de populariteit van een meer populariserend tijdschrift kunnen uitbreiden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.