Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, met de zesde staatshervorming kreeg het Vlaamse Gewest een pak nieuwe bevoegdheden, ook inzake verkeersveiligheid. Niet alleen zullen de gewesten zelf de snelheidsregimes, behalve op de autosnelweg, kunnen bepalen, ook de boetes die geheven zullen worden voor inbreuken op de gewestelijke reglementering zullen worden doorgestort naar de gewesten.
In het verleden werd dit Verkeersveiligheidsfonds voornamelijk benut door de politiezones. Er was een zekere vrijheid in de benutting van die budgetten, zolang ze maar werden ingezet op handhaving en sensibilisering om de verkeersveiligheid te bevorderen.
Dit Verkeersveiligheidsfonds komt, wat snelheidsboetes buiten de autostrades betreft, nu naar de gewesten. De gewesten kunnen echter geen financiële bijdragen leveren aan de politiezones. Onze fractie vroeg daarom om deze boetemiddelen toch te blijven inzetten voor lokale investeringen in verkeersveiligheid, maar dan eventueel wel met een bredere scope: niet enkel handhaving en sensibilisering, maar ook verkeersveiligheidsinfrastructuur.
Natuurlijk zou een leeg fonds nog beter zijn. Dat wil zeggen dat iedereen zich aan de snelheidsbeperkingen zou houden. Maar zolang we toch moeten handhaven omdat mensen zich voorlopig nog niet aan de regels houden, kunnen we die boetes het best positief aanwenden.
In uw beleidsnota gaf u aan dat u toch zinnens was die middelen geoormerkt te laten en ze te blijven inzetten voor investeringen in verkeersveiligheid. Gelukkig maar. Ik citeer: “Ik bouw aan een vooruitstrevend Vlaams verkeersveiligheidsbeleid. Vlaanderen zal maximaal gebruikmaken van de in het kader van de 6e staatshervorming overgehevelde bevoegdheden inzake rijopleiding, educatie en sensibilisering, normering, toezicht en handhaving. Inkomsten uit het verkeersveiligheidsfonds bieden extra mogelijkheden voor investeringen in verkeersveiligheid zowel op het vlak van infrastructuur, educatie en sensibilisatie, handhaving en monitoring als evaluatie. Een correcte en tijdige doorstorting van de federaal geïnde bedragen (onmiddellijke inningen, minnelijke schikkingen en penale boetes) is hiervoor essentieel.”
Tijdens de bespreking van de beleidsnota vermeldt het voorlopig verslag hierover onder meer het volgende: “Er werd volgens de minister geopteerd om geen begrotingsfonds te creëren om bijvoorbeeld de middelen van het verkeersveiligheidsfonds of andere inkomsten die gelinkt zijn aan de nieuwe bevoegdheden van de zesde staatshervorming, aan toe te wijzen. Dat belet niet dat die middelen extra mogelijkheden bieden voor investeringen in verkeersveiligheid zowel op het vlak van infrastructuur, educatie en sensibilisatie, handhaving en monitoring als evaluatie. De minister zal dat aankaarten bij de begrotingsbesprekingen. Daarnaast is er nog de problematiek van de correcte doorstorting van de federaal geïnde middelen. Er bestaat een taskforce met alle betrokken federale entiteiten zoals Politie, Binnenlandse Zaken, Justitie en Financiën. Er is nog heel wat afstemmingswerk nodig. De minister hecht groot belang aan een integraal en geïntegreerd beleid betreffende verkeersveiligheid waarin ook handhaving al dan niet in combinatie met de andere maatregelen aan de orde is. Een aantal specifieke vormen van samenwerking met de politie en de lokale zones lopen nu al. Er zijn doelgroepgerichte controles die focussen op zowel risicomomenten, als op risicoplaatsen of risicogedragingen.”
Daarnaast worden de gewesten ook bevoegd om handhaving te doen voor hun eigen bevoegdheden. Dit biedt een opportuniteit om de doelstellingen van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid te halen, die ook zijn ingeschreven in het federale regeerakkoord.
Minister, wat is nu de status van het Verkeersveiligheidsfonds? Hoe zit het met de correcte doorstorting van de federale middelen? Werden er reeds middelen doorgestort? Is er consensus over het bedrag? U verwijst naar een taskforce. Worden uw diensten daarbij betrokken? Op welke manier wilt u die middelen benutten? Gaat u de middelen gelijkmatig verdelen over lokale besturen? Gaat u met een soort open oproep werken voor dossiers? Gaat u met een verdeelsleutel werken? U noemt als mogelijke bestedingen infrastructuur, educatie, sensibilisatie, handhaving, monitoring en evaluatie. Dat is een grote verruiming. Hoe ziet u dit? Bent u bereid ook Vlaamse handhavingsambtenaren in te zetten voor de handhaving van de geregionaliseerde verkeersregels?
De heer Van Miert heeft het woord.
Mevrouw Fournier, u hebt zelf al aangehaald dat een aantal van die dingen al besproken zijn bij de beleidsnota. Ook toen al antwoordde de minister dat de inkomsten uit die bron tot nader order zijn toegewezen aan de post van de algemene middelen. Tenzij ik me vergis, is er binnen de schoot van de Vlaamse Regering nog altijd geen keuze gemaakt over de verdeling van die bewuste middelen uit de pot algemene middelen en de eventuele toewijzing aan het ene of het andere beleidsdomein. Ik denk dat de vraag op dit moment voorbarig is, zeker als het gaat over een verdere toewijzing aan de lokale besturen.
Zonder te willen stellen dat de lokale besturen, indien ze middelen toegewezen krijgen, die niet goed zouden gebruiken, wensen wij vanuit onze fractie eerder de suggestie te volgen die de minister tijdens de bespreking van de beleidsnota al stelde. Indien middelen kunnen worden toegewezen aan een beleidsdomein, opteert hij er namelijk voor die in eerste instantie te investeren in een zaak waarin er nogal wat maatschappelijke druk bestaat op dit moment, namelijk verkeersveiligheid, rijopleidingen en verkeersinfrastructuur. Wij denken dat het in eerste instantie een goed idee is om die piste verder te blijven volgen.
De heer Keulen heeft het woord.
Weet u, het moeten niet per se tegenstellingen zijn. Ik wil vooral de lokale zaak bepleiten. Mensen wonen natuurlijk in een stad of een gemeente. Ze verplaatsen zich daar ook. Het is ook daar dat de verkeersveiligheid vorm moet krijgen. Uiteraard zijn daar kaders voor nodig, preventie en sensibilisering. Dat gebeurt regiogewijs, ook wat opleiding en dergelijke betreft. In de mate dat men de lokale besturen mee kan betrekken in het verhaal, bewijzen we de globale verkeersveiligheid een dienst. We moeten proberen om het gewest en de lokale besturen samen aan één zeel te laten trekken. We mogen dit niet zozeer zien als een of-ofverhaal, maar eerder als een en-enverhaal.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, collega’s, ik zou u erop willen wijzen dat ik eerder al in de commissie een opmerking maakte over het feit dat middelen van het Verkeersveiligheidsfonds worden toegewezen aan een algemene begrotingspost en niet aan een begrotingspost die specifiek met verkeersveiligheid te maken heeft.
Ik heb dat ook ter sprake gebracht in de plenaire vergadering tijdens de begrotingsbesprekingen. Ik had daar een amendement over ingediend, maar dat werd jammer genoeg niet gesteund. Ik had nochtans een klein sprankeltje hoop dat ook een aantal mensen van de meerderheid er gevoelig voor waren en het zouden ondersteunen. Ik had erop gewezen dat het een expliciete vraag was van het Vlaams Forum Verkeersveiligheid om de middelen te alloceren op een specifieke begrotingspost verkeersveiligheid. Lorin Parys heeft toen letterlijk gezegd: “Dat is een vraag die wij ondersteunen.” Toen was het sprankeltje hoop er dat de meerderheid het amendement zou steunen.
Ik had de indruk, minister, dat ook u dat wilde, maar dat u het niet gehaald hebt. Daarom is mijn vraag of u het misschien kunt doen in tweede zit, bij de begrotingscontrole. Zult u dit dan opnieuw op tafel leggen?
Minister Weyts heeft het woord.
De zesde staatshervorming, tjonge tjonge, ik zal dit eens even duiden, hoor. De regionalisering van het Verkeersveiligheidsfonds is niet zo eenvoudig geregeld.
Het federaal Verkeersveiligheidsfonds werd ingesteld door de wet van 2005 betreffende de opmaak en de financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid. Met de zesde staatshervorming werd het artikel 2 van die wet aangepast die de samenstelling, de inkomsten dus, van dat fonds regelt.
Enerzijds maken zodoende vanaf 1 januari 2015 de inkomsten ten gevolge van overtredingen die gelinkt zijn aan de geregionaliseerde bevoegdheden die vervat zijn onder artikel 2 bis van de bijzondere wet, geen deel meer uit van het federaal Verkeersveiligheidsfonds. Ze worden doorgestort aan de gewesten.
Anderzijds werd ook vanaf 1 januari een bedrag van 181 miljoen euro aan het fonds toegevoegd. Een gelijkaardig bedrag werd via de Bijzondere Financieringswet afgehouden van de dotatie aan de gewesten. Zodoende wordt het federale Verkeersveiligheidsfonds en dus ook de daarmee verband houdende financiering van de federale en lokale politie in stand en op peil gehouden.
Cruciaal in dit verhaal zijn nog twee elementen. Ten eerste moet er een eenduidige lijst worden opgesteld van de geregionaliseerde overtredingen die zijn gevat door de doorstortoperatie. Binnen de taskforce Verkeersveiligheidsfonds werd daarvoor eind vorig jaar een eerste voorlopige versie opgesteld, een eerste voorlopige lijst. Die is evenwel niet vrij van discussie. Bij de taskforce zijn trouwens vertegenwoordigers van zowel de federale als de gewestelijke overheid inzake verkeersveiligheid betrokken. Ook mijn administratie zit mee aan tafel, meer in het bijzonder de afdeling beleidsmobiliteit en verkeersveiligheid van het departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Ook de FOD’s Binnenlandse Zaken, Justitie en Financiën zijn erbij betrokken.
De huidige versie is dus een voorlopige versie. Er staan discussiepunten in, bijvoorbeeld als het gaat over de snelheidsovertredingen op de autosnelweg onder aanvullend reglement. Daarbij is ook een regeling getroffen in het kader van de staatshervorming die ook niet even duidelijk is.
Ten tweede moeten in uitvoering van die lijst ook de nodige datastructuren en de gegevensuitwisseling tussen de betrokken federale partijen politie, Justitie en Financiën, opgezet worden. Alle opgestelde pv’s vanaf 1 januari 2015 die betrekking hebben op die overtredingen, moeten worden geïdentificeerd. In sommige gevallen kan het gaan om samengestelde boetes: een boetebedrag dat is samengesteld op basis van verschillende overtredingen, mogelijk ook overtredingen die vallen onder gewestelijke bevoegdheden. Om dat allemaal te stroomlijnen en ervoor te zorgen dat de nodige datastructuren en gegevensuitwisselingen bestaan zodat de rechtmatige doorstorting van de corresponderende geïnde bedragen van onmiddellijke inning, minnelijke schikking of penale boeten, gedaan kan worden, zijn nog wat werkzaamheden vereist.
Uit dat overzicht concludeer ik dat er niet zozeer een consensus moet bestaan over een bedrag, dan wel over de lijst van de betrokken overtredingen in termen van specifieke artikelen van het verkeersreglement en andere reglementaire bepalingen. Men moet dus effectief in het verkeersreglement aanvinken welke overtredingen allemaal op het gewestelijke conto komen.
Aan de kant van de inhouding op de basisbedragen tot financiering van de nieuwe bevoegdheden is het bedrag immers betaald in de Bijzondere Financieringswet. Aan de kant van de ontvangsten zal het bedrag variabel zijn in functie van de pv’s die vanaf januari 2015 worden opgesteld ingevolge inbreuken die worden vastgesteld en de bedragen die onmiddellijk of na verloop van tijd in een procedure kunnen worden geïnd. Men heeft de onmiddellijke inning, de minnelijke beschikking en de penale boete. Op dat vlak is er een voorlopige lijst met nog enige discussiepunten.
Er werden nog geen middelen doorgestort. Enerzijds zou het enkel kunnen gaan om de onmiddellijke inningen van pv’s opgesteld sinds 1 januari 2015. Anderzijds moet de data-uitwisseling tussen die betrokken federale actoren ook op dit vlak nog in orde worden gebracht. We wachten tot de federale diensten Justitie, Binnenlandse Zaken, Financiën een systeem hebben uitgewerkt van data-uitwisseling. Mijn administratie volgt dit natuurlijk op de voet en als actieve partner van de taskforce Verkeersveiligheid.
Aangezien de ontvangsten op dit moment toegewezen zijn aan de algemene middelen, kunnen zij niet rechtstreeks worden aangewend voor investeringen en andere uitgaven ter verbetering van de verkeersveiligheid. Het blijft echter mijn uitdrukkelijke wens en bedoeling om met de bevoegdheden die met de zesde staatshervorming zijn overgekomen, een coherent veiligheidsbeleid te voeren. Het spreekt voor zich dat dit ook kosten met zich meebrengt. Ik zal vragende partij blijven om op zijn minst de kosten voor de uitoefening van die nieuwe bevoegdheden te dekken door de inkomsten aan te wenden die gerelateerd zijn aan de inbreuken op de regionale verkeersreglementering. Dat lijkt me een verdedigbare stelling.
Op dit ogenblik is er een beperkt aantal Vlaamse ambtenaren actief op het vlak van handhaving wanneer het gaat over wegeninspecteurs die de belasting van de assen moeten controleren. Het merendeel van de overtredingen binnen de geregionaliseerde bevoegdheden, wanneer het dus gaat over snelheidsovertredingen, wordt vandaag nog vastgesteld door de politie, dus federale ambtenaren. Op dat vlak sluit ik andere initiatieven niet bij voorbaat uit. We moeten echter ook letten op overhead. Wanneer dat kan via de politie, bijvoorbeeld in geval van snelheidsovertredingen, dan moeten zij dat kunnen blijven doen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn vraag betrof vooral de dotaties aan de politiezones. U hebt daar een heel duidelijk antwoord op gegeven, namelijk dat de dotaties die nu worden gegeven aan de politiezones, behouden zouden blijven. Dat is een federale materie, maar, zoals u zelf zegt, loopt het Verkeersveiligheidsfonds een beetje over de twee niveaus, de federale overheid en het gewest. Het is belangrijk dat de federale overheid 181 miljoen euro toevoegt aan het Verkeersveiligheidsfonds en dat de politiezones dezelfde dotaties behouden.
Het zou goed zijn indien de extra middelen van het Verkeersveiligheidsfonds die naar Vlaanderen komen, worden gebruikt voor de verkeersveiligheid. U zegt dat dit uw uitdrukkelijke wens is. Het zou natuurlijk gemakkelijker geweest zijn indien dat in een afzonderlijke begrotingspost was opgenomen. Dat geld zit nu in de algemene middelen. Mijn fractie is vragende partij om die middelen zeker in te zetten voor verkeersveiligheid. Zoals de heer Keulen al zei, is verkeersveiligheid ook een prioriteit van de lokale besturen. Het zou dan ook goed zijn indien een deel van de middelen van het Verkeersveiligheidsfonds vanuit Vlaanderen naar de lokale besturen zou kunnen terugvloeien zodat zij hun veiligheidsbeleid kunnen voeren.
De heer Keulen heeft het woord.
Als anderen u citeren, kan men niet anders dan dat beamen. Dit is een mooi slot van deze vrome dag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.