Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, op 8 januari hebt u naar aanleiding van een interpellatie van collega Katia Segers de Brusselse ring treffend omschreven als “de meest congestiegevoelige plek van heel Vlaanderen, waar ook het grootste aantal incidenten en accidenten wordt gemeld, alsook het grootste aantal files”. U hebt zelfs gezegd dat de Brusselse ring aan de Europese top staat wat betreft het aantal incidenten en accidenten.
De Vlaamse Regering heeft een plan klaar om daar een fundamentele oplossing aan te bieden, dat is de optimalisatie van de ring, waarbij het doorgaand en het lokaal verkeer van elkaar zullen worden gescheiden en waar ook dynamisch verkeersmanagement zal worden geïnstalleerd zodat wanneer de ring geoptimaliseerd is, de snelheid effectief kan worden aangepast op basis van de drukte, incidenten enzovoort. Dat is inderdaad de oplossing zoals ze moet zijn. Maar de werken hiervoor starten pas op het einde van deze legislatuur. Ondertussen is en blijft de situatie op de R0 bijzonder prangend.
In de commissie hebben een aantal collega’s suggesties gedaan om een aantal kortetermijnmaatregelen te nemen, die niet veel tijd in beslag hoeven te nemen en die ook geen gigantische investeringen met zich mee hoeven te brengen. Een van de suggesties van mij was dat het misschien nuttig zou zijn om te kijken naar andere ringwegen en verkeerswisselaars in Vlaanderen en in alle ons omringende landen waar de snelheid lager ligt dan 120 kilometer per uur, om de evidente reden dat waar er veel weefbewegingen en dergelijke zijn, de kans op incidenten groter is, en dit om de doorstroming te verbeteren en de verkeersveiligheid ten goede te doen komen. Het zou goed zijn om dat ook te doen op de Brusselse ring. U hebt gezegd dat dat voorwerp is van een volgende discussie en dat u met betrekking tot dit punt een aantal studies die in het verleden daarover al gebeurd zijn, nog eens zou opdiepen en laten herbekijken.
Ondertussen heeft uw collega van Mobiliteit en Openbare Werken uit Brussel, minister Smet, een pleidooi gehouden om de maximumsnelheid op de Brusselse ring effectief te verlagen. Hij heeft dat gedaan naar aanleiding van de resultaten die men heeft geboekt op de Parijse Périphérique, waar de snelheid ook verlaagd is. Men heeft vastgesteld dat daar de doorstroming verbeterd is, dat daar minder ongevallen voorkomen en dat de uitstoot verminderd is. Dat is met andere woorden een nagenoeg volledig positieve evaluatie. Naar aanleiding daarvan heeft minister Smet gezegd: laten we hetzelfde doen op onze Brusselse ring.
Uw reactie daarop verbaasde me eerlijk gezegd. Ik weet wel dat het niet de bevoegdheid van minister Smet is. Hij heeft misschien enkele honderden meters onder zijn hoede, maar meer dan dat zeker niet. Het is uw bevoegdheid. U hebt gezegd dat een aanpassing van het snelheidsregime niet aan de orde is. Dat lijkt me toch een reactie te zijn die in tegenspraak is met de tegemoetkoming of de toezegging die u hebt gedaan op 8 januari, waarbij u gezegd hebt dat u naar alle kortetermijnmaatregelen wilt kijken die de situatie op de Brusselse ring kunnen verbeteren.
Minister, bent u al dan niet bereid om een wijziging van het snelheidsregime op de R0 voor de aanvang van de grote werken te overwegen? Hebt u, zoals u hebt aangekondigd in de commissie op 8 januari, inmiddels de opdracht gegeven om de studies uit het verleden weer op te diepen en te herbekijken? In wat heeft dit geresulteerd? Heeft dat tot nieuwe inzichten geleid? Welke lering kan worden getrokken uit wat er is gebeurd op de ring rond Parijs? Wat kan daarvan van toepassing zijn op de situatie in Brussel? Is het niet aangewezen om, gelet op de verdere toename van het verkeer en van de files op de R0 en de stagnatie van de positieve evolutie op het vlak van verkeersveiligheid, een verlaging van de maximumsnelheid op de Brusselse ring door te voeren daar waar die nog 120 kilometer per uur bedraagt?
Minister Weyts heeft het woord.
In reactie op de berichtgeving van Brussels minister Smet, heeft mijn woordvoerder heel kort aan een journalist gezegd dat het om een bevoegdheid van mij gaat, en dat een reactie niet aan de orde is. Ik denk dat dat zowat de lijn was van de reactie. Daarvan maakt men dan wat u hebt geciteerd.
We hebben de discussie nog maar net gevoerd in januari, namelijk dat de laatste studie in verband met een snelheidsverlaging geen overtuigend positief effect omvatte op het vlak van veiligheid en ook niet op het vlak van doorstroming. Ik kan maar zeggen wat die studie zei en wat de professoren ter zake hebben gezegd. We hebben vandaag geleerd dat die mensen heel veel kunnen bijbrengen.
Ik heb ondertussen effectief aan het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en aan het Verkeerscentrum gevraagd om de studie uit 2009 te actualiseren en te kijken of dat nieuwe gegevens zou kunnen opleveren. Ze zullen dit ook doen. De toezegging daaromtrent is gevolgd. Ze doen dat aan de hand van geactualiseerde microsimulatiemodellenen aan de hand van een verkeersveiligheidsanalyse.
Uit de studie van 2009 bleek dat de verkeersveiligheid en de doorstroming afhankelijk zijn van meer dan enkel het snelheidsregime, zeker en vast ook in de specifieke casus van de ring, waarbij men verwees naar de rol van de infrastructuur, de weefzones en de rijstrookbreedtes en naar het feit dat de ring rond Brussel en de Périphérique van Parijs op dat vlak toch wel grondig van elkaar verschillen. Ik geloof trouwens, in plaats van in lineaire maatregelen, waarbij je eenzelfde snelheid dag en nacht oplegt, dat we meer moeten evolueren naar een variabele snelheidsbeperking, zeker op beperktere tracés zoals die van de ring.
Ik verwacht dus een aanvang van de studie de eerstkomende maanden.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, één positief element in uw antwoord is dat u gevraagd hebt om de studie van 2009 te actualiseren. Daarmee doet u de belofte gestand om dit ten minste te bekijken en te overwegen.
Ik weet natuurlijk ook dat snelheid niet de enige factor is die invloed heeft op doorstroming en op verkeersveiligheid. Wat ik niet begrijp, is het volgende. Net zoals alle verkeerswisselaars en ringwegen in Europa, heeft onze Brusselse ring veel op- en afritten. En net zoals op al die andere verkeerswisselaars en ringwegen in Europa, zijn er op de Brusselse ring veel weefbewegingen. Het zijn weefbewegingen tussen vrachtwagens en auto’s met grote snelheidsverschillen. De vrachtwagens mogen 90 kilometer per uur, de auto’s 120. Waar onze ring echter uniek in is, is het aantal accidenten en incidenten.
Het is dan toch niet zo gek om te veronderstellen, gelet op het feit dat er toch onomstotelijk een verband is tussen de kans op incidenten, de mate waarin de doorstroming al dan niet bevorderd wordt, en de maximumsnelheid, dat wanneer de snelheidsverschillen tussen al die verschillende voertuigen, die zoveel weefbewegingen maken in Brussel, verminderen, ook de kans op incidenten tussen die voertuigen vermindert. Ik begrijp niet waarom dit nogmaals bestudeerd moet worden.
Minister, u hebt gelijk, de variabele snelheidsbeperking is de oplossing, maar dan moet u van die dure portalen boven de ring bouwen. Die kunt u pas bouwen na de optimalisatiewerken, zo niet is het weggesmeten geld. Die werken beginnen pas eind 2018, begin 2019. Met andere woorden: ten vroegste over zes jaar kunnen de portalen gezet worden! Ik begrijp niet waarom ondertussen een minder perfecte maatregel, maar een maatregel die overal elders in Europa wordt toegepast, namelijk het verlagen van de maximumsnelheid, dag en nacht, tot 100 kilometer per uur niet al kan worden toegepast.
In 2007 heeft een van uw voorgangers, mevrouw Van Brempt, gezegd dat er geen argumenten zijn om een verschil in snelheidsregimes tussen de Brusselse en de Antwerpse ring te handhaven.
Eind 2007 heeft toenmalig bevoegd minister Crevits gezegd: “Op de Brusselse ring is er thans een snelheidsbeperking op het viaduct van Vilvoorde en zijn toegangen. Op andere plaatsen van de Noorderring is er ook een korte opeenvolging van toegangscomplexen en knooppunten hetgeen eenzelfde snelheidsbeperking als op de Antwerpse ring rechtvaardigt.” Ze heeft er dan nog bij gezegd: “Maar ik wil van die portalen zetten, dat is beter dan alleen maar bordjes.”
Dat is ondertussen 7,5 jaar geleden. Het zal nog eens 6 jaar duren voor die portalen er staan. Moet het echt 14 jaar duren? En dat terwijl ongeveer iedereen het erover eens is dat een snelheidsverlaging wel degelijk een positieve impact kan hebben. Ik begrijp dit niet. Ik hoop dat de actualisatie van de studie van 2009 er heel snel komt. Het zou me echt verbazen dat onze Brusselse ring, in tegenstelling tot al die andere verkeerswisselaars en ringwegen in ons eigen land en in Europa, zo uniek is dat daar wel een snelheidsbeperking tot 120 kilometer per uur gehandhaafd moet blijven. Dat zou me absoluut verbazen.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik was niet van plan om aan te sluiten, maar ik wil de heer Vandenbroucke bijtreden. Ik ben erg verbaasd met uw antwoord dat u geen keuze maakt om al dan niet een verlaging door te voeren. Dat had ik verwacht na de vraag van de collega. Het verbaast me dat u weer een studie gaat bestellen terwijl er al zo veel gemaakt zijn. Indien ik me op deze vraag had voorbereid, dan had ik wellicht een aantal voorbeelden kunnen geven. Er zijn al zo veel studies gemaakt die onomstotelijk het verband aantonen tussen het verlagen van de snelheid op autosnelwegen en de verkeersveiligheid, de doorstroming en de luchtkwaliteit. Ik begrijp dus niet waarom u nu nog een studie moet laten maken die waarschijnlijk diezelfde drie verbanden weer zal aantonen.
Mevrouw Pira, ik twijfel natuurlijk niet aan uw alwetendheid, maar ik tracht op basis van wetenschappelijke bevindingen beleidsmaatregelen te nemen. U zegt dat het overal is bewezen dat het effectief de beste maatregel is. Wel, ik verwijs dan naar een studie die ik niet besteld heb. Het is een studie van 2009, toen zat ik nog niet in de regering. Die studie zegt: als je maatregelen moet nemen, is dat niet de eerste die genomen dient te worden. De tegenproef is er dus al, in tegenstelling met wat u beweert.
Ik zeg gewoon dat het me relevant lijkt, gelet op het feit dat we in een andere wereld leven dan in 2009, om de studie te actualiseren. Ik kom u dus tegemoet. Ik zou mij er het gemakkelijkst van af kunnen maken door gewoon te zeggen dat alles in de studie van 2009 al is bestudeerd en vervolgens beslist: Schluss damit!
Dat doe ik niet. Ik zeg dat we de studie kunnen actualiseren om in functie daarvan een beslissing te nemen. Dat lijkt me een rationele houding die beter is dan te zeggen: “Ik decreteer bij dezen dat, niettegenstaande eerdere wetenschappelijke bevindingen die ik volledig negeer, het een goed idee is om net als andere steden, of die nu vergelijkbaar zijn op niet, te beslissen om een snelheidsbeperking op te leggen.” Het klopt trouwens niet dat overal, op alle grote ringwegen een snelheidsbeperking geldt. Ik heb andere voorbeelden. Ik vind dat we dit op basis van de studie moeten bekijken en een beslissing kunnen nemen. Ik zie geen andere logische, rationale werkwijze.
De vraag om uitleg is afgehandeld.