Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
De vraag is al een stukje achterhaald, maar er is wel een stukje waarvan ik benieuwd ben naar uw antwoord, minister. Enkele weken geleden hebben we nog de discussie gehad in de plenaire zitting naar aanleiding van een actuele vraag van mezelf en mevrouw Gennez over de diplomavereisten voor het toekennen van een inschakelingsuitkering. Vlaanderen, of de gemeenschappen, kunnen voor een stuk zelf bepalen wat die diplomavereisten juist inhouden. Tijdens het debat in de plenaire vergadering hebben verschillende partijen alsook uzelf aangegeven dat we het begrip diploma niet te eng mogen bekijken en dat er moest worden gekeken naar de kwalificaties die een jongere behaald had om het begrip diplomavereisten in te vullen.
U hebt ook de suggestie gedaan om met deze commissie te bekijken wat er onder deze term juist kon worden ingeschreven zonder afbreuk te doen aan de uiteindelijke doelstelling van de inschakelingsuitkering.
In de pers hebben we ondertussen kunnen lezen dat u een overeenkomst hebt bereikt met de federale vicepremier Kris Peeters en uw collega uit de Franse Gemeenschap Joëlle Milquet over de versoepeling van deze diplomavereisten of over de verdere concretisering op het terrein van de gemeenschappen.
Klopt het dat er een akkoord is over de versoepeling van de diplomavereisten voor het verkrijgen van een inschakelingsuitkering? Zo ja, kunt u de inhoud van dit akkoord toelichten? Wanneer zal dat in werking treden? Zo neen, wat is de stand van zaken in dit dossier? Zijn er categorieën waar nog discussie moet worden gevoerd? Is er verder onderzoek of specificering nodig?
Bij de al genomen maatregelen blijven er nog kleine groepjes over waarrond nog vragen leven. Wat met de jongeren die geen diploma hebben behaald, die geen getuigschrift hebben, maar die zich wel inschakelen in een opleiding, hetzij bij VDAB hetzij binnen een andere vorm van volwassenenonderwijs, maar dan beperkt? Komen zij in aanmerking of niet?
Wij werken straks met het M-decreet, met als gevolg dat er leerlingen kunnen zijn die een individueel curriculum lopen in het gewoon onderwijs, die daardoor geen getuigschrift of diploma behalen, maar die ook niet in het buitengewoon onderwijs zitten en daar hun getuigschriften of attesten kunnen behalen. Wat zijn de consequenties voor die leerlingen, die straks kiezen voor een individueel curriculum in het gewoon onderwijs, die wel beseffen dat dat als consequentie kan hebben dat ze geen getuigschrift of diploma behalen maar die dat volgen van gewoon onderwijs als context heel belangrijk vinden? Wat gebeurt er met deze jongeren? De regeling houdt met hen geen rekening. Dat betekent dat deze consequentie er voor deze mensen ook moet worden bijgenomen. Dat betekent toch wel dat kiezen voor inclusie moeilijk wordt.
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Ik ben niet zomaar naar de minister van Werk Kris Peeters gegaan. Neen, wij hebben daarover eerst in de Vlaamse Regering een akkoord bereikt. Dat was natuurlijk het cruciale. Het is wel evident dat je met een document gaat. Anders zou ik met mijn eigen goesting gaan, maar dat was in dezen minder relevant. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
Bent u nog geïnteresseerd in het antwoord? (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
De Vlaamse Regering heeft een akkoord bereikt over het feit dat we zouden vragen om een aantal kwalificaties gelijk te stellen met een diploma. Nogmaals: in de geest van het aan de voorwaarden voldoen om een inschakelingsuitkering te krijgen.
Wij hebben het toch een diploma secundair onderwijs genoemd omdat in het koninklijk besluit staat: “een diploma hoger secundair”. Maar dat bestaat niet. Ze kunnen dat KB nog wel aanpassen.
Het gaat om het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad bso en van het derde leerjaar van de derde graad bso – in het bso worden er geen diploma’s uitgereikt, dat zijn getuigschriften; het certificaat van een opleiding secundair na secundair; het certificaat na alle gevolgde modules van een volledige opleiding – dat gaat uiteraard over het volwassenenonderwijs en daar zit heel veel in; het getuigschrift van de leertijd, voor diegenen die in Leren en Werken zitten; het getuigschrift van de opleiding buso OV3; het getuigschrift van de alternerende beroepsopleiding buso OV3. Al die studiebekrachtigingen gelden, ongeacht het onderwijsniveau waarop ze worden behaald. Dit alles werd als mededeling op de ministerraad van 30 januari 2015 geagendeerd.
Ik ben dan naar mijn collega Joëlle Milquet gegaan. Zij moest met de voorstellen nog naar haar regering om tot een akkoord te komen. Maar zij is niet bevoegd voor het volwassenenonderwijs, dus moest zij nog afstemmen met haar collega minister Jean-Claude Marcourt. Ondertussen is die afstemming gebeurd en dat heeft geleid tot de vraag vanuit de Franse Gemeenschap om een aantal bijkomende benamingen van getuigschriften op te nemen. Normaal zal dat geen aanleiding geven tot wijzigingen bij ons. Met de federale minister van Werk is ook afgesproken dat de hele regeling op 1 september 2015 start.
Wat met het volwassenenonderwijs? Het is duidelijk dat studiebekrachtigingen die gehaald werden via het volwassenenonderwijs opgenomen zijn voor zover ze gelijkaardig zijn aan het secundair onderwijs of voldoen aan de definitie ‘certificaat na alle gevolgde modules van een opleiding’. Het is dus niet zo dat als je één module hebt gevolgd, dat je er dan al door bent.
Wat met hbo5? De vraag die hier gesteld is, betreft enkel de groep die tot hbo5 wordt toegelaten maar die niet beschikt over een getuigschrift van het tweede of derde leerjaar van de derde graad secundair onderwijs of over een diploma secundair onderwijs. Het betreft dus de groep die op basis van de klassenraad, de directeur van het volwassenenonderwijs of via een assessment in het hoger onderwijs toegelaten werd. Deze groep kan ten individuele titel vallen onder de toepassing “beschikt over een toelatingsbewijs tot het hoger onderwijs”.
Wat met buso OV3? In de filosofie is opgenomen dat een startpositie op de arbeidsmarkt moet worden nagestreefd. Mijn administratie en ik krijgen nu veel vragen omdat sommige leerlingen niet beschikken over een getuigschrift maar door de klassenraad toch worden toegelaten tot de alternerende opleiding. Mijn administratie en ik krijgen nu veel vragen over het niet opnemen van de attesten buso OV3 omdat sommige leerlingen die nu al zijn ingeschreven bij de VDAB al de wachttijd hebben doorlopen. Dat is de huidige toestand. We zullen in die gevallen een overgangsperiode bepleiten.
De vraag van mevrouw Helsen neem ik mee. Op dit ogenblik zijn ook diegenen die een traject alternerend leren en werken hebben doorlopen en dus geen algemene vorming hebben afgewerkt maar enkel die kwalificatie halen, niet opgenomen. We willen toch de incentive behouden opdat mensen hun getuigschrift of diploma zouden halen. Het is een moeilijke discussie, maar ik sta erachter. Het gaat over het verkrijgen van de inschakelingsuitkering voor je 21e. Nu is ervoor geopteerd om dat niet mee te nemen. Ik zal onderzoeken of uw suggestie betrekking heeft op de eerste of de tweede categorie. Dat kan eventueel via brief nog worden aangepast, want er is nog niets gewijzigd aan het KB.
In alle groepen probeert men een overzicht te krijgen van de samenstelling van onze jongeren. Buso OV4 leidt tot een diploma secundair onderwijs, is dat niet? Over buso OV3 hebt u het gehad. Hoe zit het met buso OV1 en buso OV2? Is daarover gesproken?
Vandaag hebben die geen recht, maar dat willen we zeer gevoelig uitbreiden. Dat spoort niet met de geest van het akkoord. Over buso OV2 is wel nagedacht, maar uiteindelijk hebben we besloten om het niet te doen, want dan zou het allemaal veel ruimer worden gemaakt. Het kon evenwel niet anders dan dat we buso OV3 meenamen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.