Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, zowel middelbare scholen als centra voor volwassenenonderwijs bereiden in de tweede helft van het schooljaar graag de organisatie van het volgende schooljaar voor. Daarom is het voor de scholen belangrijk om te weten hoeveel lestijden hun leerkrachten zullen moeten geven om al dan niet voltijds aangesteld te kunnen zijn.
Voor elk ambt en per studiegebied is een prestatienoemer vastgelegd. In het secundair onderwijs gaat het voor algemene vakken, kunstvakken en technische vakken om 22sten in de eerste graad, 21sten in de tweede graad en 20sten in de derde graad. Voor de praktische vakken in de tweede en derde graad gaat het om 29sten. In het secundair volwassenenonderwijs kan die prestatienoemer van 20sten tot 25sten variëren volgens het studiegebied. Voor lectoren in het hoger beroepsonderwijs en de specifieke lerarenopleiding is die noemer vastgelegd in 20sten.
Sinds in verschillende discussies een verhoging van de prestatienoemer besproken werd, ook in de kranten, is het werkveld enigszins ongerust. Minister, hebt u al een zicht op de eventuele maatregel, zijnde een wijziging van de prestatienoemer, betreffende de lesopdrachten en het aantal uren die leerkrachten in het secundair onderwijs of het volwassenenonderwijs vanaf volgend schooljaar moeten geven? Indien neen, wanneer zal hieromtrent meer duidelijkheid zijn? Hebt u weet van eventuele praktische bezwaren of suggesties om te komen tot mogelijke alternatieven vanuit het werkveld, en dit op het niveau van het secundair onderwijs en/of het volwassenenonderwijs?
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, we hebben hier al een debatje over gehad naar aanleiding van een actuele vraag. Ik heb er toen op gewezen dat er soms anomalieën zijn, bijvoorbeeld in de tweede graad. Waarom heeft de ene leerkracht daar meer lestijden dan een andere, louter en alleen als gevolg van zijn opleiding? Daaraan kan iets worden gedaan dat ook besparend werkt.
Minister, we weten uiteraard wat uw opdracht is op dat vlak binnen het regeerakkoord. Lineaire maatregelen zijn het eenvoudigste. De vraag is echter of die steeds het meest correct en eerlijk zijn.
Er groeit na jaren discussies een consensus dat het aantal studierichtingen in de afstudeerrichtingen veel te hoog is. Als het aantal vermindert, zullen de klasgroepen ook wijzigen en kan dit mee – dit is niet de doelstelling op zich – een besparend effect hebben.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, nog niet zolang geleden heb ik hierover een actuele vraag gesteld. De vraag is belangrijk omdat er inderdaad onrust heerst. Ik sluit me aan bij de heer De Meyer. Mensen die beginnen te werken in het onderwijs, stellen de vraag hoeveel contacturen ze zullen hebben en hoeveel ze zullen verdienen. Dat is ongeveer de moeilijkste vraag die een solliciterende leerkracht kan stellen. Dat zal afhangen van de opdracht, wat hij doet en waar. Dan stelt hij de vraag of hij benoemd kan worden. Dan is het nog moeilijkere antwoord dat dit afhangt van of het voldoende geacht, vereist of iets anders is, en dus afhankelijk van de leerlingenaantallen enzovoort. We kunnen alleen maar toejuichen dat er meer duidelijkheid komt.
Als we een herwaardering willen doen van bso en tso, dan moeten we erover nadenken welke waardering we aan die leerkrachten geven. Het heeft zijn geschiedenis waarom de praktijkvakken in de 29sten staan. Dat is het gevolg van het idee dat het om acht leerlingen ging met een praktijkleraar in het praktijklokaal, en als de les stopte, dat ook de opdracht van de leerkracht stopte.
De realiteit is anders. Als je bijvoorbeeld praktijkverzorging geeft aan een groep van veertien of achttien leerlingen, dan krijgt dat vak meer de omvang van een gewoon vak.
In het regeerakkoord staat toch wel een zeer belangrijke passage: “Onderwijs gebeurt in de school en in de klas.” U zult denken: uiteraard. Maar het is niet uiteraard. Als er al zou worden overwogen om iets te doen aan de prestatienoemers, dan moeten we heel goed nadenken over wat dat zou teweegbrengen in de klas en in de school. Dat is cruciaal. Het zou kunnen betekenen: hetzelfde maar met minder, en dan is het toch een aparte vraag. Minister, we moeten daar toch heel goed over nadenken.
Deze berichten zorgen voor een ietwat bijzondere sfeer aan de leerkrachtentafel, zeker in secundaire scholen. Leerkrachten van de eerste graad kijken wat meewarig naar leerkrachten van de derde graad en vice versa. En dan lopen er nog een aantal ‘exoten’ in 29sten rond.
De vraag van mevrouw Brusseel is een zeer terechte vraag: op welke manier gaan we duidelijkheid scheppen? Minister, ik vraag u om, als u iets onderneemt, zeer goed na te denken over de gevolgen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik ben op dit ogenblik zeer goed aan het nadenken. De budgettaire looninspanningen die nog in 2015 moeten worden geleverd in het secundair en volwassenenonderwijs, bedragen respectievelijk 20 miljoen en 2,5 miljoen euro. Er zijn een aantal manieren om dit te bereiken, bijvoorbeeld door de omkadering te verkleinen of het aanwendingspercentage te verlagen, door de vervanging van sommige afwezige personeelsleden niet meer te subsidiëren of te financieren, of door sommige prestatienoemers van het personeel aan te passen. Het klopt inderdaad dat alles wat je doet en alles wat je overweegt te doen, effecten heeft en dat je dus zeer goed moet weten welke dat zullen zijn.
Ik moest net glimlachen toen de heer Daniëls het had over de sfeer in de lerarenkamer. Voor mij waren al die prestatienoemers ook nieuw: afhankelijk van je diploma, afhankelijk van het jaar waarin je lesgeeft, zijn er niet alleen loonverschillen maar ook ‘contactuurverschillen’. Ik heb al een paar keer gezegd dat ik het vreemd vind dat de loopbaan van een leraar in contacturen wordt uitgedrukt. Voor mij is een schoolopdracht ook belangrijk en zeker interessant als er een sterke directie is die haar leerkrachten zeer goed kent en inzet in de belangen van de leerlingen. In andere scholen zou het kunnen leiden tot heel andere situaties. Ik begrijp dat de vakbonden hier beducht voor zijn.
Mevrouw Brusseel, wij zijn volop aan het overleggen. Er is nog geen formeel overleg, het is nog informeel. Ik besef ook dat het niet te lang meer kan duren, maar eerst waren er onderhandelingen over de begroting, dan over OD XXV. Ik wil zeker tegen volgend schooljaar op tijd besluiten hebben zodat scholen op voorhand weten wat er wijzigt. In het verleden gebeurde dat vaak te laat, en we willen nu zeker op tijd zijn. In de weken na de krokusvakantie zullen we de juiste maatregelen nemen. Mevrouw Brusseel, ik kan u dus vandaag nog geen duidelijkheid verschaffen. We maken er wel volop werk van. Het is een zeer gevoelig item, waarvoor ik ook niet elk jaar iets nieuws wil uitvinden en waarvoor ik nu de juiste keuzes wil maken. Je kunt ook dingen combineren. Als je het aanwendingspercentage iets verhoogt en aan de noemers werkt, verhogen de mogelijkheden voor de scholen om personeel in te zetten.
Ik laat het overleg zijn werk doen. Ik begrijp de onrust, maar zolang er niets wijzigt, blijft alles zoals het is. Ik zal geen ondoordachte maatregel voorstellen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb er uiteraard alle begrip voor dat u de tijd neemt voor overleg, want het is inderdaad niet wijs om ieder jaar met nieuwe maatregelen te komen.
Ik volg u ook wanneer u zich afvraagt waarom de opdracht moet worden uitgedrukt in contacturen. Het is een beetje vreemd. Het is een keuze omdat er nu eenmaal een optie moest worden gekozen. Ergens is het ook natuurlijk dat er verschillen in zijn.
Ik heb ook aandachtig geluisterd naar collega Daniëls. Die verschillen bestaan en worden door sommige leerkrachten als niet helemaal eerlijk gepercipieerd, maar ik heb het voorrecht gehad les te mogen geven aan alle graden van het middelbaar onderwijs, en ik heb vastgesteld dat de lesvoorbereidingen voor de derde graad veel meer tijd vergden dan die voor de eerste graad, maar dat het dan weer intenser is om les te geven aan de eerste graad. Daar zitten dus heel veel verschillen in. Als je dan gaat zeggen dat de ene zoveel uren moet geven om een fulltime te krijgen en de ander zoveel, kan ik begrijpen dat daar argumenten pro en contra voor zijn.
Daarom ben ik zelf voorstander van een herdefiniëring van de opdracht van de leerkracht, breder dan alleen het definiëren van het aantal contacturen. Maar zoals u terecht zei, vergt dat een zeer goed bestuur van de school, een zeer goed ‘people management’. Wat ik heb vastgesteld in de beperkte tijd dat ik heb kunnen lesgeven, en wat ik ook wel eens hoor op het terrein, is dat als leerkrachten directeur worden in de school waar ze zelf leerkracht geweest zijn, dat na verloop van tijd extra spanningen kan opleveren, omdat de goede vrienden die collega geweest zijn van de directeur, misschien iets betere opdrachten krijgen, of dat anderen op zijn minst die indruk krijgen. Dat leidt dan weer tot andere frustraties.
Als we die opdracht willen herdefiniëren en daarin meer ruimte willen laten aan de directie, dan zullen we ook heel duidelijke eisen moeten stellen wat betreft het soort management dat we willen in een school.
Een andere piste zou de loopbaanladder kunnen zijn. Dat was een van de weinige dingen die ik tijdens het lerarenloopbaandebat in de vorige legislatuur heb toegejuicht. Het houdt in dat een junior leerkracht iets meer ademruimte krijgt dan een senior. Dat zijn allemaal zaken die redelijk fundamenteel zijn en die we niet zomaar op een half schooljaar zullen beslissen, neem ik aan.
De centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) hebben mij ook die vraag gesteld, omdat zij vaak met een heel erg moeilijke samenstelling van de lessenroosters zitten. Het CVO van Brussel bijvoorbeeld, dat enkel taallessen geeft, werkt in pakketten van drie lesuren. De leerkracht moet zijn rooster dus kunnen maken in blokken van drie uur. Dan is een noemer van 20sten of 22sten echt heel moeilijk om mee te werken. Dat zijn praktische problemen waar ik wel oren naar heb als de scholen het vragen.
We kunnen wel zeggen dat dit verhaal vervolgd wordt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.