Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik stel mijn vraag naar aanleiding van de bekendgemaakte prognoses over de bevolkingsaangroei. Voor de volledige regio van de Rand rond Brussel voorspelt de Studiedienst een bevolkingstoename van 9 procent tegen 2030. Dat maakt onze regio tot een van de snelst groeiende van Vlaanderen. Vilvoorde is koploper in de lijst van Vlaamse gemeenten, met een aangroei van meer dan 23 procent over vijftien jaar.
Het is niet nieuw dat de stad Vilvoorde snakt naar nieuwe middelen voor onderwijs, voor de strijd tegen werkloosheid en specifiek jeugdwerkloosheid en, erg actueel, de strijd tegen de radicalisering. Maar ook gemeenten zoals Machelen, Asse, Grimbergen en Zaventem kennen een aangroei van meer dan 10 procent van hun bevolking.
In heel de Rand zijn de gemeenten vragende partij om de uitdaging zoals de verkeerscongestie, de diversiteit, de druk op de woonfunctie, de historische achterstand inzake onderwijs- en welzijnsvoorzieningen te kunnen aanpakken en vragen zij hiertoe meer middelen.
De vraag voor de erkenning van de regio Halle-Vilvoorde als centrumregio is niet nieuw. Met die erkenning zou onze regio meer middelen kunnen krijgen om voornoemde problemen aan te pakken en in te spelen op de bevolkingsprognose. Minister, in welke mate neemt u deze nieuwe cijfers met betrekking tot de bevolkingstoename mee in uw beleid inzake de Vlaamse Rand? Welke extra inspanningen zult u doen om samen met de gemeentebesturen de uitdagingen van de Rand aan te pakken? De burgemeesters van Halle-Vilvoorde hebben de vraag tot erkenning ook ingediend in de campagne en gezegd die vraag ook op tafel te leggen bij de vorming van de regering in de zomer van 2014. Werd die vraag besproken bij het regeerakkoord en de beleidsnota? Was er overleg met de betrokken steden? Welke inspanningen deed u reeds om de erkenning van centrumregio Halle-Vilvoorde ingang te doen vinden?
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het regeerakkoord is redelijk vooruitziend omdat het woord ‘centrumregio’ er al is in opgenomen. We hebben toen beseft dat Halle-Vilvoorde, zoals de joodse visie op de goddelijke schepper, een en ondeelbaar is. Het is wat achterhaald om halsstarrig vast te houden aan de negentien gemeenten. De effecten van de Europese hoofdstad zijn voelbaar in alle gemeenten rond Brussel. De wijze waarop de drukeffecten moeten worden opgevangen, is afhankelijk van de afstand tot Brussel, maar we mogen niet komen tot een groep actieve gemeenten en een groep passieve gemeenten.
Ik zou ook willen aandringen dat hoe groter het budget wordt, hoe groter ook de bril wordt waarmee we kijken naar Halle-Vilvoorde. We hebben ook ons fiat gegeven voor het Toekomstforum, waarin we alert zullen zijn voor nieuwe evoluties. Minister, mijn vraag is dat, naargelang het budget voortschrijdend zou zijn, ons inzicht ook voortschrijdend zou zijn om naar de bredere Randregio te kijken.
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik voel me een beetje aangesproken door de vraag van mevrouw Moerenhout omdat ik samen met de voorgaande spreker betrokken was bij het burgemeestersoverleg. We hebben deze vraag al eens beantwoord – of toch gedeeltelijk – bij de bespreking van de beleidsnota: is het eisenpakket van het regionaal sociaal-economisch overlegcomité (RESOC) Halle-Vilvoorde en het streekpact iets voor deze legislatuur? Dat heeft natuurlijk te maken met het budget. We kenden het kader al van voor de verkiezingen, wetende welke facturen naar Vlaanderen zijn doorgeschoven, waar deze nieuwe Vlaamse Regering rekening mee zou moeten houden. In die context verwijs ik graag naar een passage uit het Vlaams regeerakkoord die wat openingen laat om daarnaartoe te werken.
Ik verwijs ook naar wat in de vorige legislatuur in deze commissie en in de commissie Stedenbeleid is aangehaald. Men trekt natuurlijk een heel blik open als men deze materie aanraakt, gaande van een herschikking van fondsen tot en met bestuurlijke reorganisatie van gemeenten, fusies, randfederaties enzovoort. Als je aan één raakt, zet je een hele ketting in gang. In de huidige budgettaire context is het niet mogelijk om alles op te lossen.
Minister, ik kijk uit naar uw antwoord en naar de concrete maatregelen die kunnen worden genomen.
Minister, we zijn overtuigd van de prioriteit van de problematiek rond de verstedelijking Halle-Vilvoorde, net zoals in andere Vlaamse stadsregio’s. De voorbije jaren hebben de steden en gemeenten in onze regio wel degelijk de politieke wil aan de dag gelegd om de uitdaging van die verstedelijking aan te gaan. Ze hebben allen de conclusies van de RESOC-studie onderschreven, namelijk dat er extra middelen nodig zijn om effectieve maatregelen en integrale voorzieningen te treffen. De conclusie is namelijk dat de centrumfunctie van de steden Halle en Vilvoorde moeten worden erkend en dat alle gemeenten uit de Vlaamse Rand, zoals trouwens ook de kustgemeenten, zouden moeten kunnen genieten van hun voorafname uit het Gemeentefonds van ongeveer 1,30 procent.
De verstedelijking van Halle-Vilvoorde vormt net zoals in andere Vlaamse stadsregio’s, daar zijn we allemaal van overtuigd, een prioriteit. De voorbije jaren hebben onze steden en gemeenten wel degelijk de politieke wil aan de dag gelegd om deze uitdaging aan te gaan. Ze onderschrijven de conclusies van de RESOC-studie, dat er extra middelen nodig zijn om effectieve maatregelen en integrale voorzieningen te treffen.
De conclusie luidt dat de centrumfuncties van de steden Vilvoorde en Halle erkend moeten worden en dat alle gemeenten uit de Vlaamse Rand, zoals trouwens ook de kustgemeenten, zouden moeten kunnen genieten van een voorafname op het Gemeentefonds van ongeveer 1,3 procent. Een ‘stadsregionaal’ beleid waarin op korte termijn die centrumfuncties erkend worden, lijkt ons dan ook een absolute must.
Minister, in welke mate onderschrijft u die conclusie en deelt u de aanbeveling? Welke maatregelen gaat u nemen om de erkenning van de centrumfuncties van Vilvoorde en Halle en de hele centrumregio te realiseren? Bent u bereid om de werking van het Gemeentefonds te bekijken? Bent u bereid om het fonds aan te passen aan de hedendaagse realiteit zodat de gemeenten in de Vlaamse Rand aanspraak kunnen maken op die voorafname van 1,3 procent?
De essentie is natuurlijk dat de verstedelijking een feit is en een stadsregionaal beleid is een prioriteit.
Minister Weyts heeft het woord.
Deze vraag kwam aan bod in de commissie Binnenlands Bestuur. De heer Doomst heeft daar minister Homans ter zake ondervraagd. Ik zal in dezelfde zin antwoorden, zo gaat dat in een harmonieuze regering.
De projecties inzake bevolkingsgroei tussen 2014 en 2024 voor een cluster van gemeenten in de noordrand van Brussel geven onder meer volgende cijfers: Vilvoorde plus 15 procent, Machelen plus 13 procent. Die sterke aanwas zorgt voor bijkomende uitdagingen op het vlak van kinderopvang, onderwijs, wonen, mobiliteit en dergelijke. Belangrijk is dat veel Vlaamse entiteiten al rekening houden met die projecties en passen hun beleid aan op die gebieden.
Halle en Vilvoorde hebben bij minister Homans inderdaad een aanvraag ingediend om als centrumstad erkend te worden. Het begrip centrumstad werd bij de opmaak van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen niet gebruikt voor de steden met de meeste inwoners. Er waren allerhande andere criteria die de centrumfunctie beschreven. Turnhout is bijvoorbeeld een centrumstad omdat het tussen de centrumsteden Sint-Niklaas en Antwerpen ligt. Turnhout heeft naar verluidt een centrumfunctie in de Kempen.
Een centrumstad oefent een centrale functie uit voor haar omgeving, onder andere op het vlak van werkgelegenheid, men spreekt over verzorging, onderwijs, cultuur en ontspanning. Brugge is niet alleen een centrumstad vanwege haar bevolking, maar ook vanwege de haven, toerisme enzovoort. Steden met minder bevolkingsaangroei kunnen andere uitdagingen hebben die even cruciaal en belangrijk zijn om te ondersteunen.
Ik wil de vraag van Halle en Vilvoorde natuurlijk bekijken samen met de Vlaamse Regering. Ik steun vanzelfsprekend de vraag. Ik denk dat die gelegitimeerd is. Ruimte Vlaanderen werkt aan een nieuw beleidsplan, en is ook bezig met de territoriale ontwikkeling. De Studiedienst van de Vlaamse Regering wil de gemeentelijke typologieën ontwikkelen. Aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur wordt gevraagd om de schaaldifferentiatie te onderzoeken waarbij men voortbouwt op het regeerakkoord dat in de mogelijkheid voorziet om te differentiëren tussen de grote steden. Dat betekent meer dan 100.000 inwoners. De middelgrote steden hebben meer dan 25.000 inwoners.
Er moet natuurlijk rekening worden gehouden met de budgettaire context. De gemeenten hebben nood aan rechtszekerheid voor hun budgettaire provisie. Zij moeten zeker zijn van de inkomsten die zij in de volgende jaren zullen ontvangen, ook in het kader van het strategisch meerjarenplan. Mocht er budgettaire ruimte komen, dan is het zeker wenselijk om te bekijken hoe de gemeenten met een sterke bevolkingsgroei en specifieke problematieken extra ondersteund kunnen worden. Zonder extra budget zou een herclassificatie natuurlijk betekenen dat we geld moeten weghalen van de andere gemeenten. Ik hoor ter zake graag uw suggesties. Dat betekent dat er een verschuiving mogelijk is of noodzakelijk is.
De erkenning als centrumstad heeft een cascade-effect. Via besluiten en decreten zijn er ook andere gevolgen, ik denk aan de VDAB. In een overleg met de stad Vilvoorde werd daarop gewezen. We moeten de effecten van zo’n classificatie onderzoeken, ook in afgeleide orde. De centrumstad kan andere voordelen genieten los van de budgettaire voordelen via het Gemeentefonds. Dat moeten we in kaart brengen. Misschien is het haalbaarder en realistischer om daarop te gaan werken, en ervoor te zorgen dat steden zoals Vilvoorde met specifieke problematieken een beroep kunnen doen op die voordelen die toegekend zijn aan steden die erkend zijn als centrumstad maar op andere beleidsdomeinen. Dat lijkt me een piste waaraan we op korte termijn kunnen doorwerken zonder dat we al te veel worden gehinderd door de budgettaire beperkingen die dan wel gelden ten aanzien van de classificatie in het Gemeente- en Stedenfonds.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik hoor kansen, ik hoor dat er openingen zijn in het regeerakkoord. Minister Homans zal, zoals aangekondigd, de criteria herzien. Het is daarbij heel belangrijk om de correcte criteria te zoeken. Ik geef als voorbeeld twee cijfers uit het recente deradicaliseringsplan van Vilvoorde. Daarin staat dat de allochtone werkloosheid in Vilvoorde vandaag 49,8 procent bedraagt, en er is eenzelfde cijfer in verband met de schoolse achterstand. Voor mij zijn dat nieuwe cijfers. Dat zijn criteria die zeker kunnen worden meegenomen in zo’n oefening. Maar dat laat ik in de eerste plaats aan de regering over.
U sprak ook over de voordelen in andere beleidsdomeinen. Ook daar hoor ik een interessante opening. Ik zal dat graag opvolgen, om te zien wat u daarmee doet.
Collega Segers zei dat deze vraag al eerder gesteld werd. Dat klopt, maar ik ben oppositie en jullie zijn meerderheid. Ik zal dan ook elke kans grijpen om deze vraag hier opnieuw te stellen. Bij de bespreking van de beleidsnota is hier ook gezegd dat het opzet van deze commissie in de eerste plaats moet zijn om, over meerderheid en oppositie heen, signalen te geven aan andere commissies en andere beleidsdomeinen, om aan te tonen wat wij belangrijk vinden, en ik denk dat dit voor ons als commissie een van de prioriteiten moet zijn voor de komende jaren, temeer omdat burgemeester Hans Bonte tegenwoordig elke week in de media aan de alarmbel moet trekken over zijn stad. Ook onze groene schepenen in Vilvoorde en Machelen geven mij en de rest van de partij heel geregeld signalen dat die extra ondersteuning wel degelijk heel dringend nodig is.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn harmonieuze antwoord en voor het feit dat hij zich duidelijk gevoelig toont voor de materie. Mevrouw Moerenhout, ook vanuit de meerderheid blijven wij alert en kritisch kijken hoe dit dossier vooruitgaat.
Ik vind het op korte termijn vooral belangrijk dat we de krachten bundelen, dat geen enkele van die 35 gemeenten zich uit de boot gestoten voelt, maar dat ze tegelijk ook allemaal hun verantwoordelijkheid opnemen, samen met de belangrijke speler de provincie, om te zien dat alle krachten die we op dat vlak hebben, maximaal worden gebundeld.
We hopen natuurlijk allemaal dat de budgettaire mogelijkheden groeien en dat, wanneer de economische motor aanslaat, wij vanuit de regio direct plankgas kunnen geven om een aantal scheeftrekkingen wat meer gelijk te kunnen trekken.
Minister, de piste om de centrumsteden voor bepaalde aspecten al dan niet erkenbaar te laten maken, is zeker interessant. Bedoelt u dan dat we daar met projectsubsidies zullen moeten werken, afhankelijk van de ideeën die van daaruit komen? De geldelijke middelen daarvoor zullen toch ook ergens vandaag moeten komen. Hoe ziet u dat om dat verder uit te werken?
De heer Segers heeft het woord.
Minister, bedankt voor het antwoord. Ik onthoud drie elementen, die duidelijk de opening laten om deze materie verder te onderzoeken in deze legislatuur. Daarnaast zijn er de inspanningen die vanuit een aantal entiteiten bewust zijn verhoogd. Ik denk dan aan Vlabzorginvest, mobiliteit, onderwijs. Er wordt dus wel degelijk rekening gehouden met de materie.
We gaan in deze legislatuur een belangrijke periode tegemoet. Dat was in de vorige legislatuur ook min of meer zo, alleen werd er toen aangekondigd dat er tegen het einde van de legislatuur voorstellen zouden komen voor het herijken van het Gemeentefonds. Dat is doorkruist door de budgettaire toestand op dat moment. Men dacht al iets vroeger meer ruimte te hebben, maar die periode is de hele legislatuur blijven duren, vandaar dat die denkoefening niet is gebeurd. Nu zal die wel degelijk gebeuren. Niet enkel in deze commissie, maar ook bij Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid zullen we met zijn allen de nodige inspanningen moeten doen om dat nu echt in gang te krijgen. Alle onderzoeken wijzen al lang uit dat er iets moet gebeuren, zeker in deze regio. De recentste cijfers zijn daar alleen maar een bevestiging van.
Elk koordje waar je aan trekt, leidt natuurlijk tot gevolgen elders. Het wordt een gigantische oefening. Daarom stel ik voor om, als we dat op een oordeelkundige manier doen, bijvoorbeeld met hoorzittingen, ook eens naar het verleden te kijken, en meer bepaald naar bepaalde argumenten achter de totstandkoming van het Gemeentefonds. Ik denk bijvoorbeeld aan de vraag waarom kustgemeenten een speciale rol krijgen in dat verhaal. Dat zal wel een reden hebben. Ik denk dat dat vrij vergelijkbaar is met alle gemeenten in de Rand op dit moment.
Destijds, in de jaren 70, is in onze regio het initiatief de Federatie van Randgemeenten geïntroduceerd. Zouden daar ook geen oplossingen liggen voor een deel van onze problemen? Dan zit je natuurlijk in het verhaal van de bestuurlijke organisatie van gemeenten, tot en met fusies. Misschien moet het zover niet gaan, maar ik denk wel dat er heel wat mogelijkheden zijn.
Ik blijf onderschrijven wat ik zowel voor als na de verkiezingen over dit thema gezegd heb: deze regio verdient dit, en we hebben de plicht om daar werk van te maken, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen.
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, met mijn excuses dat ik hier te laat verschijn. Ik wil nog een hoopgevend element toevoegen. Het betreft een fundamentele onrechtvaardigheid: in de vorige legislatuur was er voor de centrumsteden een apart programma voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Mevrouw Moerenhout vermeldde de werkloosheidscijfers voor mijn stad. Mijn stad is een arbeidsbassin, waar 21.000 mensen klaar staan om te arbeiden en 30.000 jobs in de aanbieding zijn. Er heerst een enorme jeugdwerkloosheid. Gisteren zag ik met veel genoegen dat minister Muyters extra middelen uittrekt en dat die gelden voor inloopbanen of -trajecten niet alleen naar de centrumsteden gaan, maar ook elders de jeugdwerkloosheid moeten bestrijden.
De afgelopen jaren hebben wij, maar ook buurgemeenten zoals Machelen en Halle, de onrechtvaardigheden heel sterk aangevoeld. Ik denk dat de hoorzitting die we binnenkort zullen organiseren, nogal wat ogen zal openen. Onlangs kon ik nog heel wat verbazing vaststellen toen we de cijfers presenteerden. Ons missionariswerk onder de collega’s van alle fracties is nodig, want ik blijf de opmerking krijgen dat de Rand toch groen, residentieel en rijk is. Dat zijn de adjectieven die men steeds gebruikt, en dat verklaart de verbazing wanneer men dan de jeugdwerkloosheidscijfers leest of hoort of de radicalisering daar als thema geagendeerd ziet. We hebben nog wat werk voor de boeg, ook in deze commissie. Want ik denk niet dat alle collega’s genoeg inzicht hebben in de materie en overtuigd zijn van de noodzaak om de grootstedelijke problemen in Brussel en de Rand aan te pakken. In elk geval ben ik blij met de toon van uw antwoord.
Ook ik ben ervan overtuigd dat onze hoorzittingen veel materiaal zullen opleveren, wat moet toestaan om een fijnmazige, realistische blik op de situatie te krijgen. Ik ben blij dat u om de problemen bekommerd bent en bereid bent om daar energie in te steken. Ik vind vooral dat we een integrale visie nodig hebben. Het zou in de regio niet mogen leiden tot een polarisering tussen de steden en de kleinere gemeenten. We weten dat de stadsvlucht uit Brussel vooral een zaak is van sociaal-economisch zwakkeren. Dat is niet enkel in de oude industriële regio van Diegem en Zaventem het geval, maar ook in residentiële gemeenten zoals Dilbeek en goed ontsloten gemeenten zoals Asse, Liedekerke en dergelijke. Dat brengt ons natuurlijk bij de vraag wat de Rand eigenlijk nog is. We moeten die oefening echt heel grondig maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.