Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Hoewel de bevoegdheid intussen in Vlaamse handen is, regelt de wet van 30 april 1999 en het daar bijhorende KB van 9 juni 1999 tot op vandaag de voorwaarden van de tewerkstelling van buitenlandse werknemers in België. In dit besluit wordt aangegeven onder welke modaliteiten en voor welke nationaliteiten – EU, Europees Economische Ruimte, derdelander – de verplichting tot arbeidskaart en -vergunning geldt.
Zo wordt in artikel 9 van het KB aangegeven in welke gevallen er een uitzondering kan worden toegestaan op artikel 8 van datzelfde KB, waarin beschreven staat dat: “… de arbeidsvergunning alleen dan (wordt) toegekend wanneer het niet mogelijk is binnen een redelijke termijn onder de werknemers op de arbeidsmarkt een werknemer te vinden die, al of niet door een nog te volgen gepaste beroepsopleiding, geschikt is om de betrokken arbeidsplaats op een bevredigende wijze en binnen een billijke termijn te bekleden”.
Dit past uiteraard binnen uw beleid van de concentrische cirkels om knelpuntvacatures in te vullen. Eerst Vlaanderen, dan de regio’s, dan de EU en uiteindelijk derdelanders.
In artikel 9 worden enkele categorieën beschreven die uitzonderlijk geen ‘arbeidsmarktonderzoek’ moeten ondergaan, wegens het beperkte aanbod op onze interne markt, zoals hooggeschoold personeel onder enkele voorwaarden. Eind 2014 wijzigden de collega’s van de Brusselse en Waalse Regering deze modaliteiten reeds naar hun specifieke toestand op de arbeidsmarkt. Zo worden eigen indexatiemethodes ingevoerd, en schaffen ze de verwijzingen naar de loonbedragen in de arbeidsovereenkomstenwet af, waarna ze zelf eigen loongrenzen invoerden. Dat is geen revolutie. Deze loongrenzen liggen nog altijd gelijk met de laatst geïndexeerde bedragen uit het KB, maar voortaan zullen zij de toekomstige bedragen op een andere manier indexeren. We gaan ervan uit dat ook voor Vlaanderen wijzigingen interessant kunnen zijn.
Uit de VIONA-studie (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) van 2013 omtrent het arbeidsmarktonderzoek voor arbeidsmigratiebeleid werd de aanbeveling gedaan om de toegang voor hooggeschoolde buitenlanders aantrekkelijker te maken. Daarbij wordt een flexibelere instroom van middengeschoolden aangeraden op basis van een dynamische knelpuntberoepenlijst. VDAB herziet momenteel deze lijst zodat misschien een ander beleid mogelijk is ter zake. U gaf als antwoord op mijn vorige vraag, half 2013, nog voor de studie verscheen, aan dat u een gelijkaardig idee had als de VIONA-studie.
Indien er een hertekening van het economisch migratiebeleid zit aan te komen, hadden we graag een stand van zaken gekregen. Minister, in welke zin zullen de aanpassingen bij de andere regio’s een impact hebben op hun economisch migratiebeleid? Weet u hoe Brussel en Wallonië dit zullen aanpakken? Welke impact zou een soortgelijke aanpassing in Vlaanderen op het Vlaamse migratiebeleid hebben?
In hoeverre zult u de modaliteiten van deze ‘vrijstelling van arbeidsmarktonderzoek’ ook voor Vlaanderen aanpassen? Werden hiervoor reeds stappen ondernomen? Zo ja, welke?
Zullen alle vrijstellingen – zoals vandaag reeds het geval is – gebaseerd zijn op een actuele knelpuntberoepenlijst? Hoe zal de hervormde lijst van VDAB impact hebben op het beleid inzake arbeidsmigratie?
Kunt u een zicht geven op hoe het economisch migratiebeleid er in de toekomst zal uitzien op het vlak van modaliteiten van het uitgeven van arbeidskaarten, relevantie van knelpuntberoepenlijst en het arbeidsmarktonderzoek?
U sprak vorig jaar uw vrees uit voor een mogelijke vertraging van het uitreiken van arbeidskaarten door het invoeren van de single permit. Werd uw vrees bewaarheid? Wat zijn uw bevindingen?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Dit is een terechte vraag. Het is uitermate belangrijk om een juist beleid inzake economische migratie te voeren in aanvulling op het activeringsbeleid van onze eigen arbeidsmarktreserve, waar dit op zijn limieten stoot. Het blijft onze eerste opdracht om onze eigen mensen aan het werk te krijgen, maar het kan niet de bedoeling zijn om vacatures eindeloos te laten openstaan als we bij ons niet de juiste mensen vinden.
Met een gericht beleid voor buitenlandse werknemers worden misbruik van het zelfstandigenstatuut of dubieuze uitzendpraktijken vanuit het buitenland vermeden. Daarom wil ik me aansluiten bij de vragen van de heer Bothuyne over de knelpuntberoepenlijst.
Minister, zult u effectief uitvoering geven aan een dynamische knelpuntberoepenlijst zodat het beleid voor buitenlandse werknemers optimaal kan aansluiten bij de activering van onze eigen arbeidsreserve?
De heer Hofkens heeft het woord.
De vraag om uitleg peilt eigenlijk naar uw hele beleid op dit domein. Ik vermoed dat we daarover te gepasten tijde wel een conceptnota of zoiets zullen krijgen. Uiteraard zit ook onze fractie te wachten op initiatieven, want er zijn tekorten op de arbeidsmarkt die we zelf niet kunnen invullen. Wij zijn voorstander van een ruimere toegang in het kader van een economische migratie voor middengeschoolden op basis van een knelpuntenlijst.
Ik wil ervoor waarschuwen dat de N-VA deze economische migratie niet kan zien als een nieuw migratiekanaal. Het kan niet de bedoeling zijn dat daar humanitaire gronden binnensluipen, als ik het zo mag zeggen, om daar een nieuwe migratie te creëren. Daarom zijn die knelpuntberoepenlijst en het finetunen ervan essentieel. Het moet inderdaad de bedoeling zijn om vacatures in te vullen met buitenlandse werknemers die we hier ter plaatse niet kunnen vinden.
In die context zal het u ook bekend zijn dat er met betrekking tot de arbeidskaart B vragen en discussies zijn. Die kaart is gelinkt aan één werkgever. Wanneer die relatie misloopt, kunnen die mensen vaak niet op de arbeidsmarkt terecht en hebben ze nog enkel de weg van de illegaliteit. Kan dat eventueel worden herbekeken? Kunnen de voorwaarden voor de arbeidskaart B met betrekking tot de werkgever bij wie men kan worden ingezet, worden aangepast of verruimd?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Hofkens, voor zover ik mij met betrekking tot die arbeidskaarten B herinner, is het zo dat als het misloopt tussen de werkgever en de werknemer, en de werknemer heeft ondertussen een nieuwe werkgever, wij dat conform maken. Dan kan er een nieuwe aanvraag worden ingediend. Ik onderteken die bijna altijd, als die nieuwe werkgever als volwaardig wordt aangezien, als er met hem in het verleden geen problemen zijn geweest, als hij zijn bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) betaalt, en dergelijke meer. Als er een nieuwe werkgever is, dan hebben wij daar een pragmatische oplossing. In de andere gevallen is het de bedoeling dat iemand die naar hier is gekomen om te werken, ook kan terugkeren naar zijn land.
Mijnheer Bothuyne, u hebt gelijk. Met de overdracht van de reglementering was er een juridisch vacuüm ontstaan doordat er op 1 januari 2014 een gelijkschakeling was gekomen van bedienden en arbeiders. Door de afschaffing van het referteartikel in de Arbeidsovereenkomstenwet kon het minimumbezoldigingsbedrag waaraan een hooggeschoolde werknemer moet voldoen om een arbeidskaart B te verkrijgen, niet meer berekend worden. Een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 had dit euvel kunnen verhelpen. Dat is echter niet meer goedgekeurd door de vorige Federale Regering. Vandaar dat de verschillende gewesten deze wijziging hebben doorgevoerd, dus ook Vlaanderen. Ik heb de indruk dat dit u ontgaan is. Wij hebben dezelfde wijziging doorgevoerd als de andere collega’s. Dat werd op 19 december 2014 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Deze aanpassing heeft, net zoals bij de collega’s, betrekking op het indexatiemechanisme en de loongrenzen voor een hooggeschoolde werknemer. Wij hebben dus dezelfde aanpassing doorgevoerd als de collega’s.
De actuele vrijstellingen zijn deels het gevolg van Europese verplichtingen, en deels het gevolg van eigen arbeidsmarktbehoeften en knelpunten. De recente aanpassing werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 19 december 2014. Wij voegen de minimum te verdienen loonbedragen en de daaraan gekoppelde indexformules toe, zoals ik daarnet al zei. Hierdoor wordt onze regelgeving minder afhankelijk van andere federale regelgeving. Aan de gronden zelf is er op dit moment niet geraakt.
Het is onze bedoeling om te komen tot een dynamische knelpuntberoepenlijst. In de mate van het mogelijke zou die zelfs moeten anticiperen op toekomstige competentie- en arbeidsmarktbehoeften. Zoals de heer Hofkens terecht opmerkte, is dit iets wat we aan het uitwerken zijn. Ik heb zowel bij de bespreking van de beleidsnota als in het regeerakkoord duidelijk naar voren gebracht dat we met betrekking tot de knelpuntcriteria een verfijning willen doorvoeren. Ik heb daarin de nodige stappen gezet. We werken er hard aan. Zoals u weet, zet ik daar nooit, of zo weinig mogelijk, datums op. Je weet niet altijd op voorhand waar er problemen zouden kunnen zijn. Uiteraard wil ik tijdens deze legislatuur, die nog maar een maand of zes bezig is, het arbeidsmigratiebeleid in die filosofie hertekenen.
De eerste grote aanpassing is de omzetting van de richtlijn Gecombineerde Vergunning of de ‘Single Permit’-richtlijn. Deze richtlijn regelt één procedure en één loket voor de verblijfsvergunningen en de arbeidsvergunningen. De richtlijn moest omgezet zijn in nationaal recht op 25 december 2013. De vorige Federale Regering heeft dat niet gedaan. Na de nieuwe bevoegdheidsverdeling met betrekking tot economische migratie proberen wij samen met de federale overheid en de andere gewesten de richtlijn om te zetten. Ik houd daarbij vooral efficiëntie, snelheid en kosteloosheid in het achterhoofd.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is heel positief dat eind vorig jaar al het besluit is getroffen om die aanpassing te doen, zodat we daar minstens rechtszekerheid bieden.
U hebt het over de verfijning van de knelpuntberoepenlijst. Een verfijning kan natuurlijk in twee richtingen gaan. Wordt het hier een verruiming of een beperking van de mogelijkheden? Dat is bepalend voor de mogelijkheden van bedrijven en werknemers om gebruik te maken van de mogelijkheden die ons migratiebeleid biedt.
Hebt u met betrekking tot de omzetting van de ‘Single Permit’-richtlijn een timing voor ogen? We zijn al laat. Door de bevoegdheidsoverdracht zit daar wat extra vertraging op, veronderstel ik. Ik ga ervan uit dat er met de nodige spoed werk van moet worden gemaakt om ook hier rechtszekerheid te bieden. Als we de mooie uitgangspunten die u daarbij hanteert – kosteloosheid, snelheid, efficiëntie – kunnen waarmaken, levert dat winst op voor elke betrokken werkgever en werknemer.
Een van de vorige commissievergaderingen heb ik meer detail gegeven over die verfijning. Daar wil ik naar verwijzen.
Het omzetten van de richtlijn is er niet gemakkelijker op geworden. Nu zitten we met drie gewesten en de federale overheid. Doordat een deel van de bevoegdheid nog federaal is en een deel Vlaams, ga ik er geen timing op plakken. ‘It takes four to tango’, in dit geval. En tango met twee is al niet gemakkelijk, met vier is het nog veel moeilijker. Het is ook niet gemakkelijk op dit moment om tot eensgezindheid te komen.
Het ontwerp voor de richtlijn dateert van 2007. Het is finaal Europees goedgekeurd in 2011. Het is dus absoluut begrijpelijk dat we nu wat tijd nemen op Vlaams niveau om dat correct en goed te doen. We hebben al twee, drie jaar verloren in een andere legislatuur op een ander niveau.
We kunnen het niet alleen doen. Een deel van de ‘single permit’ is federale bevoegdheid gebleven, een deel is Vlaamse bevoegdheid. Mocht Vlaanderen het alleen doen, zouden we wel snel tot een oplossing komen, denk ik, maar nu hoort het zo dat we met de andere gewesten en de federale overheid tot eensgezindheid komen, om het te kunnen omzetten.
Ik kan enkel hopen dat er inderdaad met de nodige snelheid werk wordt gemaakt van die omzetting. Ik heb nog nooit tango gedanst, niet met twee, laat staan met vier. Daar heb ik weinig ervaring mee. Hoe dan ook, ik hoop dat we er snel werk van kunnen maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.