Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Jeugdhuizen vervullen een belangrijke functie van het jong zijn. Het is een plaats waar jongeren elkaar ontmoeten, waar ze hun leefwereld kunnen verbreden, waar ze nieuwe mensen leren kennen en waar ze zelf kunnen instaan voor het reilen en zeilen van de zaak. Net zoals in lokale jeugdbewegingen dragen jongeren hier verantwoordelijkheid, vaak bijgestaan door lokale besturen die de huurprijs van het pand betalen, een deel van de energiekosten betalen of een werkingstoelage verlenen.
Recent bereikten me ernstige berichten van jeugdhuizen uit verschillende regio’s. Ik heb het over mijn eigen regio, Kortrijk, waar twee jeugdhuizen worden bedreigd en over een jeugdhuis in Zottegem. Ze kampen allemaal met een tekort aan vrijwilligers. Jeugdhuizen doen inspanningen om nieuwe mensen te rekruteren. Een antwoord dat vaak wordt gegeven is dan: “En wat schuift dat?”. Dat is typisch voor het verenigingsleven, niet alleen voor de jeugdhuizen, maar bij de jeugdhuizen is er geen afgebakend parcours zoals in een jeugdbeweging, waar jongeren aan het einde van de rit nagenoeg automatisch in de leiding terechtkomen.
Formaat is zich bewust van deze problematiek. In hun jaarverslag omschrijven zij althans verscheidene drempels voor vrijwilligers. Een van deze drempels is dat jeugdhuizen de neiging hebben altijd uit hetzelfde netwerk te rekruteren. Dat heeft ook tot gevolg dat jeugdhuizen soms worden gereduceerd tot een harde kern van bezoekers waar anderen misschien niet snel naar toe zullen gaan. Maar de belangrijkste drempel schijnt blijkbaar de perceptie van jeugdhuizen te zijn. Jeugdhuizen worden door jongeren en hun ouders gepercipieerd als een ongestructureerde vrijetijdsbesteding en als asociaal met de buurt. Dat stond dus in het rapport, dat zijn niet mijn eigen woorden.
Steden en gemeenten hebben daar al op ingespeeld. Sommige sloten met Formaat een specifieke overeenkomst, die als doel heeft om noodlijdende jeugdhuizen te helpen. Ik heb een samenwerkingsovereenkomst bij me van een jeugdhuis uit Kortrijk met Formaat. Daarin staan een aantal concrete doelstellingen zoals het organiseren van een kwalitatief vormingstraject. Ze moeten ook op een duurzame manier de erkende Kortrijkse jeugdhuizen opvolgen. Ze moeten tijdig een jeugdhuis met weinig vrijwilligers ondersteunen en daartoe de tools en begeleiding geven. Ze moeten ook een imagotraject opstarten, waarbij de jeugdhuizen bekender worden bij het jonge publiek om ook nieuwe vrijwilligers aan te trekken.
Minister, bent u op de hoogte van deze problematiek? Ik vermoed van wel. Welke maatregelen zult u hiervoor nemen? Welke rol legt u vast voor Formaat? Is het verder uitwerken van de overeenkomsten tussen Formaat en steden en gemeenten een optie? Zijn er nog steden en gemeenten die zo’n samenwerkingsovereenkomst hebben? Voorziet u ook in maatregelen voor jeugdhuizen die geen lid zijn van Formaat, want dat zijn er toch nog altijd een pak?
De heer Meremans heeft het woord.
Waarom heb ik interesse voor jeugdhuizen? Niet alleen heb ik mijn medewerker weggeplukt uit een jeugdhuis, ik heb ook een jeugdhuis laten oprichten in Dendermonde. Er zijn nu vier, bijna vijf jeugdhuizen op een bevolking van 44.000 inwoners. Dat is niet slecht. Een jeugdhuis stopte omdat er problemen waren met het huurcontract of de betaling van de huur en omdat er amper vrijwilligers waren. Er is toen een oproep gekomen, en het is opnieuw opgestart dankzij een aantal vrijwilligers.
Wat mevrouw Soens zegt, klopt. Er is een probleem. Er is al heel veel voor de jeugd. We vissen allemaal in dezelfde vijver. Het is ook zo dat jongeren wel graag naar fuiven gaan, maar dat ze die niet zo graag zelf organiseren. Dat heb ik ook laten onderzoeken. Er zijn heel wat bekommernissen, regulitis en dergelijke. In het regeerakkoord staat dat we daar iets aan zullen doen, dat we de regulitis zullen tegengaan. Dan zijn we opnieuw bij de lokale besturen en gemeenten aanbeland. Zij hebben volgens mij de taak om de jeugdhuizen te promoten en het vrijwilligerswerk te stimuleren. Zij staan het dichtste bij de burger. Als eerste lijn moeten zij daarin hun verantwoordelijkheid nemen. De Vlaamse overheid kan daarin, eventueel via een tussenorganisatie als Formaat, ondersteuning bieden.
Mevrouw Soens, u zei dat er een negatieve perceptie bestaat over jeugdhuizen. (Opmerkingen van mevrouw Tine Soens)
Dat blijkt inderdaad uit onderzoek. Maar ik stel vast dat ouders nog altijd liever hebben dat hun kinderen naar het jeugdhuis gaan dan naar grotere gelegenheden die ver buiten de regio liggen. Dat heeft natuurlijk te maken met de investeringen die steden en gemeenten willen doen in de jeugdhuizen. Aan een jeugdhuis dat er belabberd uitziet, kan de gemeente ondersteuning bieden zodat de nodige infrastructuurwerken kunnen worden gedaan. De gemeente kan ook bemiddelen met de lokale buurt. Als jeugdschepen heb ik ook een aantal keren moeten bemiddelen in de buurt, waar er heel wat commotie was ontstaan rond jongeren die om 4 uur ’s morgens het jeugdhuis verlieten en luider praatten dan gewoon. Als gemeente heb je de verantwoordelijkheid om daarin te bemiddelen en naar oplossingen te zoeken.
Minister, het is een problematiek die ons allemaal aanbelangt. Ik kijk dan ook uit naar uw antwoord.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik stel voor dat we eerst kijken naar de resultaten van een onderzoek naar jeugdhuizen dat in opdracht van de afdeling Jeugd van het Vlaams ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media in 2013 – dus nog relevant – werd gedaan door de Vives Hogeschool uit Kortrijk in samenwerking met de TOR-groep (Tempus Omnia Relevat, Onderzoeksgroep voor de studie van tijd, cultuur en samenleving) van de VUB. Hierbij werd een representatieve steekproef van een tachtigtal jeugdhuizen bevraagd.
Uit dit onderzoek blijkt dat de jeugdhuizen gemiddeld kunnen rekenen op 17 vaste en 26 losse vrijwilligers. Jeugdhuizen hebben gemiddeld meer vrijwilligers als ze met beroepskrachten werken, naarmate ze een betere infrastructuur hebben, gezonde financiën en een goede relatie met de buurt en het stads- of gemeentebestuur. Daarnaast leggen jeugdhuizen met meer vrijwilligers vaker de nadruk op instuif, hechten ze meer belang aan het bieden van een zinvolle vrijetijdsbesteding en het aanleren van verantwoordelijkheid.
Vrijwilligers zijn vrijwilliger in het jeugdhuis vanwege de sfeer, het thuisgevoel, het amusement en de vrienden. Zo eenvoudig kan het leven zijn. Pas in tweede instantie, zo leert ons het onderzoek, spelen het zichzelf ontplooien en idealistische motieven naar anderen of de samenleving een rol. De grootte van de vrijwilligerskern, hun visie en onderlinge band zijn belangrijke elementen voor een goede werking en de tevredenheid van de bezoekers. Scholenbezoek is voor veel jeugdhuizen een effectieve manier om meer vaste en losse vrijwilligers aan te trekken.
Een op twee jeugdhuizen ziet het tekort aan vrijwilligers als een mogelijke dreiging. Bijna de helft van de jeugdhuizen maakt zich ook zorgen over het feit dat vrijwilligers zich te weinig inspannen. Meer dan zes op tien jeugdhuizen geven aan moeilijk opvolging te vinden voor het huidige bestuur. Een derde van de vrijwilligers geeft aan moeite te hebben met de tijd die het vrijwilligerswerk hen kost. Het respect van de andere kernvrijwilligers, het krijgen van een kleine, al dan niet in natura, vergoeding, maatschappelijke appreciatie en appreciatie van de omgeving dragen dan weer bij aan hun tevredenheid.
Toch maakt men zich veel minder zorgen over een dalend bezoekersaantal of over concurrentie van andere vormen van vrijetijdsbesteding. Zowel de bezoekers als de vrijwilligers zijn voorstander van een voldoende divers publiek en willen een open werking hebben. Aan de andere kant zorgt de dynamiek van jeugdhuizen wel voor informele groepsprocessen die vaak minder zichtbare drempels doen ontstaan, bijvoorbeeld door muziekkeuze of soms door de kleur van een jeugdhuis. Ik was onlangs op bezoek in een jeugdhuis in Lier. Ik zal straks uitleggen waarom zij wel een nieuwe kern van mensen hebben kunnen aantrekken. Er waren vooral dames bij. Het eerste wat zij hebben gedaan, is het herschilderen van het jeugdhuis in een andere kleur. Ook dat kan dus een rol spelen.
De jeugdhuisverantwoordelijken zien zelf volgende zaken als belangrijkste drempels om nieuwe jongeren bij het jeugdhuis te betrekken: het beeld of de vooroordelen van de jongeren ten opzichte van het jeugdhuis, het niet kennen van andere jongeren in het jeugdhuis, een gebrekkig onthaalbeleid en het feit dat het jeugdhuis te weinig bekend is in de buurt. Telkens meer dan de helft van de respondenten ging akkoord met deze stellingen.
Ongeveer een derde van de jeugdhuisverantwoordelijken gaat akkoord met de stelling dat sommige ouders geen vertrouwen hebben in het jeugdhuiswerk. Eveneens een derde geeft aan dat een heersende groep nieuwkomers weghoudt uit het jeugdhuis. Tot zover de cijfers. Waarschijnlijk hebt u hetzelfde onderzoek gelezen als ik. Het is niet slecht om naast de absolute cijfers ook even de nuance te geven.
Wat doen we daar nu aan? Vooreerst is er de subsidiëring die we toekennen aan de gemeentebesturen voor het ondersteunen van het lokaal jeugdwerk. Gemeenten kunnen die middelen gebruiken, en dat doen ze ook, voor de ondersteuning van de lokale jeugdhuizen, zowel voor de werking als voor de infrastructuur.
Daarnaast subsidiëren we Formaat. Voor de periode 2007 tot 2009 bedroeg die subsidie ongeveer 650.000 euro per jaar. Voor de volgende periode van 2010 tot 2013 werd dat opgetrokken tot 800.000 euro. Momenteel bedraagt de subsidie jaarlijks zo’n 1.144.500 euro. Ook al werd in dit laatste bedrag een compensatie van ongeveer 63.000 euro opgenomen voor het wegvallen van provinciale subsidies, dan nog moet men toegeven dat het hier om een substantiële verhoging gaat. Gelukkig maar.
Wij verwachten dan ook van Formaat dat de vereniging de lokale jeugdhuizen bijstaat bij hun vrijwilligersbeleid. Een van de doelstellingen uit de subsidieovereenkomst betreft de ondersteuning van zowel leidinggevenden, als van vrijwilligers in de jeugdhuizen. Zo worden jaarlijks tweehonderd van de jeugdhuizen bezocht, wordt er jaarlijks gepeild naar de noden en behoeften van de leidinggevende kaders van de jeugdhuizen en wordt er ingezet op de vorming en opleiding van zowel de vrijwillige bestuurders van de jeugdhuizen als van de beroepskrachten.
Ten slotte wordt er ook geïnvesteerd in regionale overlegplatformen voor de bestuurders en de werkgevers. Wanneer gemeentebesturen met Formaat een overeenkomst sluiten die als doel heeft noodlijdende jeugdhuizen te helpen, dan kan ik dat alleen maar toejuichen. Ik denk niet dat de Vlaamse overheid daarbij een bijzondere taak heeft. Zoals gezegd ondersteunen wij vandaag beide partijen.
Het is niet zinvol in de plaats te treden van hen die de expertise hebben inzake jeugdhuiswerk, noch in die van hen die de kennis hebben met betrekking tot de lokale noden en situaties. Ook dat deel van mijn antwoord zal u wellicht bekend zijn.
Tot slot wijs ik er nog op dat sinds een paar jaar de Vlaamse overheid aanvullend projectsubsidies toekent voor projecten van jeugdhuizen. Hiermee worden vandaag een veertigtal jeugdhuizen in Vlaanderen financieel ondersteund. Deze subsidie is bedoeld voor de aanwerving van een beroepskracht met als doel een project uit te werken dat de artistieke expressie bij jongeren bevordert of een project dat de ondernemingszin bij jongeren aanscherpt.
In de praktijk stellen we vast dat deze input van middelen en personeel ook zorgt voor een verhoogde betrokkenheid van vrijwilligers bij de jeugdhuiswerking. Dit kon ik zelf ook vaststellen en vernemen van jeugdhuisverantwoordelijken, onder meer op de dag van de jeugdhuizen in Lier op 15 november 2014, waar men voor de artistieke projectpoot had gekozen.
De reacties over de aantrekkingskracht van nieuwe vrijwilligers en bezoekers waren zeer lovend. In de projectaanvraag geven jeugdhuizen expliciet aan hoe ze vrijwilligers zullen betrekken bij de uitvoering van het project, op de meeste plaatsen maken vrijwilligers dan ook deel uit van de stuurgroep die deze projecten in goede banen leidt. Ik wijs er trouwens op dat het vermelde onderzoek een positieve samenhang zag tussen de aanwezigheid van professionals en vrijwilligers.
Een ander positief effect van deze projectsubsidie is dat jeugdhuizen een ruimer publiek blijken aan te trekken. Jongeren die voorheen niet naar het jeugdhuis kwamen, nemen deel aan activiteiten en workshops, nieuwe jongeren voelen zich aangesproken door de projecten die worden opgezet door het jeugdhuis. Als het bereik van het jeugdhuis uitbreidt, kan dat ook op langere termijn een positief effect hebben op de werking ervan.
Om in aanmerking te komen voor de projectsubsidie, wordt als voorwaarde gesteld dat meer dan de helft van de leden van de algemene vergadering jonger dan 30 jaar moet zijn. Dat zet jeugdhuizen ertoe aan permanent te streven naar verjonging en vernieuwing van het bestuur en zo vrijwilligers extra te motiveren hun verantwoordelijkheid op te nemen binnen dit bestuur.
Wat met jeugdhuizen die geen lid zijn van Formaat? Uiteraard is het lidmaatschap van Formaat geen vereiste om in aanmerking te komen voor deze projectsubsidies. En uiteraard kunnen gemeentebesturen net zo goed jeugdhuizen subsidiëren die geen lid zijn van Formaat. De vrijheid van vereniging betekent uiteraard ook de vrijheid om geen lid te worden van deze of gene vereniging. Om gebruik te kunnen maken van de geboden ondersteuning is lidmaatschap in principe wel een vereiste.
Tot slot geef ik ook nog mee dat ik, vanuit mijn bezorgdheid voor het belang en welzijn van deze vrijwilligers en zoals ook opgenomen in het Vlaams regeerakkoord en in mijn beleidsnota, het initiatief zal nemen om uit te zoeken hoe een gecoördineerd Vlaams vrijwilligersbeleid er zou kunnen uitzien. De bescherming van vrijwilligers is nu te fragmentair geregeld, met diverse ongelijkheden tot gevolg. De toenemende bureaucratisering zet een rem op het vrijwilligerswerk.
Ik wil dan ook – minimaal wat mijn bevoegdheden betreft, bij uitbreiding als coördinator wat ook andere bevoegdheidsdomeinen betreft – een traject opzetten waarbij de stakeholders uit verschillende sectoren worden betrokken en waarbij ze een probleemstelling formuleren rond vrijwilligerswetgeving, versnippering van informatie en regulitis, en hieraan doelstellingen, oplossingsrichtlijnen en hefbomen koppelen om dit gecoördineerd vrijwilligersbeleid te realiseren.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik zie zeker een taak voor de Vlaamse overheid. U zei zelf dat u coördinerend minister bent voor de vrijwilligers. Ik ben dan ook blij dat u een initiatief zult nemen voor een gecoördineerd vrijwilligersbeleid. Is er al een timing? Wanneer ongeveer mogen we dat verwachten?
We hebben het al vaak gehad over middelen voor lokale besturen. De sectorale subsidies worden ingekanteld in het Gemeentefonds. Ik ken uw standpunt en dat van de meerderheid, u kent ook het onze. Ik hoop dat die middelen voor de jeugdhuizen gevrijwaard zullen blijven.
In verband met de regulitis sluit ik me heel graag aan bij het betoog van de heer Meremans. Het kan zeker een manier zijn om de vrijwilligers te ondersteunen.
Wilt u de komende legislatuur blijven inzetten op de projectsubsidies voor jeugdhuizen? Of wilt u ze afbouwen?
Aangezien ik net aangaf dat de projectsubsidies voor mij heel of toch behoorlijk succesvol zijn, moeten we er zeker verder op inzetten. De twee inhoudelijke poten waarop ze nu steunen, de artistieke expressie en de ondernemingszin, kunnen in de loop van de legislatuur samen met de sector herbekeken worden. Dat is ook in de vorige legislatuur zo gebeurd. We moeten er zeker op inzetten.
Wat betreft uw vraag over de timing van het traject voor het vrijwilligersbeleid, zowel in deze sector als in het algemeen, wil ik graag met een conceptnota komen in het najaar. Ik kijk even in de richting van de commissiesecretaris. Heel binnenkort zullen de indicatieve timing, de chronologische tabel met u worden gedeeld, ze zijn alvast intern onderweg. U zult uit de indicatieve timing voor dit jaar kunnen afleiden waarom dit eerder in het najaar gepland is: er is al heel veel gepland in het voorjaar. Het staat wel degelijk op de agenda van dit jaar om substantiële stappen voorwaarts te zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.