Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, de invloed van Europa wordt steeds groter en belangrijker. Een groot deel van de regelgeving waarover we in Vlaanderen en op het federale niveau stemmen, is een omzetting van EU-regelgeving.
Nog niet zo lang geleden bleek dat ons land van de Europese Commissie de bedenkelijke prijs kreeg van kampioen in het laattijdig omzetten van Europese richtlijnen. Het niet, foutief of laattijdig omzetten van EU-regelgeving is een schending van het Europees recht, zoals werd vastgelegd in de verschillende Europese verdragen. Dit kan ervoor zorgen dat de Europese Commissie eerst een aanmaning zendt, gevolgd door een inbreukprocedure voor het Hof van Justitie tegen de betrokken lidstaat. In een tweede procedure kunnen uiteindelijk boetes of dwangsommen worden opgelegd aan de federale overheid, aangezien zij een lidstaat is.
Minister-president, recent kregen we een interessante uiteenzetting van de heer François Roux, directeur-generaal Europese Zaken bij de FOD Buitenlandse Zaken. Hij wist ons te vertellen dat de meeste inbreukdossiers omtrent de omzetting van EU-regelgeving niet te maken hebben met de ingewikkelde staatsstructuur van ons land. Het feit dat bijvoorbeeld zowel de federale overheid als de gemeenschappen of gewesten bevoegd zijn, zou er niet de oorzaak van zijn dat EU-regelgeving niet, laattijdig of foutief wordt omgezet. De inbreukprocedures zouden vooral van toepassing zijn waar het enkel de federale bevoegdheid betreft en hadden volgens de heer Roux onder meer te maken met een gebrek aan coördinatie bij de eurocoördinatoren die per verschillende federale overheidsdienst bevoegd zijn.
In een recente mededeling die door uw kabinet, door de Vlaamse Regering werd verspreid betreffende het overzicht van de ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie – de maandelijkse verslaggeving – wordt onder meer verwezen naar een stand van zaken van verschillende inbreukdossiers. Van de vier inbreukdossiers wegens laattijdige omzetting is er over twee dossiers overleg gepland of al aangevat tussen de federale overheid en Vlaanderen, dat sinds de zesde staatshervorming gedeeltelijk bevoegd werd.
Minister-president, hoe verloopt het overleg in het algemeen over de inbreukprocedures tussen het Vlaamse Gewest en de federale overheid – ook de Vlaamse Gemeenschap wanneer die bevoegd zou zijn? Bent u van mening dat de procedures niet aan de ingewikkelde structuren in ons land liggen? Hoe verloopt de communicatie tussen de Europese Unie en Vlaanderen over de omzetting van EU-recht? Gaat dat snel en vlot genoeg, of zorgt het federaal niveau als tussenstap soms voor enige vertraging?
Mevrouw Turan heeft het woord.
In de Senaat zijn we nu bezig met een oefening over hoe we de EU-richtlijnen en -wetgeving snel en beter kunnen omzetten naar Belgische wetgeving. De vraag om uitleg van de heer Vanlouwe is een opportuniteit om ook een politiek antwoord te krijgen op enkele vragen. We zijn dat met de diensten en de collega’s die er professioneel mee bezig zijn, vrij technisch aan het bekijken. De vragen zijn dus terecht.
Minister-president, de heer Vanlouwe vraagt naar het overleg met de federale diensten over de inbreukprocedures. Ik wil het niet enkel over de inbreukprocedures hebben, maar over overleg tout court in het kader van de omzetting van Europese naar Belgische wetgeving. Op welke momenten hebt u dat overleg? Hoe verloopt het, ook in dossiers waar het goed gaat? Ik neem aan dat we ook goede dossiers hebben, en niet alleen inbreukdossiers.
De communicatie tussen de Europese Unie en Vlaanderen, hoe verloopt die? Gaat dat vlot? Is de federale bevoegdheid die daartussen zit, een belemmerende of vertragende factor? Wij hebben vernomen dat die goed samenkomen, en dat er een duidelijke taakverdeling is. Soms gaat het wat trager.
In de hoorzitting die nu in de Senaat bezig is, heb ik vernomen dat wat we in België fout doen – ik neem aan ook in Vlaanderen –, dat we inzake bepaalde wetgeving wachten tot die er is, en dan pas beginnen met de procedure van omzetting, om na te gaan of het voor Vlaanderen is, voor de gewesten of voor de federale overheid. De eerste spreker op de hoorzitting zei dat we proactiever moeten werken om die inbreukprocedures te kunnen vermijden. Minister-president, wat vindt u daarvan? Hebt u voldoende knowhow en voldoende mensen in huis om daar proactief op in te spelen? Gaan uw federale collega’s daar ook mee akkoord?
De heer Kennes heeft het woord.
Ik wil op drie aspecten ingaan. Het eerste is dat er een databank Eurtransbel is opgericht. Daar kan de omzetting van die richtlijn worden gevolgd vanaf voorstel tot volledige omzetting. Op welke wijze draagt de Vlaamse administratie op dit moment bij aan die databank?
De tweede vraag: enkele jaren geleden is beslist om omzettingsprocedures via de Benelux te realiseren, met enig bezwaar van Nederland dat meende dat elk land zijn eigen specifieke wetgeving heeft. Dat is natuurlijk ook zo, maar zij zijn daarin wat terughoudender. Blijft Vlaanderen achter deze aanpak staan?
De derde vraag gaat over de inbreukprocedures. In het verleden hadden we het al over de waterzuivering en hoe de boetes moesten worden gedragen. De minister-president zei dat Vlaanderen niet zou opdraaien wanneer het in orde is – wat ook het gezond verstand vindt. Als jou geen schuld treft, moet je ook niet betalen. In het federaal regeerakkoord is er sprake van een verdeelsleutel die moet worden uitgewerkt. Misschien wordt dat in de toekomst nog relevant. Wat is de stand van zaken van het overleg over de verdeelsleutel? Wat is de houding van Vlaanderen hierover? Bent u betrokken bij de onderhandelingen of het overleg daarover? Gebeurt dat alleen op het federale niveau, zonder overleg met de deelstaten die finaal wel mee in het bad moeten worden getrokken?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Kennes, in uw tweede vraag vroeg u of ik achter die aanpak blijf staan. Het was niet duidelijk over welke aanpak het gaat.
Wel, over de omzetting, om dat in Benelux-verband te realiseren. Die informatie komt uit de hoorzittingen die in de Senaat zijn georganiseerd. Ik heb zelf niet het genoegen gehad om daaraan te kunnen deelnemen, maar die informatie heeft me wel bereikt.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Dit is een bijzonder interessant thema, waaraan we bij de besprekingen van de beleidsnota veel aandacht hebben besteed en ook terecht. De omzetting van de richtlijnen en de opvolging van de inbreukdossiers vindt plaats via het netwerk van eurocoördinatoren binnen de deelstaten en de federale overheden. Ze onderhouden haast dagelijks contact met elkaar. Met de Europese Commissie wordt er veelal gecommuniceerd via enkele webtools om omzettingen aan te melden of om te reageren op klachten.
Over het instrument Eurtransbel heb ik uitleg gevraagd aan de medewerker van de administratie, want ik ken het instrument niet. Het is een ander instrument dan de Europese webtool. Het is een intern Belgisch instrument dat kampt met technische problemen, dat initieel onbeveiligd was, dat ook is verouderd, kortom dat op dit moment niet goed werkt en zou moeten worden verbeterd.
De webtool met de Europese instanties werkt wel, en die wordt gehanteerd met betrekking tot omzettingen of klachten. De federale eurocoördinator staat uiteraard in voor het bezorgen van de antwoorden op de vragen van de Europese Commissie. Als het bijvoorbeeld gaat om een zaak die enkel het Vlaamse Gewest aanbelangt, dan betekent die laatste stap niet dat de federale eurocoördinator zich kan uitspreken over de inhoud van het ingediende antwoord. Wanneer een inbreukdossier bij het Hof van Justitie belandt, dan maken de betrokken overheden de nodige afspraken over de opvolging en de vertegenwoordiging van België in de desbetreffende rechtszaak.
Binnen de Vlaamse overheid maakt de Vlaamse eurocoördinator – het zal u niet verwonderen – deel uit van het Departement internationaal Vlaanderen. Op zijn beurt stuurt de Vlaamse eurocoördinator een dossierteam EU-regelgeving aan en dat team bestaat uit een contactpersoon per beleidsdomein, en die staat in voor de behandeling, coördinatie en opvolging van zowel omzetting als inbreukdossiers.
Dat mechanisme werkt goed binnen Vlaanderen. Voor de manier waarop we in overleg gaan of communiceren met de Europese Commissie zijn ook mechanismen uitgewerkt en interfederaal de nodige afspraken gemaakt.
Het pleidooi van mevrouw Turan is, met permissie gezegd, een open deur intrappen. We zijn zeer proactief bezig, niet alleen met de interne coördinatie, maar ook met onze permanente vertegenwoordiger, die we trouwens al enkele keren aan het woord hebben gehoord. We zijn dus bezig met de proactieve aanpak.
Het is wel de bedoeling dat we kijken of we de procedures inzake omzetting en inbreuken nog kunnen verbeteren. Ik zal met een nota komen over de versterking van de Europese reflex in Vlaanderen.
Zijn er vertragingen, dan kunnen we op dit moment niet eenduidig een instantie aanduiden die daarvoor verantwoordelijk is. We zitten nu met een unieke sui-generisstaatsstructuur. Dit zou een impact kunnen hebben op de doorlooptijd. Ik zal laten onderzoeken of er vertragingen op zitten die te wijten zijn aan de staatsstructuur. Het zal mee worden opgenomen in die reflectie. Maar we moeten het hele plaatje onder de loep nemen en we mogen niet nalaten voor eigen deur te vegen. Onze eigen administraties, onze eigen domeinen zijn vaak te laat of gaan te traag over tot een omzetting. We kunnen een voorbeeld nemen aan het Verenigd Koninkrijk, dat zich vaak tot de laatste snik verzet tegen een richtlijn, maar wel bij de eersten is om ze om te zetten in het interne recht. Daarom is het belangrijk dat we dat proactief doen. Op het moment dat het wordingsproces bezig is, moet je je al voorbereiden op wat komen zal en niet wachten tot de publicatie is gebeurd. Dan ben je hopeloos te laat. Als er problemen zouden zijn met de federale mechanismen, zullen we die ook aankaarten.
Onder de regering-Verhofstadt hebben we destijds over de inbreuken vrij heroïsche discussies gevoerd met de federale overheid. De bijzondere wet voorziet in twee zaken, namelijk dat de federale overheid zich kan substitueren als een deelstaat niet optreedt. Ik vind dat een slechte zaak. Ik vind dat dit niet kan. Stel je voor dat er over onderwijs plots een federale administratie wetgeving moet opmaken: waar zullen ze dan de expertise halen? Hetzelfde met betrekking tot leefmilieu enzovoort.
Iets anders is de tweede bepaling in de bijzondere wet – die heeft nog nooit uitvoering gekregen –, namelijk dat er een regeling moet komen voor de entiteit die verantwoordelijk is voor de vertraging. Daar moet je tot een regeling komen, en dat staat ook in het federale regeerakkoord. De Federale Regering zegt dat ze daarvoor een initiatief zal nemen, het is dus wachten op federaal minister Reynders. Het lijkt me logisch dat diegene die instaat voor de vertraging, eventueel pro rata, want er kunnen meerdere verantwoordelijken zijn, het deel van de opgelegde boete of de dwangsommen draagt. Als het gaat over een leefmilieurichtlijn en Vlaanderen is de enige, uitsluitende verantwoordelijke, dan moet je niet zeggen dat de federale of de Waalse of Brusselse overheid in de fout is gegaan. Het kan ook zijn dat het over een zaak gaat waar twee of drie gewesten in gebreke zijn, dan kun je daar perfect een mechanisme voor uitwerken. Het is alleen zaak om loyaal vast te leggen wie waarvoor verantwoordelijk is. De bijzondere wet voorziet daar uitdrukkelijk in.
Het is wel een discussie of die bijzondere wet sluitend is, of het gaat over zaken die uitsluitend betrekking hebben op de deelstaat. De discussie gaat over de relatie tussen de federale overheid en de gewesten en gemeenschappen. Maar goed, dit is een bijkomend aspect. Het sleept al heel lang aan en het is nog altijd niet uitgeklaard. De nieuwe Federale Regering heeft dat opnieuw in het regeerakkoord opgenomen.
Ik krijg het signaal dat de Europese Commissie zelf wijzigingen zal aanbrengen aan haar manier van werken. Juncker is heel sterk naar voren gekomen met een programma over deregulering, met vereenvoudiging enzovoort. Ik sluit niet uit dat ook op dit vlak maatregelen worden genomen die implicaties hebben voor ons. Met onze visienota moeten en kunnen we rekening houden met alle aspecten daarover: Europese, federale en deelstatelijke. Het is ook de bedoeling om dat op die manier te doen.
Ook de Europese Commissie laat – een beetje incorrect voorgesteld – soms zaken op hun beloop nadat er een overtreding is vastgesteld, omdat ze weten dat men ermee bezig is. Zo drijft men de zaken niet op de spits. Daar wordt dus een iets langere omzettingstermijn gegund. Dat temporiseren hoeft niet altijd in het nadeel te spelen van de lidstaat of de deelstaat. Het is niet zo dat de Europese Commissie de zaak altijd te allen prijze voor het Europees Hof wil brengen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw uitvoerig antwoord. Het is goed dat we u hier geregeld zien en horen over Europese thema’s. Ik vind het bijzonder interessant dat er binnen de Vlaamse administratie een systeem is van eurocoördinatoren, waarbij één persoon alles moet coördineren, en dat er ook verschillende coördinatoren zijn per beleidsdomein. Het is belangrijk dat het goed wordt gestroomlijnd. Uit het gesprek met de heer Roux bleek dat soms ook het probleem bestond dat er wel eurocoördinatoren waren, maar dat er nood was aan een coördinatie van de coördinatoren. Het zou goed zijn als Vlaanderen dat kan stroomlijnen, als er één eurocoördinator is, die dan overlegt met de federale coördinator. Ik kijk uit naar de volgende stappen die u zult zetten.
Het is belangrijk dat Vlaanderen de wetgeving correct en goed omzet, maar we hoeven niet de beste leerling van de klas te zijn, en altijd verder gaan dan wat Europa via de richtlijnen oplegt. We moeten niet aan gold plating doen, maar gewoon omzetten wat Europa vraagt, zonder daarbij strikter te willen zijn. We moeten het onszelf niet moeilijker maken.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Het zijn twee verschillende instanties, we zijn ermee bezig in de Senaat, maar we hebben zeer bewust het Vlaamse niveau daarbij betrokken. De opmerkingen van de heer Vanlouwe zijn terecht, over het stroomlijnen met eurocoördinatoren enzovoort. Dezelfde oefening wordt nu ook in de Senaat gedaan. Je kunt niet de beste van de klas zijn als Wallonië en Brussel achterblijven.
Minister-president, over het verwijt dat u niet proactief zou zijn, ik weet dat Vlaanderen proactief wil zijn. Het zijn de woorden van de heer Roux, de bevoegde persoon op federaal niveau. Hij bedoelde daarmee: we zijn wel betrokken bij het tot stand komen van een richtlijn en we zijn ermee bezig, maar we zijn er slecht in om er op tijd bij te zijn, op het moment dat de uitvoeringsbesluiten worden genomen om een richtlijn om te zetten, waarbij de termijn van de omzetting in ingewikkelde dossiers soms ook deel uitmaakt van de onderhandelingen. Hij wijst er ook op dat we wachten op de effectieve richtlijn om met de omzetting te beginnen en onderling te kijken wie wat moet doen.
Ik heb het woord verwijt niet in de mond genomen. Ik denk dat we hetzelfde bedoelen. Ik heb ook gezegd dat we sneller aan de omzetting kunnen beginnen, voor de richtlijn is gepubliceerd. Maar u was aan het praten met uw collega.
Inderdaad, het is nu essentieel om grondig te stroomlijnen, met alle gewesten samen. Met die oefening zijn wij bezig. Mijnheer Vanlouwe, uw vraag hier op dit ogenblik is goed om meer informatie te krijgen, maar ik zou nu niet overhaast te werk gaan in Vlaanderen, voor de oefening in de Senaat af is.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik heb geen vragen meer.
Gisteren in de hoorzitting gaf de vertegenwoordiger van wat zij Wallonie-Bruxelles noemen, aan dat zij er bij de omzetting van Europese richtlijnen van gebruikmaken om binnen dat beleidsdomein nog andere aanpassingen te doen. Als een Europese richtlijn bij decreet moet worden omgezet, veranderen zij ook andere elementen in dat decreet, om het te actualiseren of zo. Is dat ook het geval bij ons, want dat zou een element van vertraging kunnen zijn, en hoe staat u daar tegenover?
Daar durf ik niet voor de vuist op te antwoorden. Dat zou decreet per decreet moeten worden bekeken. Dat geldt ook voor de vraag van 1 miljoen hoeveel van onze wetgeving nu is gebaseerd op of geïnspireerd door Europa. De ramingen lopen zeer ver uiteen, van 40 tot 80 procent. In het regeerakkoord staat in elk geval dat er niet aan gold plating zal worden gedaan.
Op dat aspect kunnen we later terugkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.