Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, het gaat hier over een bevoegdheid die een beetje op de snee zit tussen Binnenlands Bestuur en Ontwikkelingssamenwerking, maar aangezien dit een effect heeft op de wereld van de ontwikkelingssamenwerking in Vlaanderen, neem ik aan dat u daar op zijn minst een mening over hebt.
In januari 2015 liet de Vlaamse overheid plots aan 88 gemeentebesturen die voor deze legislatuur Vlaamse subsidies ontvangen voor gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, weten dat ze 10 procent minder subsidies zullen ontvangen dan aanvankelijk voorzien. Deze boodschap komt zeer laat, vooral wanneer we weten dat de Vlaamse overheid zelf aan de gemeenten vraagt om een meerjarenbegroting en beleidscyclussen op te maken. Een maand geleden begon de Vlaamse overheid plots, terwijl het jaar al bezig was, aan dat geld te knabbelen. Wat de timing betreft, is dat een bestuursmatige overschouwing. Maar ook op inhoudelijk vlak zijn er bemerkingen. Enerzijds valt er inderdaad iets te zeggen voor de autonomie van de gemeenten maar anderzijds kan het mogelijke effect zijn dat er minder geld naar ontwikkelingssamenwerking gaat als gevolg van deze beslissing.
Minister-president, in uw beleidsnota staat dat u veel inspanningen wilt doen om de gehele 0,7 procentnorm voor ontwikkelingssamenwerking van de overheden samen te bereiken. Deze maatregel zal die som eerder doen dalen dan stijgen.
Hoe komt u aan die timing? Waarom is die besparing zo laat aan de gemeenten meegedeeld? Wat zijn de budgettaire gevolgen? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat er in de toekomst meer geld naar ontwikkelingssamenwerking gaat in plaats van minder, want dat moet toch de bedoeling zijn?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Mijnheer Vanbesien, ik begrijp uw bezorgdheid over de besparingen op gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. Zoals minister-president Bourgeois al in zijn beleidsnota verwoordde, staan de gemeentebesturen dicht bij de burger en bevinden ze zich in een gunstige situatie om vanuit het lokale niveau de burger te informeren over en te sensibiliseren voor projecten in het Zuiden maar ook voor de Noordwerking. In de beleidsnota van het najaar 2014 stond dat de fondsen voor het impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking zouden worden ondergebracht in het Gemeentefonds. Ik deel uw bezorgdheid dat de verdeling van geld, specifiek gericht op ontwikkelingssamenwerking, daardoor gedeeltelijk zoek is.
Minister-president, in uw beleidsnota vermeldt u dat u zult blijven investeren in de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. Dat lijkt me heel moeilijk te controleren omdat de subsidies voor gemeenten niet langer gericht zijn op onderwerpen en thema’s. Het lijkt me dan ook belangrijk dat we de lokale besturen oproepen om verantwoordelijkheid op te nemen en zo de gemeenten stimuleren om hun budgetten voor gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking niet al te drastisch te verlagen.
Besparingen zijn overal nodig. Het engagement om de 0,7 procentnorm te bereiken houdt daarom ook niet inherent in dat de gelden voor ontwikkelingssamenwerking op hetzelfde niveau moeten blijven of zelfs verhogen. Dit kan ook een verlaging van de middelen inhouden.
Samenwerking tussen de verschillende beleidsdomeinen kan er op lokaal niveau immers voor zorgen dat een verlaging van de middelen niet per se een vermindering van de kwaliteit betekent.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister-president, ik heb u onlangs een schriftelijke vraag gesteld over de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking binnen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. U hebt daarop geantwoord dat slechts twee van de negentien Brusselse gemeenten daaraan meedoen en dat vind ik jammer. Ontwikkelingssamenwerking is een gemeenschapsbevoegdheid en dus ook volledig van toepassing in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Alleen Sint-Joost-ten-Node en de stad Brussel doen mee en krijgen middelen. Het verbaast me eigenlijk dat de zeventien andere gemeenten daar geen interesse voor zouden hebben. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van de gemeente zelf die voor extra informatie terecht kan bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Misschien denken zij dat dit gewoon onmogelijk is. Eventueel kan de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) als Brusselpoot van de Vlaamse Gemeenschap een rol spelen in het hoofdstedelijke gewest. Minister-president, zult u daar extra op aansturen,? Zult u de VVSG erop wijzen dat zij ook een rol te spelen heeft? Zij kan eventueel in samenwerking met de VGC werken aan de bekendmaking van de gemeentelijke impulssubsidies in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik denk dat steden en gemeenten niet zo blij zijn met deze manier van communiceren van de overheid. Zij hebben een plan opgemaakt voor een bepaalde subsidie en verliezen daar nu een substantieel deel van. Dat leidt onvermijdelijk tot schrapping van projecten. Een gemiddeld sensibiliseringsproject of fairtradeproject kost al snel 5000 à 6000 euro. Voor Kortrijk betekent dit dat één project moet worden geschrapt.
Minister-president, is deze besparing definitief of zal het budget opnieuw worden opgetrokken, zeker in het licht van de 0,7 procentnorm en de doelstelling van Pact 2020 waar we het tijdens de bespreking van de begroting en van de beleidsnota al over hebben gehad?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
We kunnen discussiëren over de vraag of de communicatie met de gemeenten te laat is gebeurd. Die is onmiddellijk gebeurd na de bekrachtiging van het decreet. Indien ik het voordien had gedaan, dan had het parlement misschien gezegd dat de prerogatieven waren geschonden omdat ik dan zou communiceren over iets dat nog geen parlementaire goedkeuring had gekregen.
In elk geval is het zo dat het niet onverwacht kwam voor de gemeenten. Iedereen weet dat wij voor een besparing stonden van ongeveer 1,4 miljard euro in 2015. Er is inderdaad beslist tot een vermindering van die subsidies met 10 procent. Mijnheer Vanbesien, concreet komt dat neer op een vermindering van het vastleggingskrediet van 2.796.475 euro tot 2.516.827,5 euro.
Die subsidies zullen vanaf 2016 worden ingekanteld. Mevrouw De Meulemeester, ze zijn inderdaad niet geoormerkt. Moeten we een oproep doen? Ik weet dat niet. U weet dat de hele gedachte is dat we de gemeentelijke autonomie versterken en dat de gemeenten verantwoording verschuldigd zijn aan hun burgers, hun kiezers, over het beleid dat zij voeren. Dat is juist het hele idee dat deze regering hanteert: minder opleggen, meer autonomie laten. Ik denk dat elk gemeentebestuur in Vlaanderen hiervan voldoende op de hoogte is, voldoende actieve organisaties op zijn grondgebied heeft om te weten wat de noden zijn op het vlak van ontwikkelingssamenwerking.
Mijnheer Poschet, hetzelfde geldt eigenlijk wat Brussel betreft. Brussel wordt net als alle andere gemeenten jaarlijks op de hoogte gebracht door de VVSG. We subsidiëren de VVSG om de gemeenten te sensibiliseren. Als u dan zegt dat ze het misschien niet weten, dan heb ik daar vragen bij. Ik denk dat dat een beetje aan de realiteit voorbijgaat. We zien dat het heel moeilijk is om Brusselse gemeenten te laten instappen in Vlaamse programma’s. We zien dat met het integratie- en inburgeringsbeleid, waar we aan gesleurd hebben. Er zijn een paar uitzonderingen waarbij het wel lukt en andere die de andere kant op kijken.
Maar dat gemeenten anno 2015 ook in Brussel zouden zeggen: “We zijn er niet van op de hoogte dat er een Vlaams beleid bestaat op dat vlak, dat we in convenanten konden stappen”, houd ik niet voor mogelijk. We moeten toch geen telefoontje plegen of een briefje sturen om te vragen of ze de informatie die we hebben toegestuurd, effectief hebben gelezen of verticaal geklasseerd? Elke gemeente heeft daarin zijn verantwoordelijkheid, vind ik. Dat geldt ook voor de Brusselse gemeenten.
Diverse collega’s stellen de vraag of ik meer geld zal uittrekken voor ontwikkelingssamenwerking. Ik verwijs naar het antwoord dat ik heb gegeven tijdens de bespreking van de beleidsnota. Als er daarvoor mogelijkheden zijn, zullen we dat heel graag doen, maar u weet in welke precaire situatie we ons bevinden. Ik hoop dat 2015 beter wordt dan voorspeld. Het herfstrapport van de Europese Commissie gaf ons nog slechts een groei van 0,9 procent. Dat is nu bijgesteld tot 1,1 procent. Dat is nog altijd veel te weinig om te voorzien in voldoende groei. De Verenigde Staten gaan naar een groei van 3 procent. Ik spreek niet over China en India, die 7 procent optekenen. De lage groei bij ons, de ESR-problematiek (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen), de lage inflatie, leiden er samen toe dat we met serieuze problemen worden geconfronteerd en dat het de hele periode een moeilijke zaak zal blijven om budgettair koers te houden.
– Rik Daems treedt als voorzitter op.
Ik vind dat we erop moeten wijzen dat Vlaanderen de engagementen tegenover de partnerlanden aanhoudt. Wij besparen niet op onze samenwerking met het Zuiden, op onze Zuidwerking. Ik denk dat er op dat vlak het best gemeentelijk inspanningen zouden worden geleverd. Naast de sensibilisering, zou er zo veel mogelijk moeten worden ingezet op zaken die er effectief toe bijdragen in het Zuiden.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, ik heb drie bedenkingen.
Mevrouw De Meulemeester, u vraagt of er een oproep kan komen naar de gemeenten om niet al te drastisch te besparen. We zitten in deze commissie toch met de intentie dat er meer zou worden geïnvesteerd in ontwikkelingssamenwerking omdat we onze internationale afspraken niet nakomen. Dan is het geen kwestie van niet al te drastisch te besparen, maar van ervoor te zorgen dat we minstens op niveau blijven en liever nog vooruitgaan.
Minister-president, u zegt dat de gemeenten het konden weten en dat het al verscholen zat in allerlei beleidsplannen. Als u in januari 2015, het lopende begrotingsjaar, zegt dat de gemeenten minder geld krijgen en dan pas duidelijkheid geeft over hoeveel geld ze minder zullen krijgen, dan vind ik dat onbehoorlijk bestuur. Het verbaast mij een beetje dat u dat verdedigt, want u bent de man van het behoorlijk bestuur. Dat u dit soort kunstgrepen de normaliteit zelf vindt, verontrust mij een beetje.
We zullen hier geen begrotingsdebat voeren over waar er al dan niet meer had kunnen worden geïnvesteerd. Maar als ik het uitgangspunt aanneem van de Vlaamse Regering dat er minder geld naar de gemeenten kon gaan, vind ik wel dat, in het licht van het feit dat u zelf zegt dat er meer geld naar ontwikkelingssamenwerking moet gaan, u dat beter had afgetrokken van de algemene middelen dan van de middelen die nu, in 2015, nog altijd, ook door deze Vlaamse overheid, geoormerkt zijn voor ontwikkelingssamenwerking. U brengt de gemeenten en de schepenen van ontwikkelingssamenwerking in een moeilijk parket, want zij zullen door deze maatregelen niet anders kunnen dan op dat domein in te korten of het gevecht aan te gaan met de collega’s. U zet hen bovendien in een slechtere uitgangspositie voor 2016, waar die oormerken zullen verdwijnen wegens die gemeentelijke autonomie. Ik denk dat u naar strategie van deze besparing op de gemeente beter een andere weg had gevolgd die tot hetzelfde had geleid, maar die de ontwikkelingssamenwerking in de gemeenten een sterkere uitgangspositie had gegeven.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister-president, ik blijf een beetje op mijn honger zitten met uw antwoord. Wat u zegt, klopt. We stellen overal vast dat de Brusselse gemeenten niet altijd instappen in de raamprogramma’s, de convenanten die vanuit de grote Vlaamse Gemeenschap worden aangeboden.
Daar is helaas een reële verklaring voor, namelijk dat de tweetaligheid van de dienst en van de ambtenaar in de Brusselse gemeenten nog altijd te wensen overlaat. Dat weten we. We kunnen heel legalistisch zeggen dat ze evenveel kansen hebben als Wortegem-Petegem of Berlare. De praktijk is dat er dikwijls maar één ambtenaar op die dienst zit, die vaak niet tweetalig is en een brief krijgt waar hij niets van begrijpt. Dat is in de eerste plaats hun verantwoordelijkheid, maar ze werken wel via de VGC die ze wel kennen en die dikwijls aanknopingspunten en contactpersonen heeft waarmee een vertrouwensband bestaat. Daardoor kan er worden gewerkt aan die betere instappen, aan de verhoogde graad van deelname van de Brusselse gemeenten in de Vlaamse Gemeenschapsprogramma’s. Ik zou daar toch nog een oproep voor willen lanceren.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik blijf toch ook wat op mijn honger zitten. Straks stemmen we over een voorstel van resolutie over de post 2015 Ontwikkelingsagenda waar die 0,7 procentnorm opnieuw expliciet in staat, en aan de andere kant bespaart deze Vlaamse Regering toch 2 miljoen euro op ontwikkelingssamenwerking, ook al is het enkel op de noodwerking. Het is toch jammer dat er bij de woorden geen daden worden gevoegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.