Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik kom graag nog eens terug op een agendapunt dat al in de eerste commissievergadering van deze legislatuur aan bod is gekomen en sindsdien in zo goed als alle commissievergaderingen. Ik heb het over de problematiek en de malaise in de Vlaamse varkenssector.
Mijn aanknopingspunt is de houding van Europees commissaris Hogan en de inspanning die u doet om extra maatregelen te mogen nemen ten behoeve van de Vlaamse varkenssector. Vorige week kregen we een debriefing van de laatste ministerraden ter zake en van de moeizame stappen die worden gezet. Ik wil toch even een aantal elementen inbrengen.
Ik heb nog eens opgezocht wat de genoemde commissaris hierover heeft gezegd. Ik vond het persbericht terug op de fantastische site www.thepigsite.com : “At the Agricultural and Fisheries Council meeting earlier this week Belgium, (…) expressed their concerns about the market situation for pig meat in the light of the Russian import restrictions. (…) The Commission noted that in addition to the Russian embargo, the overproduction in some member states is also responsible of this situation”.
Deze laatste zin ligt aan de basis van mijn vraag. Hier wordt dus door de Commissie en meer bepaald door de commissaris minstens gezegd dat er overproductie is in een aantal lidstaten van de Europese Unie.
U hebt er al min of meer op gereageerd door te stellen dat zijn bewering niet was onderbouwd met cijfergegevens, maar u ging er ook niet dieper op in. Het lijkt me wel de moeite om dat vandaag even te doen.
De prijszetting voor het varkensvlees is een cruciaal punt in deze discussie. Het is het knelpunt. Dit probleem is een gevolg van de economische regels die aan de basis liggen van deze markt: als er meer aanbod is dan vraag, dan zakken de prijzen. Zo goed is mijn elementaire kennis van de economie nog. Het Russische embargo is zeker voor de Vlaamse varkenssector een cruciale factor geweest in de prijszetting. Er zijn nog factoren, maar ik ga er vandaag niet verder over uitweiden.
Ik heb nog wat research gedaan over de Vlaamse varkensstapel. Je vindt zelfs cijfers over de 19e eeuw. In 1997 waren er 7,5 miljoen varkens in Vlaanderen. Tussen 1950 en 2000 is de varkensstapel in Vlaanderen vertienvoudigd. Eigenlijk is de kweek van varkens een vrij recente ontwikkeling. In de 19e eeuw was het fokken van varkens meer direct gelinkt aan de Belgische markt. Vanaf 2000 is het aantal varkens gedaald, onder impuls van de toenmalige ‘warme sanering’. De specialisten onder ons zullen dit beter kennen dan ikzelf. De ‘warme sanering’ beoogde voornamelijk de afbouw van de varkensstapel in functie van de mestproblematiek. MAP 1 (Mestactieplan) dateert uit die tijd. De daling vond plaats van 1998 tot 2007. In 2009 waren er 5,9 miljoen varkens in Vlaanderen. In 2013 waren er 6,2 miljoen. Er is dus weer een stijging, niet fenomenaal. Uit Europese data is af te leiden dat er maar twee landen zijn die in die jaren een significante stijging van de varkensstapel hebben gekend: België en Duitsland. In België is Vlaanderen voor 93 procent verantwoordelijk voor het aantal dieren.
De varkens zijn in grote mate voor de export bedoeld. Exacte cijfers zijn er, maar ze spreken elkaar licht tegen. Het komt erop neer dat België 2,5 keer meer varkensvlees produceert dan het binnenlands verbruikt. Het gaat niet over de dieren, maar over het vlees. Zoals u weet, is het grootste deel van de export verwerkt vlees en niet-levende dieren. Dat is ook van groot belang voor de handelsbalans. Ongeveer 28 procent is bestemd voor de binnenlandse markt, ongeveer 72 procent voor de buitenlandse markt. Het grootste deel gaat naar Duitsland, zo’n 43 procent, en 7 tot 8 procent is bestemd voor de buurlanden, waarvan Nederland en Frankrijk belangrijke afnemers zijn. Het gaat over 780.000 ton varkensvlees dat vanuit Vlaanderen wordt uitgevoerd.
Men zegt altijd dat er meer varkens dan mensen zijn. Dat klopt in Vlaanderen ongeveer: 6,2 miljoen varkens benadert in belangrijke mate het bevolkingscijfer. In West-Vlaanderen zijn er ongeveer 200 varkens per vierkante kilometer. Ik zal niet beginnen over de mestproblematiek die daarmee samenhangt.
Minister, wat leerde u uit het nieuwe cijfermateriaal over het door de eurocommissaris Hogan gesuggereerde overaanbod?
Als je er iets aan wilt doen, moet er misschien een afbouw van de varkensstapel komen. België en Duitsland zijn de enige stijgers. Ongetwijfeld is het verwijt van overproductie dus ook aan ons adres bedoeld. Als wij afbouwen in Vlaanderen, staan er onmiddellijk anderen klaar om de productie over te nemen. Het is een thema dat Europees moet worden aangekaart. Hoe staat u fundamenteel tegenover de vraag om de varkensstapel wezenlijk af te bouwen? Hoe ziet u een dergelijke afbouw mogelijk?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, als ik de lawine aan cijfers hoor – en hij heeft gelijk want in West-Vlaanderen zijn er meer varkens dan mensen –, dan is mijn eerste reactie: ‘So what?’.
Er is momenteel natuurlijk wel een overproductie, maar er is ook het Russisch embargo en de prijszetting. We werden in de afgelopen maanden geconfronteerd met een Europees commissaris die stelt dat de overproductie een probleem was en dat de EU niet kon ingrijpen of ondersteunen. Ik betwist dit nog altijd.
Mijnheer Caron, ik zou niet weten waarom we een sterk exportproduct zoals ons varkensvlees zouden moeten afbouwen. We zouden eerder moeten inzetten op het nog meer intensifiëren en het zoeken naar nieuwe markten. Er zijn tal van mogelijkheden – we hebben deze discussie al verschillende keren gevoerd – via het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), via het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) en andere kanalen. Natuurlijk moeten we daar dan de middelen tegenover zetten en dat is wel een beetje het probleem. Ik weet ook wel dat het aanboren van nieuwe markten niet in een-twee-drie gebeurt, daar gaat jarenlange voorbereiding aan vooraf.
Ik weet natuurlijk wel wat de achterliggende motivatie en gedachte is van de heer Caron wat betreft de afbouw van de veestapel. Binnenkort zullen we ongetwijfeld nog enkele vragen of een resolutie krijgen over de daling van de vleesconsumptie en zo gaan we stilletjesaan door. Minister, we hadden hier gisteren een discussie over de instandhoudingsdoelstelling. Eerlijk gezegd, we kennen allemaal, met alle respect trouwens, de standpunten van Groen.
Als ik het goed voorheb, dateren de cijfers en de reactie die de heer Caron aanhaalt, van Europees commissaris van Landbouw Phil Hogan al van een tijdje geleden. Ik meen begrepen te hebben dat u begin deze week op stap bent geweest met EU-commissaris Hogan. Ik had de indruk door de berichten in de media en op internet dat hij toch een opening laat. Wat is er maandag uit de bus gekomen tijdens dat overleg?
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, de opmerkingen van de heer Caron kunnen inderdaad in een context worden geplaatst. De eerste vraag is natuurlijk: aanvaarden wij hier vandaag dat landbouw en landbouwproducten zich onderwerpen aan de wereldmarkt? Of we dat nu willen of niet, sinds 1994 is Landbouw toegevoegd aan de World Trade Organization (WTO). Daar kunnen we niet onderuit. De productie van varkensvlees en andere land- en tuinbouwproducten bevindt zich op wereldschaal.
Twee Europese lidstaten hebben een verhoging van hun productie gekregen. Het aandeel van België ligt tussen 5 en 6 procent van de Europese productie. Als we maatregelen nemen, zal het effect op Europees niveau en zeker op wereldschaal bijzonder beperkt zijn. We moeten opletten met conclusies te trekken op microschaal en dan te hopen dat we daarmee op macro- of wereldschaal effecten kunnen bereiken, zeker als het gaat om een crisis zoals deze, die minstens voor een deel veroorzaakt werd door factoren die met de normale marktomstandigheden niets te maken hebben. Het gaat hier om een marktverstoring in de vorm van een exportverbod naar een belangrijk afzetgebied voor het Europese varkensvlees.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Het stemt ons ook gelukkig dat de eurocommissaris de Vlaamse varkenshouderij leert kennen. Ik sluit me aan bij de uiteenzetting van de heer Sintobin. Hij zit hier al langer dan ik, hij kent de achterliggende redenen van de heer Caron beter. Dat zijn niet alleen economische maar wellicht ook ecologische redenen. Op zich mag de vraag geen taboe zijn. De afbouw van de varkensstapel mag geen taboe zijn. Zoals de heer Caron zegt, dat mag niet alleen vanuit Vlaanderen gebeuren, dat moet voor heel Europa gelden.
Desalniettemin interesseren ons de concrete maatregelen die kunnen bijdragen tot een inkrimping van het aanbod en een betere prijszetting, zoals het sneller ‘verslachten’ van lichtere karkassen, en maatregelen in overleg met andere belangrijke producenten van varkensvlees zoals Duitsland en Denemarken. We mogen ons absoluut niet neerleggen bij de gedachte van de eurocommissaris dat het om overproductie gaat. We kunnen aantonen met cijfers dat dit niet het geval is. We moeten daar blijven tegen ingaan.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik vind uw benadering vrij eenzijdig en nogal ongenuanceerd. U pleit bijna voor dure afbouwscenario’s. We hebben dat ooit gedaan, u hebt zelf de cijfers aangehaald, we hebben ooit een minister gehad, u welbekend, met een warme sanering in 2000. Maar we zagen vanaf 2006 dat die sanering alweer tenietgedaan was en het aantal weer gestegen was. Dus daar geloof ik niet echt in.
We hebben natuurlijk een concurrentieel nadeel ten opzichte van andere landen. We hebben een hoge grondprijs en een hoge concentratie op een kleine oppervlakte wat heel veel druk geeft op de omgeving. Al die kosten moeten natuurlijk verrekend worden. Een hoge productie is gewoon een noodzaak om een leefbaar bedrijf te hebben in Vlaanderen.
Bijkomend krijgt de boer vandaag veel te weinig voor zijn product. De heer Sintobin heeft gepleit voor het vinden van nieuwe afzetmarkten. Akkoord, maar we moeten vooral zoeken naar lagere productiekosten voor de boeren. We zien toch een aantal mogelijkheden. We hebben het ooit gehad over de valorisatie van mest. Als we de kostprijs van de mest in een product kunnen omzetten, valt die kost voor de boeren al weg. In mooie woorden wordt dat dan een nutriëntenrecuperatie genoemd. Hierdoor kan een boer zijn productiekosten naar beneden halen. Hoe zit het met dat onderzoek?
Minister, een andere noodzaak lijkt ons de samenwerking met betrekking tot de verkoop van varkens. De Vlaamse varkenshouders moeten hun producten volgens ons gemeenschappelijk in het buitenland aanbieden. De individuele varkenshouders en slachthuizen zijn te klein om de grote volumes te leveren die, bijvoorbeeld, de Duitse klanten momenteel vragen. Als verschillende slachthuizen hun aanbod bundelen, kunnen op dat vlak stappen worden gezet. Hebt u er weet van dat stappen worden gezet om op dat vlak eventueel de krachten te bundelen?
Een derde mogelijkheid inzake kostenefficiëntie bevindt zich op het vlak van de voederkosten. We weten dat alternatieve bronnen van dierenvoer, zoals insecten, algen en eiwitten uit gras worden onderzocht. Ik zou u willen vragen hier verder op in te zetten. Op die manier kunnen we varkenssector helpen de kostprijs omlaag te halen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ondertussen is met betrekking tot deze vraag om uitleg al heel wat input geleverd. Ik wil hier nog iets aan toevoegen. Mijn eerste reactie is dat ik me afvraag wat het eigenlijke doel van de vraag om uitleg over afbouw van de varkensstapel eigenlijk is. Is het doel economisch? De heer Vanderjeugd heeft al gesuggereerd dat het doel mogelijk ecologisch is. Op ecologisch vlak zijn echter al heel wat stappen gezet. Als we dat debat moeten voeren, wil ik een aantal elementen aanhalen. Wat de balansen en de gebruikte technieken betreft, zijn met betrekking tot de intensieve varkensteelt al heel wat stappen voorwaarts gezet. We krijgen nu niet het negatieve rapport uit de eerdere discussie waar de heer Caron naar heeft verwezen, we staan intussen al heel wat verder. Ik vraag me dan ook nog steeds af welk doel met de afbouw van de varkensstapel zou worden nagestreefd.
Minister, Europees commissaris Hogan heeft bepaalde uitspraken gedaan. Volgens hem kan de overproductie voor problemen zorgen met betrekking tot de prijssetting. Hebt u ondertussen een duidelijke argumentatie en onderbouwing gekregen? Volgens mij worden dergelijke uitspraken snel opgepikt. Dat kan, zoals u hier hebt gemerkt, tijdens discussies belangrijke gevolgen krijgen. Hebt u in dat verband een duidelijke onderbouwing gekregen?
Een ander punt is daarnet al door de heer Caron en de heer Dochy aangehaald. Dit is ook tijdens een eerder debat ter sprake gekomen. Welke impact zou een afbouw of bijsturing in Vlaanderen op de wereldmarkt hebben? Geloven we nu werkelijk dat wij in Vlaanderen de prijs van het varkensvlees op de wereldmarkt bepalen?
We moeten erkennen dat we met ons betrouwbaar en kwaliteitsvol vlees een belangrijke positie in de exportmarkt innemen. Dit is een meerwaarde. Op basis van die meerwaarde moeten we net meer op die markt inzetten. We moeten nagaan hoe we nog een betere positie kunnen uitbouwen. Wat de kostprijs betreft, is dit een belangrijk element. Ik hoop dat de belangrijke positie van onze varkenssector in het geheel ook binnen de Europese Commissie wordt erkend. In welke mate heeft Europees commissaris Hogan tijdens zijn gesprekken met u respect getoond ten aanzien van de varkenshouderij? Hebt u hier enig zicht op? Dit is van belang. Tijdens crisisperiodes hebben we immers Europese steunmaatregelen nodig. Hebt u tijdens uw contacten met Europees commissaris Hogan het gevoel gekregen dat er meer ruimte voor debat is gecreëerd?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, het betoog van de heer Caron heeft me wat verbaasd. Hij heeft gevraagd of het mogelijk is een bepaalde veestapel af te bouwen en hiervoor in middelen te voorzien. Gisteren hebben we hier nog een debat gevoerd over de vraag of er wel voldoende budgettaire middelen zijn om de bedrijven te helpen die door de programmatorische aanpak stikstof (PAS) zijn getroffen.
Ik herinner me dat professor Daems een tijdje geleden zijn bevindingen met betrekking tot het Strategisch Actieplan Limburg voor in het Kwadraat (SALK) heeft toegelicht. Hij heeft dit meteen verder doorgetrokken en gesteld dat we in Vlaanderen veel meer in een exportgerichte productie moeten investeren. We exporteren varkensvlees, maar ik heb net horen zeggen dat we dit beter afbouwen.
We moeten ook eerlijk zijn. De Europese Commissie zal niet beslissen ons vanwege de overproductie te helpen. De feiten zijn wat ze zijn. Slechts vier Europese lidstaten zijn exportgericht. Het komt de andere Europese lidstaten goed uit dat er goedkoop varkensvlees is. Als we dit punt op de Europese agenda willen plaatsen, is dat natuurlijk het probleem. We moeten de zaken benoemen zoals ze zijn.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, dit onderwerp is hier al een aantal keren aan bod gekomen. Het is ook zeer acuut voor een sector die het bijzonder moeilijk heeft.
Mijnheer Caron, u hebt me eerst om de cijfers gevraagd. Ik heb de cijfers bij me. Het is misschien een goede zaak dit eens te formuleren op een objectieve, neutrale manier en niet op basis van een aantal uitspraken van een aantal personen.
Tijdens de tweede helft van 2014 is de Europese varkensvleesproductie, de hoeveelheid vlees in kilogram, met 2,2 procent gestegen ten opzichte van dezelfde periode in 2013. Dat zijn Europese cijfers. De stijging is te wijten aan een toename van het aantal geslachte varkens met 1,7 procent en aan een gematigde zomer, die ervoor heeft gezorgd dat de varkens beter konden groeien en bijgevolg een hoger slachtgewicht bereikten. Dat is het gemiddelde voor alle Europese lidstaten.
In België is de productie tijdens de tweede helft van 2014 met 0,9 procent gestegen. Dit is vooral te wijten aan het hoge aantal slachtingen in september 2014.
Als we naar het volledige jaar 2014 kijken, dan zien we dat de Belgische varkensvleesproductie met iets meer dan 1 procent is gedaald. In Nederland is voor heel 2014 de productie met 3,5 procent gestegen en in Polen met 7 procent.
Algemeen neemt onze varkensstapel niet toe, integendeel, de cijfers van de meitelling van de FOD Economie tonen aan dat de Belgische varkenspopulatie in 2014 met 2,2 procent is gedaald ten opzichte van 2013, de Vlaamse zelfs nog sterker met 3,3 procent. Het aantal varkens nam in Vlaanderen dus meer af dan het aantal kilogram varkensvlees dat werd geproduceerd. Dat zijn de cijfers.
De eurocommissaris heeft inderdaad bevestigd dat door de extra exportinspanningen die de sector heeft geleverd al meer dan 75 procent van het verlies van de Russische markt is goedgemaakt, door de uitbreiding van de export naar andere en nieuwe markten. Het gaat dan over Zuid-Korea, de Filipijnen en Japan. Er is voor meer dan 400.000 ton aan Europees varkensvlees een nieuwe afzetmarkt gevonden.
De extra exportinspanningen van de sector hadden onder normale omstandigheden en dus zonder de Russische boycot zonder problemen de afzet voor deze extra productie kunnen garanderen. Ik blijf erbij dat de crisis waarin we ons momenteel bevinden, voor een groot deel zijn oorsprong vindt in het sluiten van de Russische markt. Maar het klopt natuurlijk dat Vlaanderen een netto-exporteur is van varkensvlees en wij dus extra gevoelig zijn voor verschuivingen in die wereldmarkt. Dat komt bij ons extra hard aan. Dat is ook wat wij maandag aan de Europees commissaris hebben duidelijk gemaakt tijdens een bezoek aan een varkenskwekerij en een gesprek met de varkenshouder zelf, met de verschillende ministers in België en de commissaris. De overheid wil investeren in een sector die op een gezonde en rendabele manier kan produceren rekening houdend met de omgeving, het milieu en de toekomstkansen in toch wel woelige economische omstandigheden.
Voor Vlaanderen is de varkenshouderij en de bijkomende keten een zeer belangrijk economische sector met werkgelegenheid. We mogen niet vergeten dat er een hele keten is opgebouwd die steunt op onze varkenssector. Het gaat over de toelevering, de veevoederbedrijven, de slachthuizen, de vleesverwerkende bedrijven enzovoort. Al die sectoren samen zorgen voor een belangrijke tewerkstelling en creëren dus een economische meerwaarde in Vlaanderen. Vandaag is landbouw meer dan ooit een sector van ondernemers, en ondernemers zijn natuurlijk vrij om de beslissingen te nemen die ze nodig achten. In de zuivelsector gaan we juist weg van de quota en laten we de productiecapaciteit over aan de markt. Dat is een logische evolutie die we doormaken. We moeten dan ook niet het omgekeerde doen met de varkenssector.
We mogen ook niet vergeten dat we ons in een Europese en internationale markt bevinden. Mevrouw Rombouts, u vraagt naar de impact van maatregelen die wij zouden nemen, maar die zijn er niet. Dat wordt op een ander moment gecompenseerd, het gaat over een wereldmarkt. Het heeft weinig zin om in Vlaanderen maatregelen te nemen.
Als we er in Vlaanderen bewust voor zouden kiezen om onze varkensstapel substantieel af te bouwen, zal die ruimte elders worden ingenomen. Belgische slachthuizen zullen dan meer varkensvlees gaan importeren uit de buurlanden. De positie waarin de Vlaamse varkenshouder zich bevindt zal op dat vlak niet veranderen, mijnheer Caron.
De laatste maanden hebben we verschillende keren uitgebreid overleg gehad met de varkenssector in het varkensoverleg. De sector is zich bewust van het feit dat er nood is aan instrumenten om het aanbod meer te beheersen. België heeft tijdens de laatste landbouwraad nog eens heel uitdrukkelijk gepleit voor steun, ook in de aanbodbeheersing, onder de vorm van een slachtpremie voor een lichter gewicht. Jammer genoeg was daar weinig steun voor van andere lidstaten.
Maandag hadden we de Europees commissaris op bezoek. We hebben heel uitdrukkelijk gekozen voor een bezoek aan een varkensbedrijf om heel expliciet onze specifieke situatie te schetsen. De commissaris heeft vastgesteld dat Denemarken en Vlaanderen een heel specifieke situatie hebben en is bereid om te zoeken naar oplossingen, specifiek voor die twee lidstaten. Zij zijn immers het meest getroffen.
De commissaris heeft een piste gelanceerd voor de private opslag. We hebben erop gewezen dat zo’n maatregel maar een tijdelijke oplossing biedt. Dat vlees komt nadien immers opnieuw op de markt. De commissaris beseft dat en wil op korte termijn bijkomende maatregelen treffen. Voor hem is het belangrijk dat die maatregel specifiek op Vlaanderen, België en Denemarken van toepassing is. Momenteel bekijken wij samen met Denemarken wat wij op tafel kunnen leggen.
Dit is dus goed nieuws. De commissaris heeft gezien dat er enorme kosten verbonden zijn aan de productie. Gemiddeld werd er voor een varken op het bedrijf dat we hebben bezocht, 100 euro geboden. De kostprijs was 120 euro. Dat is allemaal heel goed uitgelegd door de varkenshouder die dat op een schitterende manier heeft bepleit, gericht op de praktijk, bij de Europees commissaris, en dat heeft zijn effect niet gemist.
Er zijn nog bijkomende vragen, onder meer over de EU-onderbouwing. De commissaris vertrekt vanuit een aantal algemene gegevens, en het siert hem dat hij daaraan refereert. We zien ook dat er in veel andere sectoren waaronder de zuivelsector heel goede observatoria zijn in Europa. Alles is daar in detail gekend en er kan perfect worden voorspeld wat er zal komen. Bij de varkenssector is dat niet het geval. Ik heb maandag zelf nog eens uitdrukkelijk tegen de commissaris gezegd dat daar werk van moet worden gemaakt.
De varkenshouder zei ook tegen de commissaris dat Europa had voorspeld dat de voederprijzen zouden dalen, maar dat is niet het geval. Op basis van verkeerde gegevens van Europa hebben we onze productie aangepakt. Het bewijst heel concreet dat Europa veel meer werk moet maken van goede cijfers, ook binnen de varkenshouderij. De commissaris had daar ook wel oor naar.
Het klopt dat we de kostprijs moeten doen zakken. We stellen bijvoorbeeld vast dat de brandstofprijzen zijn gedaald. Je zou verwachten dat zich dat weerspiegelt in de verplaatsingskosten voor het voeder, dat moet worden gebracht naar de producent. Maar die kosten dalen niet in de praktijk. Dat is ook aangehaald op het varkensoverleg. Hetzelfde geldt voor de mest en de voederkost op zich. Er wordt onderzoek naar verricht. Er worden afspraken gemaakt binnen het varkensoverleg, maar dat heeft nog niet tot concrete resultaten geleid. We blijven het opvolgen. Het is belangrijk te zoeken naar alternatieven.
We willen ook de producentenorganisaties ondersteunen. Enkele collega’s hebben gevraagd om beter samen te werken. Dat klopt. Het aanmoedigen van de producentenorganisaties is opgenomen in onze steun. Als de vraag komt uit de sector zullen we dat ten volle ondersteunen. Dat heb ik al een aantal keren duidelijk gemaakt aan de sector.
Collega’s, er is een opening gemaakt door de Europese commissaris. We moeten nu afwachten wat die maatregelen zullen zijn. In elk geval is het de eerste keer dat dit signaal duidelijk wordt gegeven. Ik begrijp ook wel de vrees van de commissaris, die nog eens uitdrukkelijk heeft geuit dat, als hij een algemene Europese maatregel neemt, het weinig oplossingen zal bieden voor Vlaanderen en Denemarken. Hij zou heel specifiek voor Vlaanderen en Denemarken maatregelen willen nemen, omdat de situatie daar het meest schrijnend is. We kunnen begrijpen wat hij bedoelt. De budgetten zijn er ook niet om iedereen massaal te ondersteunen.
Dat is positief, maar het zal niet evident zijn om een maatregel te vinden die specifiek op maat is van België en Denemarken. Dat wordt de komende weken uitgewerkt. Onze diensten zijn ter beschikking van de Commissie. Ook samen met Denemarken zullen we verder in gesprek gaan, om dat goed op maat uit te werken. Dat is de stand van zaken. Wel goed nieuws dus.
Mijnheer Caron, uw visie over het afbouwen van de varkensstapel delen wij niet. De cijfers tonen dat dat niet het grootste probleem is. Als we dat enkel in Vlaanderen doen, zou het ook geen oplossing zijn. Dan zou de sector er nog veel meer onder lijden. Dat is onze overtuiging op basis van de cijfers die we hebben.
Minister, ik besef dat je zo’n problematiek niet enkel in Vlaanderen kunt aanpakken, los van de Europese context. Als je hier voor aanbodbeheersing pleit, moet je dat ook doen in andere landen. Het is een fundamenteel andere benadering, dat weet ik. Ik sta relatief alleen in dat debat, maar ik verdedig mijn standpunt toch nog even.
De plek van de voedselproductie moet zo nauw mogelijk aansluiten bij de plek van consumptie. Dat is het principe van de korte keten. Het is ook de beste manier om de kosten te beheersen. Vandaag wordt landbouw hoofdzakelijk vanuit economisch oogpunt benaderd. Dan krijg je wat je nu krijgt: de afhankelijkheid van exportmarkten. Als die een embargo instellen, wordt een onderdeel van de markt het slachtoffer. Het is jammer, maar het is zo. Ondanks alle ecologische stappen die gezet zijn, collega’s, blijft de milieudruk van die intensieve sector hoog.
Commissaris Hogan heeft niet enkel Vlaanderen bezocht, ook Wallonië, en ook Nederland. Op websites kun je identieke verklaringen van hem lezen over de Nederlandse varkenssector. Ik denk dat hij dat overal in Europa verkondigt over de varkenssector. We moeten een beetje afwachten hoe dat evolueert.
Er is een daling van de binnenlandse vleesproductie. Ik ben zelf een vleeseter, dus ik zal geen extremistische standpunten innemen. We zijn het, denk ik, maatschappelijk met zijn allen al eens dat we de vleesconsumptie moeten matigen. Maar de varkensproductie in Vlaanderen heeft een andere curve dan de vleesproductie, ze zijn tegengesteld. Al meer dan tien jaar daalt de gemiddelde vleesconsumptie met 15 procent. Dat is een terecht maatschappelijk fenomeen.
Minister, u zegt dat we goede cijfers moeten hebben om goede conclusies te trekken. Het is een economische sector, maar ik zou ook wel eens graag een analyse willen lezen van de overheidsinbreng in dit soort van economische sector. Niet vanuit Vlaanderen, maar we subsidiëren stallen, installaties, export, mestverwerking. Kijk vandaag in de kranten naar de artikels over het handelsverdrag tussen de EU en de VS. Dat heeft ook een grote impact. Het zou goed zijn om ook de andere financiële stromen te verrekenen.
Met de laatste reactie van de heer Caron weten we eigenlijk echt waarover het gaat. Het gaat niet over de afbouw van de varkensstapel, maar over het verminderen van de vleesconsumptie. Het laatste is nog erger. Als we alle economische sectoren waaraan we subsidies geven, moeten stopzetten, dan zou er niet veel meer overblijven. Als u per se de varkensstapel wilt afbouwen, kunt u misschien volgende week in de commissie Buitenlands Beleid de vraag stellen hoe het komt dat onze exportcijfers zijn gedaald. U slaagt erin, net zoals gisteren, om uw vraag te stofferen met verouderde cijfers. Uw argumenten haalt u uit die cijfers. Uit het antwoord van de minister – ik ben in dezen geneigd om eerder haar dan u te geloven – blijkt dat u er weer naast zit. U hebt het gisteren gepresteerd met de nieuwsflits van Natuurpunt.
Minister, ik ben tevreden met en gerustgesteld door uw antwoord omdat u de economische meerwaarde van de landbouw en de tewerkstelling benadrukt. Mijnheer Caron, hoe zult u een en ander oplossen als u overgaat tot de afbouw van de varkensstapel? Zult u de bedrijven ook indelen in rode, oranje en blauwe bedrijven? Waar zult u het budget halen om dat te compenseren?
Minister, ik ben bijzonder blij dat we op korte termijn de voorstellen van de EU-commissaris zullen kunnen bespreken. Hopelijk komt er dan effectief steun voor de varkenssector in Vlaanderen.
Mijnheer Caron, aanvaarden we dat de varkenshouderij voor een deel economie is of niet? Dat is de essentie. Er wordt inderdaad heel wat geëxporteerd, maar dat geldt ook voor andere sectoren en misschien zelfs voor te weinig sectoren. Onze betalingsbalans ziet er niet zo schitterend uit. Landbouw in het algemeen en varkenshouderij in het bijzonder dragen heel wat bij tot een positief resultaat op de handelsbalans. Uiteindelijk moet we dat ook onder ogen durven te zien.
U spreekt over de subsidie voor de export. Daarmee zou het probleem echt kunnen worden opgelost. Van in het begin hebben landbouworganisaties uitdrukkelijk gepleit voor exportrestituties. Dat was de oplossing als directe maatregel die de Ruslandboycot zou kunnen hebben gecounterd op korte termijn. Maar dat is er niet. Er zijn inderdaad een aantal subsidies voor de varkensproductie, maar niet voor de export. Europa wil dat niet en houdt daaraan vast.
Door de volgehouden moed van de minister komt de EU-commissaris een klein beetje tot inzicht. Het heeft wel lang geduurd en het is nog maar een inzicht. We wachten nog op de maatregelen, maar de vooruitzichten zijn wat positiever dan enkele weken geleden. Ik dank u voor uw inspanningen en hoop dat er op korte termijn maatregelen komen, want de sector heeft die echt nodig. Er zijn schrijnende situaties die worden veroorzaakt door externe, niet-economische factoren. Het is onrechtvaardig dat mensen worden getroffen als gevolg van een macroprobleem, meer bepaald een handelsoorlog tussen Europa en Rusland.
Ik ben tevreden dat de meerderheid beseft dat dit een belangrijke economische sector is die in Vlaanderen heel wat mensen tewerkstelt. Mijnheer Caron, we leven nu eenmaal in een vrije markt. Ingrijpen op de aanbodzijde zal niet werken. Dat is ooit geprobeerd maar wordt al snel volledig tenietgedaan. Ik ben tevreden dat er ook moet worden nagegaan wat er kan gebeuren aan de kostenzijde. De productiekost van de varkens kan omlaag, waardoor de bedrijven leefbaarder worden.
Minister, ik dank voor uw antwoord. We zien een lichtpuntje door uw inzet en de contacten die u hebt gelegd. Het is een startpunt om door te zetten zodat we de sector effectief de nodige ondersteuning kunnen bieden.
Mijnheer Caron, u merkt dat er minder vleesconsumptie is. Als mensen echt in armoede leven, zijn ze niet in staat om vlees te consumeren. Zodra ze iets meer geld hebben, consumeren ze iets meer vlees. Op het moment dat mensen in een sterke positie zitten, consumeren ze dan weer iets minder vlees. Dit zegt dus iets meer over de positie waarin Vlaanderen zich bevindt op de welvaartsstatus. Dat er op wereldschaal nog meer vlees wordt geconsumeerd, betekent dat er nog een hele weg af te leggen is op het vlak van welvaart. Als we daaraan met onze export van kwaliteitsvol en betrouwbaar vlees een goede bijdrage kunnen leveren, dan is dat ook belangrijk voor onze economie en welvaart. We zitten op de goede weg.
Als er met bloemen wordt gegooid, wil ik me aansluiten en de minister bedanken voor de geleverde inspanningen.
Minister, ik wil nog een bijkomende vraag stellen, waarop u ons schriftelijk mag antwoorden. Gisterenavond las ik als voorbereiding van deze vergadering toevallig een artikel waarin stond dat Europa een zelfvoorzieningsgraad voor varkensvlees heeft van 109 procent.
Het was mij eigenlijk onbekend dat we, als je de totale productie in- en uitvoer bekijkt, slechts 9 procent exporteren. Misschien kunt u dat toch eens nagaan, want het lijkt mij interessant om te weten of dit effectief zo is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik dank u om met bloemetjes te gooien. De bloempot was er deze keer niet bij. (Gelach)
Ik zei inderdaad “op korte termijn”. Dat waren de letterlijke woorden van de commissaris. Ik heb die niet uitgevonden. Ik vroeg hem: “U zult onderzoeken welke maatregelen er kunnen worden genomen, op welke termijn kunnen we een antwoord verwachten?” Hij antwoordde toen: “Op korte termijn.” Ik weet ook niet wat hij daarmee bedoelt. Misschien heeft dat in Ierland een andere definitie dan bij ons. Ik hoop in ieder geval dat het snel zal gaan. We blijven het opvolgen vanuit onze diensten. Als er nieuws is, zult u het ook wel vernemen.
De heer Caron heeft het woord.
Ja, minister, u wordt nog populairder: proficiat! Dankzij mij, weliswaar, dat wil ik toch wel onderstrepen.
Ik wil graag nog twee dingen zeggen. Ten eerste heb ik alle begrip voor de problematiek van de individuele landbouwers die getroffen zijn door die crisis. Laat dat duidelijk zijn. Ik vind ook dat ze recht hebben op een goede oplossing. Maar dat is een andere discussie dan de macrodiscussie over de varkens in Europa, als ik het zo mag zeggen.
Ten tweede pleit ik ervoor om naast een puur economische benadering, ook de andere dimensies van de fokkerij – of tout court: de vleesproductie – in rekening te brengen en daarvoor aandacht te hebben. Dat is mijn uitgangspunt, niet minder, maar ook niet meer.
Ik begrijp dat er een aantal fundamentele meningsverschillen zijn, die nog wel eens zullen terugkeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.