Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, met veel belangstelling namen wij kennis van de beslissing van de Vlaamse Regering in december 2014 waarbij een eerste principiële goedkeuring werd gegeven aan het ontwerpbesluit tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Maar met evenveel belangstelling hebben wij kennis genomen van het voorontwerp van verzameldecreet dat op diezelfde datum een eerste principiële goedkeuring kreeg. Dit verzameldecreet brengt de datum van inwerkingtreding van het besluit terug van één jaar naar zes maanden.
We weten allemaal, en dat is ook gebleken uit besprekingen over het milieuvergunningendecreet tijdens de vorige jaren, dat deze regelgeving een grote impact zal hebben op de gemeenten als vergunningverlenende overheden. Ik heb me verdiept in de wetgeving ter zake, en ik wil u daar een aantal vragen over stellen.
De gesloten lijsten die als bijlage zijn opgenomen bij het besluit betreffende de omgevingsvergunning, bevatten de projecten die op Vlaams en provinciaal niveau worden vergund. De bevoegdheidsverdeling door de gesloten lijsten is moeilijk werkbaar: de aanvrager moet alle lijsten en de afwijkingsbepalingen in het uitvoeringsbesluit consulteren om na te gaan waar de vergunning moet worden aangevraagd.
Minister, de inwerkingtreding is met een half jaar vervroegd, wat een grote druk zet op de gemeenten. Ik heb dan ook een aantal vragen voor u.
Wat is het resultaat van een impactanalyse van het decreet van de omgevingsvergunning op de gemeenten? Wat is de verhouding van het huidige aantal verleende stedenbouwkundige en milieuvergunningen ten opzichte van de toekomstige situatie?
Hebt u een plan van aanpak voor de capaciteitsopbouw en ondersteuning van de gemeenten, zoals voorzien bij de tweede principiële goedkeuring van het ontwerp van decreet? Graag een overzicht van de concrete stappen die in dit plan zijn opgenomen en de timing ervan.
Het decreet voorziet in de mogelijkheid om een gesloten lijst op te maken voor gemeentelijke projecten. Waarom werd geen gebruik gemaakt van deze optie die zowel voor de aanvrager als voor de gemeente gebruiksvriendelijker was geweest dan het gekozen systeem?
In welke instrumenten zult u voorzien om de aanvrager en de gemeente op een heldere manier wegwijs te maken in de nieuwe regelgeving en de bevoegdheidsverdelingen? Wat is de timing hiervoor?
U zorgt met deze regelgeving voor een versnelde ontvoogding van de gemeenten. Volgens de codex was deze ontvoogding gekoppeld aan een aantal voorwaarden, waaronder de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. De ontvoogding is een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is op kwalitatieve wijze te vergunnen.
De Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed (SARO) stelde in zijn advies op het ontwerpbesluit dat gemeenten die nog niet ontvoogd waren, moeten worden ondersteund om toch nog aan bovenstaande kwaliteitseisen te voldoen vooraleer ze een vergunning verlenen. Wat is de stand van zaken in het ontvoogdingstraject van de gemeenten? Hoeveel gemeenten zijn nog niet ontvoogd? In welke maatregelen voorziet u ter ondersteuning van die gemeenten die nog niet ontvoogd waren en die nu ook omgevingsvergunningen kunnen verlenen?
De Vlaamse overheid stelt het omgevingsloket en uitwisselingsplatform ter beschikking van de gemeenten. Dit is een essentiële factor om de werklast van de gemeenten onder controle te houden. Wat is het tijdspad van het omgevingsloket? Zal dit ter beschikking staan van de gemeenten op het moment dat de regelgeving van kracht wordt?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de bezorgdheden van mevrouw Pira wanneer het gaat over de invoering van de omgevingsvergunning. Dat is een enorme klip die we in de nabije toekomst moeten nemen.
Voor een goed begrip wil ik nog even verwijzen naar de historiek van dit dossier. Al sinds de jaren 80 voeren we een pleidooi om bouwvergunningen en milieuvergunningen samen te voegen. Tijdens de vorige legislatuur hebben we het in commissie-Sauwens gehad over de versnelling en verbetering van procedures. We waren het er over alle partijgrenzen over eens dat die ‘permis unique’ die er al zo lang is in Wallonië, ook hoogdringend in Vlaanderen moest worden ingevoerd. Meer nog, waar het in Wallonië niet meer is dan het gelijktijdig indienen van een bouwvergunning en een milieuvergunning vonden wij dat wij een eengemaakte vergunning tot stand moesten brengen in Vlaanderen waartegen ook maar eenmaal een procedure kan worden gevoerd.
Vandaag zitten we aan de vooravond van de invoering daarvan. Dat wordt geen gemakkelijke klus, die in alle Vlaamse gemeenten een zware inspanning zal vragen van de mensen die de dienst Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu bemannen en van onze beleidsmensen.
In de vorige legislatuur is er veel verzet gekomen tegen het Vrijstellingenbesluit en het besluit Meldingsplicht, iets wat in vergelijking hiermee een akkefietje is. Stedenbouwkundige ambtenaren begonnen de schepenen van Ruimtelijke Ordening op te jutten en er ontstond verzet tegen iets wat toch een stap voorwaarts was.
We moeten goed opletten dat we binnenkort niet meelopen in het betoog van diegenen die het liever houden zoals het was. Op dat moment moeten we allemaal onze verantwoordelijkheid nemen, over de partijgrenzen heen, om onze lokale mandatarissen te overtuigen van het nut van deze omgevingsvergunning. Vlaanderen moet het maximale doen om de gemeentebesturen te ondersteunen bij het vergaren van kennis.
Minister, hoe staat het met de opleiding van de indieners van de omgevingsvergunning? De gemeentebesturen die dat willen, hebben al veel mogelijkheden gehad om kennis te vergaren. Op een gegeven moment werden er al voorlichtingssessies georganiseerd en de eerste letter over de omgevingsvergunning moest nog worden geschreven. Dat was geen goede aanzet. Intussen wordt er genoeg vorming aangeboden aan de gemeentebesturen, maar ik heb de indruk dat studiebureaus nog helemaal niet bezig zijn met zich voor te bereiden op de omgevingsvergunning. Dat zou natuurlijk wel een extra werklast betekenen voor de gemeentebesturen. Diegenen die met de omgevingsvergunning aan de slag moeten, zullen ook nog eens moeten worden gecoacht door de gemeentebesturen.
Minister, welke initiatieven worden er in die richting genomen?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil me ook aansluiten bij de twee vraagstellers. Ik wil mevrouw Pira danken om de vraag hier te stellen. We hebben het er uitgebreid over gehad bij de bespreking van de beleidsnota en ons afgevraagd of de datum wel haalbaar was. Het is positief dat de datum van inwerkingtreding met zes maanden is verlengd zodat de einddatum hopelijk wel haalbaar is.
Collega Ceyssens heeft gelijk dat elke verandering bij sommigen wrevel en koudwatervrees opwekt. Dat was destijds ook het geval bij de invoering van de ontvoogding. Toen was er ook de vrees, vooral bij de toezichthoudende overheid en de besturen die adviezen moesten verlenen, of men dat wel zou kunnen. Er waren toen veel meer beroepen van ontvoogde gemeenten. Het is allemaal in goede banen geleid. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat dat ook met de omgevingsvergunning zal gebeuren.
Het aspect van de ontvoogding moet ten volle waardering krijgen. Er zijn nog altijd een aantal lokale besturen die niet ontvoogd zijn en die de nodige ondersteuning moeten kunnen krijgen. Vaak zijn ze niet ontvoogd omdat ze niet aan de vijf voorwaarden hebben voldaan. Stedenbouwkundige ambtenaren moeten toch wel de knowhow hebben om de dossiers op een correcte manier te beoordelen.
Wat een belangrijke factor is, is de digitalisering. Op dat vlak moeten de lokale besturen nog bijbenen. Er zijn nog niet veel lokale besturen waar een digitale indiening kan. Minister, als u hierover meer informatie hebt, zou ik die graag horen.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega’s, ik ben zeer verheugd dat men niet aandringt om de deadline zo spoedig mogelijk te halen, maar dat men in elk betoog voldoende realisme aan de dag legt voor een goede voorbereiding zodat de omgevingsvergunning en het digitaal loket een sterke doorstart zal hebben.
Ik zal niet op alle bezorgdheden die al geuit werden, ingaan. Ik sluit me er wel bij aan. De heer Nevens heeft een schriftelijke vraag gesteld over de stand van zaken van het digitale loket. Ik dacht dat de milieuvergunning nog niet in de proefprojecten was opgenomen, maar dat het louter over het stedenbouwkundige aspect ging.
Mevrouw Rombouts heeft op 12 februari 2014 tijdens de hoorzitting een belangrijke opmerking gemaakt over de werklastmeting. Ze zei dat de werklastmeting dynamisch moet zijn en opnieuw moet kunnen worden gedaan. Ik denk dat de uitvoeringsbesluiten een impact kunnen hebben op de werklast en dat een extra update van de werklastmeting niet onverstandig zou zijn.
Er is gesproken over de niet-ontvoogde gemeenten, maar ik zou iets willen zeggen over de ontvoogde gemeenten. Het probleem doet zich voor in artikel 34, paragraaf 2, van de uitvoeringsbesluiten. De lokale besturen moeten in een aantal gevallen voor louter stedenbouwkundige handelingen nu opnieuw advies vragen aan de gewestelijke administratie Ruimtelijke Ordening, bijvoorbeeld als er een project-MER is opgesteld, een mobiliteitseffectenrapport is vereist, een vergunningsaanvraag nodig is voor het optrekken van gebouwen of complexen met een totale bruto vloeroppervlakte van minstens 7500 vierkante meter. Ze verliezen in dat geval wel een deel van hun opgebouwde rechten. Het zou misschien billijker zijn om hen daarvan vrij te stellen en de niet-ontvoogde gemeenten daar wel aan te onderwerpen. Zo ben je correct tegenover de gemeenten en geef je hun het juiste signaal.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, ik bedank u voor uw vraag. Het is goed om een en ander nog eens op te lijsten.
In 2014 hebben wij door Deloitte een studie laten maken om na te gaan wat de werklast van de lokale besturen is, naar aanleiding van de implementatie van de omgevingsvergunning. In het eindrapport staat heel uitdrukkelijk dat, als gevolg van de invoering van de omgevingsvergunning, het aantal vergunningsaanvragen zal dalen van 72.000 naar 69.000. Dat is natuurlijk te wijten aan het feit dat voor een aantal initiatieven geen dubbele vergunning meer nodig is.
Het spreekt voor zich dat wij de lokale besturen goed moeten begeleiden. Daarvoor hebben wij een aantal afspraken gemaakt.
Eerst en vooral is er de digitalisering. Terecht is dat een aandachtspunt, aangehaald door de heren Ronse en Ceyssens en mevrouw Peeters. Ook voor ons is het absoluut een prioriteit.
En het klopt dat er op het vlak van ruimtelijke ordening bij de lopende projecten al een volledige digitalisering van de aanvraag van een bouwvergunning is. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat een bouwvergunning iets minder ingewikkeld is dan een milieuvergunning. Ik verklaar mij nader: er spelen veel meer parameters in de milieuvergunning. Dat is veel ingewikkelder dan zo’n bouwvergunning. We stoppen ons daar niet achter weg, maar dat is de reden waarom het iets gemakkelijker was om te digitaliseren dan het andere.
Het feit dat die digitale bouwaanvraag nu loopt, zorgt er in ieder geval wel voor dat we de ervaringen die we daarbij opdoen, meenemen bij de volledige digitalisering van die omgevingsvergunning.
Wat ook invloed heeft op de werklast van steden en gemeenten is de complexiteit. De invoering van de omgevingsvergunning gaat gepaard met een declassering van ongeveer 5000 hinderlijke inrichtingen van klasse 1 naar klasse 2. Daardoor zullen de gemeenten, als bevoegde vergunningverlenende overheid, met meer complexe vergunningen worden geconfronteerd.
De taken verbonden aan het opstellen en uitvoeren van de meerjarenprogramma’s, met evaluatie van ingedeelde inrichtingen en activiteiten, komen natuurlijk ook af op de lokale besturen. In het eindrapport werd geconcludeerd dat de steden en gemeenten globaal – dus niet per gemeente – nood hebben aan 23,3 bijkomende voltijdsequivalenten (vte’s). Voor de omzetting van de milieuvergunning van bepaalde duur naar de omgevingsvergunning van onbepaalde duur zouden gemeenten nood hebben aan 6,2 bijkomende vte’s.
Om de steden en gemeenten te ondersteunen, is een actieplan opgemaakt. Dat actieplan zorgt ervoor dat de invoering van die omgevingsvergunning gepaard gaat met flankerend beleid.
Waaruit bestaat dat flankerend beleid? Eerst en vooral is er dossiergebonden overleg. De steden en gemeenten vragen vooral advies en bijstand. Als er inderdaad complexe dossiers zijn, willen ze een beroep kunnen doen op de expertise die er is, zowel in Vlaanderen als in de provincies.
In het ontwerp van uitvoeringsbesluit wordt bepaald dat de provinciale omgevingsvergunningscommissie aan de steden en gemeenten een geïntegreerd advies zal kunnen geven over vergunningsaanvragen voor alle hinderlijke inrichtingen die ingevolge de declassering van klasse 1 naar klasse 2 verschuiven. Bijkomend zullen een aantal bestaande klasse 2-inrichtingen en complexe stedenbouwkundige projecten ook een geïntegreerd advies krijgen van de provincie. Op die manier krijgt men dus ook inhoudelijk ondersteuning.
Er zijn al heel wat overlegmomenten en studiedagen geweest over de permanente vorming en continue kennisuitwisseling. De heer Ceyssens heeft daarnaar verwezen. Er wordt heel breed ingezet op de kennisoverdracht. De opleidingen die door de Vlaamse overheid worden georganiseerd, worden kosteloos aangeboden. In het najaar 2014 werden daarover in elke provincie en in Brussel informatiesessies gegeven. Een tweede reeks volgt dit jaar.
Er wordt momenteel nog onderzocht op welke wijze bijkomende vorming van de omgevingsambtenaren dit jaar nog mogelijk wordt gemaakt. Als er bijvoorbeeld kan worden verwezen naar de mogelijkheid om gemeenteambtenaren toe te laten tot specifieke opleidingsdagen over beste beschikbare technieken (BBT’s), dan zal dat inderdaad ook op die manier worden georganiseerd.
Het digitale omgevingsloket, de website omgevingsvergunning en ook de digitale uitwisseling van gegevens zijn gepland.
Het uitvoeringsbesluit bevindt zich op dit moment in de ontwerpfase. De suggesties die werden meegegeven, onder andere door de heer Ronse, zullen verder worden bekeken. Na de eerste principiële goedkeuring werd het advies van de strategische adviesraden, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) gevraagd. Ik verwacht die adviezen binnenkort. Na de aanpassing van het besluit op basis van die adviezen, kunnen we dat terug naar de regering brengen. Dan kan het definitief worden goedgekeurd.
Gezien het nog te bewandelen wetgevingstraject kan ik geen uitspraken doen over de gemeentelijst die voor een aantal projecten de bevoegdheid om te beslissen over de vergunningsaanvraag, exclusief zou toewijzen aan de gemeenten. Ik kan wel stellen dat, mocht die gemeentelijke lijst er zijn, ook de andere lijsten, zoals de Vlaamse lijst, de provinciale lijsten en de indelingslijst onverkort blijven bestaan.
Met het oog op een permanente communicatie met de aanvragers van de omgevingsvergunning, de lokale besturen en de andere lokale betrokken actoren is er ook een website opgestart, www.omgevingsloket.be. De indieners en studiebureaus kunnen daar informatie krijgen, maar ik neem de suggestie van de heer Ceyssens mee of we niet nog meer moeten inzetten op die sectoren. Dat zal niet alleen de toegang zijn tot het digitaal indienen, ook alle vragen zullen daar kunnen worden beantwoord. Daar zal ook alle nieuwe informatie te vinden zijn.
Mevrouw Pira, wat de bevoegdheidsverdeling betreft, zal mijn organisatie een eenvoudig schema ter beschikking stellen op die website zodat daarop een beroep kan worden gedaan. Bovendien kan bij digitale indiening het systeem aan de hand van een ingevuld veld ook de aanvrager helpen. Naast de website zijn er ook vormings- en informatiedagen georganiseerd voor de lokale besturen waarnaar ik daarnet al verwees.
De ontvoogdingsoperatie zorgt ervoor dat lokale besturen sterk aan bestuurskracht winnen binnen het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening. Daarom heeft mijn administratie volop ingezet om te komen tot een zo groot mogelijk aantal ontvoogde gemeenten. De ontvoogding gaat in op de eerste dag van de tweede maand volgend op de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Op 1 januari 2015 waren er 215 gemeenten ontvoogd. Dat betekent dat er nog 93 zijn die niet ontvoogd zijn.
Voor twee gemeenten, Vorselaar en Holsbeek, loopt de procedure. Ongeveer de helft van de nog niet ontvoogde gemeenten voldoet wel aan vier van de vijf voorwaarden en wordt ook verder actief begeleid door onze diensten. Vijftig gemeenten voldoen aan drie of minder van de vijf voorwaarden. Ook daar wordt door onze diensten bekeken wat we kunnen doen.
Het is duidelijk dat niet alle gemeenten op 31 december 2015 zullen voldoen aan de vijf voorwaarden. De gemeenten zullen verder opgenomen blijven in het lerend netwerk. Ze zullen ook verder een beroep kunnen doen op ondersteuning, als een leertraject opgevat.
De doelstelling om de bestuurskracht van die gemeenten te versterken in functie van het omgevingsbeleid blijft uiteraard ook bestaan. Daarom zal er bij deze gemeenten zeker aandacht gaan naar de functie van de omgevingsambtenaar in samenwerking met andere gemeenten om dat kennisniveau te verhogen.
Ik vind het essentieel dat het omgevingsloket en het uitwisselingsplatform tijdig ter beschikking staan en dat van alle partners het tijdspad van het omgevingsloket zal sporen met die van de regelgeving. Er zal inderdaad een omgevingsloket beschikbaar zijn op het moment dat de omgevingsvergunning er is.
Ik besef dat nog niet iedereen effectief klaar zal zijn voor de digitalisering. Daarom wordt er ook daar bijkomend een overgangsregeling uitgewerkt, om lokale besturen toe te laten om nog niet in een digitale omgeving te werken.
Dit is een project met vele actoren: publieke en private. U weet dat iedereen eigen visies en autonomie heeft. Ook elke behoefte is anders. Daarop zullen we ten volle inzetten.
Ik heb daarnet al gezegd dat we een aantal suggesties zullen meenemen, onder andere artikel 34, paragraaf 2, en ook over de studiebureaus. We zullen bekijken hoe we daarmee rekening kunnen houden in het volgende lopende proces.
In ieder geval wordt er heel veel energie en tijd in gestopt om dat goed te laten lopen. Ik denk dat die vragen hier terecht worden gesteld. We moeten dat verder opvolgen. Het is goed dat we daar vanuit deze commissie voldoende aandacht aan besteden. Het is in ieder geval een zorg waarin we heel veel energie en tijd steken om dat op het terrein zo goed mogelijk te begeleiden.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik dank de andere collega’s voor de appreciatie over het feit dat het punt hier behandeld wordt.
U hebt veel informatie gegeven, en u hebt die snel voorgelezen. Ik heb waarschijnlijk niet alles kunnen noteren.
U zegt dat er nog 23,3 vte’s nodig zullen zijn voor de toegenomen werklast en 6,2 voor de omzetting. U zegt dat er 215 gemeenten ontvoogd zijn, maar 93 niet. Gaat die ondersteuning dan naar die niet-ontvoogde gemeenten of moeten die nog extra mensen hebben? Is daarvoor geld uitgetrokken in de begroting?
Ik ben tevreden dat u een aantal dingen in het vooruitzicht stelt die blijkbaar klaar zullen zijn. Wat mij bijzonder ongerust maakt, is de terugbrenging van een jaar naar zes maanden voor de inwerkingtreding. Ik heb eens een rondvraag gedaan bij verschillende gemeenten. Veel gemeenten zijn daarvan blijkbaar gewoon nog niet op de hoogte. Heel veel stedenbouwkundigen en mensen van diensten, zoals milieuambtenaren, weten dat gewoon niet. Een enkele keer kwam ik iemand tegen die dat had horen waaien, maar eigenlijk weten de mensen dat nog niet. Het is nog niet officieel gecommuniceerd.
Dit baart me wel wat zorgen. Mensen richten hun activiteiten daarop. Nu denken ze nog altijd dat er een jaar zal zijn voor de overgangsregeling, maar in feite is dat maar een half jaar. Wanneer wordt daarover gecommuniceerd? Heel veel ambtenaren denken dat ze het niet klaar krijgen als dat tot een half jaar wordt teruggebracht. Denkt u er niet aan om het toch tot een jaar terug te brengen, in het kader van het Verzameldecreet dat nog tot een definitieve uitwerking moet komen? Zal dat dan niet steviger van start gaan dan het nu snel-snel te forceren om het in 2015 te kunnen starten?
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, het verheugt me dat u de ‘sense of importance’ en niet alleen de ‘sense of urgency’ beseft en dat de zaken goed moeten worden voorbereid. Een bijkomend element is de beste beschikbare techniek. De heer Ceyssens had het over de opleiding van de klant. Daarover moet duidelijkheid komen. Wat geeft aanleiding tot de BBT? Wat zijn overgangsmaatregelen? U hebt een vrij cryptisch antwoord gegeven op een schriftelijke vraag die ik daarover heb gesteld, namelijk dat er geen gold plating zal zijn ten opzichte van Europa en dat er in overgangsmaatregelen zal worden voorzien. Dat moeten we goed uitwerken zodra het in werking treedt, en ook inzake de gemeentelijke ambtenaren die de evaluaties moeten maken van de vergunningen. Ook daar zijn er nog belangrijke punten aan te halen.
Er zijn heel veel opleidingen en vormingen gegeven, maar de ruimte voor interactie was beperkt omdat de uitvoeringsbesluiten nog niet klaar waren. Daarvoor is nog een tweede ronde nodig. Ik ben ervan overtuigd dat u, nog meer dan mezelf, dat inziet.
Een nieuw element is dat er een overgangsregeling zal zijn voor het digitaal loket voor gemeenten die daar nog niet klaar mee zijn. Ik ging er altijd van uit dat, zodra we die omgevingsvergunning gaan lanceren, het voor iedereen mogelijk zal zijn om van bij de start digitaal aan te vragen. Nu verneem ik dat er een overgangsregeling is. Ik zal daar nu nog geen oordeel over vellen. Als je met een kind naar een nieuw pretpark gaat en een van de meest aantrekkelijke attracties is nog niet klaar – ik laat in het midden of dat de paardenmolen of de glijbaan is –, dan zou dat kind misschien wel ontgoocheld kunnen zijn. Dat gegeven moeten we mee in het achterhoofd houden.
De heer Nevens heeft het woord.
Mijn bekommernis als lokaal bestuurder, als schepen van Ruimtelijke Ordening, gaat niet over het invoeren van het digitaal loket. Nu staan we voor een hoop werk. We moeten door de zure appel bijten om die digitale trein te nemen. Dat zal inderdaad vruchten afwerpen, maar ook een voorzichtiger aanpak opleveren van het inventariseren, archiveren, bijhouden enzovoort.
Er zijn toch nog praktische bezwaren die vandaag niet aan bod zijn gekomen. Het decreet op de omgevingsvergunning is goedgekeurd. De uitvoeringsbesluiten laten natuurlijk op zich wachten. Dat impliceert dat er vandaag nog geen software aanwezig is, die lokale besturen kunnen aankopen om het digitaal loket te organiseren.
Dat is een bekommernis van de gemeenten. Een andere is dat er ook een investering aan verbonden is. De plannen van de architecten gaan over verschillende gigabytes aan capaciteit die men moet plannen op de servers in de gemeente. Dat vergt dus investeringen. Vandaag weten veel gemeenten niet wat er op hen afkomt. Gaat iedereen massaal digitaal invoeren?
Sommige architectenbureaus zijn vandaag al klaar om dat digitaal te doen en die doen dat ook. Ze drukken plannen af en bezorgen die in zesvoud aan de gemeenten. Die zijn er klaar voor, maar veel gemeentebesturen hebben vandaag die capaciteit niet. Minister, kunt u zo snel mogelijk duidelijkheid verschaffen aan die lokale besturen over welke software ze moeten aankopen om klaar te zijn voor de invoering van de omgevingsvergunning? Kunt u hen ook wijzen op het voorzien van voldoende servers en capaciteit zodat dat niet van de eerste dag platligt, want dan maken we ons allemaal belachelijk? Dat willen we nu net niet. Het digitaal verhaal moet een positief verhaal zijn en moet ons in staat stellen om er inzake milieu en ruimtelijke ordening efficiënt mee van start te gaan.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, er is inderdaad nog geen communicatie geweest over de termijn omdat we het advies verwachten. Het moet nog definitief worden goedgekeurd. Daarover zullen we zeker communiceren als dat is gebeurd. We zullen zien wat de adviezen daarover zeggen. Er zijn geen middelen gepland voor de vte’s.
Mijnheer Ronse, het klopt dat we de BBT goed moeten bekijken. Het principe dat je overal in het regeerakkoord terugvindt over de gold plating, moeten we ook hier toepassen. Dat is in elk geval mijn overtuiging. Ik veronderstel dat de beslissing die we daarover zullen nemen, ook in de lijn van de regeerakkoord zal liggen.
Nog niet iedereen zal erin meestappen, maar de digitalisering is een uitdrukkelijke vraag van de lokale bestuurders. We hebben veel overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP). Ze hebben gevraagd om, als de lokale besturen er nog niet klaar voor zijn, nog een periode te hebben dat ze dat niet moeten doen. Die vraag komt vanuit het veld. Dat heeft voor- en nadelen. Het zou niet goed zijn, als een gemeente er nog niet klaar voor is, om dat manu militari door te voeren. Dan zou het systeem ook niet goed werken. Daar hebben we over nagedacht.
Voor de ondersteuning van servers en begeleiding moet er zo gauw mogelijk software zijn, maar we moeten eerst weten wat er in het uitvoeringsbesluit zal staan. Dat zal moeten worden afgestemd. De discussie is wat we eerst gaan doen. We beseffen dat het heel veel is en het zal op relatief korte termijn moeten gebeuren. Daarom zijn we al begonnen met de opleidingen. Daarvan hebben we nog niet alle details met iedereen overlopen. In 2015 zullen we nieuwe opleidingen organiseren, als we meer duidelijkheid hebben over het uitvoeringsbesluit. De digitalisering blijft zeker een aandachtspunt. We zullen dat mee in het proces opnemen en zoveel mogelijk stimuleren bij de lokale besturen. Ze zullen snel inzien dat ze daar beter wel dan niet op inschrijven. Ik maak me sterk dat ze dat snel zullen doen.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik waardeer uw engagement voor dat instrument en voel aan dat u het belang goed inschat van wat dat betekent voor de lokale besturen. U hebt mijn bezorgdheid wel niet kunnen wegnemen. U zegt dat er wordt gecommuniceerd als het definitief is. Dan zal het ongeveer zomer zijn. Tegen dan wordt de definitieve stemming van het decreet verwacht. Als we weten dat een half jaar later alles in werking treedt, dan is dat ontzettend kort. Dat er nog zo lang moet worden gewacht op communicatie en duidelijkheid, is voor de lokale besturen geen goede zaak. U zegt dat er geen middelen zijn voor de vte’s. Dat betekent dat u dat zult voorleggen bij de begrotingswijziging.
Op de digitalisering bent u uitgebreid ingegaan. De vergelijking van de heer Ronse over het pretpark was een goede vergelijking. Waarschijnlijk zullen er nog dingen moeten worden aangekocht of de intercommunales zullen nog een opdracht krijgen.
Het feit alleen al dat u aangeeft dat de overgangsregeling voor de digitalisering met zes maanden wordt verlengd, geeft toch eigenlijk aan dat u de volledige periode, die u hebt teruggebracht in het verzameldecreet, terug naar een jaar brengt? U begint immers al uitzonderingen te maken. Van de omgevingsvergunning is al sinds de jaren 80 sprake. Ze moet dus een goede, een sterke start hebben. Het is geen goede zaak indien we met horten en stoten beginnen. Dat is geen goed signaal, niet alleen aan ambtenaren, maar ook aan burgers, ondernemers en iedereen die er gebruik van moet maken.
Ik blijf dus bij mijn bezorgdheid over de overgangsregeling.
De vraag om uitleg is afgehandeld.