Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vraag om uitleg over de ontmoeting van de minister-president met zijn Brusselse ambtsgenoot betreffende de Brusselse metropolitane gemeenschap
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik heb een vraag over de hoofdstedelijke of de zogenaamde metropolitane gemeenschap. Deze structuur werd door de zesde staatshervorming in het leven geroepen. Er is heel wat om te doen geweest, maar we hebben er de laatste maanden niet veel meer over gehoord. Nochtans kwam dat in het verleden geregeld aan bod in het Vlaams Parlement. Recent kwam het ook ter sprake in deze commissie.
Minister Ben Weyts heeft daarover al meerdere verklaringen gedaan en werd daarover ondervraagd in deze commissie. Hij zei daarbij onder meer: “De minister-president, de minister van de Vlaamse Rand en de hele Vlaamse Regering pleiten consequent voor bilateraal overleg en voor akkoorden. Dat staat duidelijk in het Vlaams regeerakkoord. Het belangrijkste woord in de betreffende passage slaat op de bilateraliteit. Het gaat om overleg tussen de gewesten.”
Minister-president, recent werd een en ander wat concreter, want Brussels minister-president Rudi Vervoort had het erover in de plenaire vergadering van het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement van 28 november 2014. Daar werd het debat gevoerd naar aanleiding van de ontmoeting tussen uzelf en uw ambtgenoot, minister-president Vervoort. Hij zei daar dat nog dit jaar een ontwerp van samenwerkingsakkoord ter zake zal worden voorgelegd aan het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, en hij meende te kunnen landen in de eerste maanden van 2015. Ik citeer dan ook wat de minister-president verder nog zei, en ik doe dit in de woorden die hij gebruikte bij de interpellatie in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement: “Enfin, la rencontre en ce début de mois avec mon homologue Geert Bourgeois nous a permis d'échanger sur les contours généraux de l'accord de coopération relatif à la communauté métropolitaine. À cette occasion, j'ai pu constater que cette ambition était partagée et que le ministre-président flamand était effectivement ouvert à la mise en oeuvre d'un accord de coopération en cette matière. (…) Avant la fin de 2014, nous soumettrons un projet d'accord de coopération aux deux autres Régions. (…) Tout cela impliquera bien sûr des accords au sein des différents gouvernements, le passage au Conseil d'État, etc. Ce parcours législatif, vous le connaissez tous. L'objectif du gouvernement est d'aboutir avant la fin du premier trimestre 2015.”
Minister-president, dit is klaar en duidelijk. Werd bij het overleg tussen u en uw collega, minister-president Vervoort, inderdaad gesproken over een samenwerkingsakkoord, naast de verschillende andere afspraken die werden gemaakt? Werd er ook gesproken over die zogenaamde metropolitane of hoofdstedelijke gemeenschap? Zijn er effectief engagementen genomen? Hoe ziet u zelf het verdere verloop van een dergelijk samenwerkingsverband, zoals uiteengezet in het Vlinderakkoord en de zesde staatshervorming?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat we vandaag met tweeën zijn om de vraag te stellen want toen ik in oktober de vraag stelde, zei minister Weyts me dat ik alles verkeerd had begrepen, dat de journalist een en ander verkeerd had geïnterpreteerd en dat alles, zoals de heer Vanlouwe inderdaad zegt, berust op bilateraal overleg. Ik heb toen ook gezegd dat mijn fractie niet tegen overleg is. Het zou er nog aan mankeren.
De aanleiding van mijn tweede vraag over dit dossier is het antwoord van minister Weyts op mijn vraag in oktober. Ik zal niet herhalen wat de heer Vanlouwe al heeft gezegd. Maar er is ook wat minister-president Vervoort heeft verklaard. Ik vat dat samen. Hij zei dat het samenwerkingsakkoord over de Brusselse metropolitane gemeenschap er komt; dat er met de Vlaamse minister-president al van gedachten is gewisseld over de algemene krachtlijnen; dat de Vlaamse minister-president de ambitie ter zake van minister-president Vervoort deelt; dat voor het einde van 2014 een eerste ontwerp aan de Vlaamse Regering zou worden bezorgd.
De heer Vanlouwe zei dat er de afgelopen jaren heel wat te doen was over de oprichting van de metropolitane gemeenschap, niet het minst bij twee partijen: het Vlaams Belang en de N-VA, die zich verzetten tegen de oprichting ervan. De partij N-VA stelde, en stelt blijkbaar nog altijd, op haar webstek: “De metropolitane gemeenschap lijkt het instrument om het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inspraak te geven in Vlaanderen en een omweg om Brussel uit te breiden. Zeggenschap verwerven over de Brusselse ring en de creatie van een corridor tussen Brussel en Waals-Brabant lijken de echte doelstellingen.”
Ik kan nog aanvaarden dat minister Weyts mij de vorige keer zei dat ik alles verkeerd begrepen had en dat de journalist van Brussel Deze Week alles verkeerd had geïnterpreteerd. Bij de bespreking van de begroting heeft ook de heer Doomst nog iets gezegd over die metropolitane gemeenschap. Ook dat was niet mis te verstaan, wat de appreciatie betreft van de oprichting van een metropolitane gemeenschap.
Mijn vraag om uitleg is vooral bedoeld om duidelijkheid te krijgen. Ik hoop dat dat ook voor de andere sprekers geldt. Ik wil niet horen dat ik alles verkeerd heb begrepen. Ik wil dat er duidelijkheid komt. Is het een bilateraal overleg, een structuur, een vaste structuur of een metropolitane gemeenschap? Voor dat laatste hebben sommige partijen al gewaarschuwd. Nu zouden ze volgens minister-president Vervoort met de oprichting hiervan instemmen.
Minister-president, ik verwijs naar wat de Brusselse minister-president in het Brusselse Parlement heeft verklaard. Ik heb voor alle zekerheid het verslag bij me. Volgens hem staat geen enkel obstakel de uitwerking van een samenwerkingsakkoord in de weg dat de Brusselse metropolitane gemeenschap moet activeren. Ik interpreteer dat als de oprichting van die gemeenschap. Volgens hem hebt u tijdens uw ontmoeting met hem van gedachten gewisseld over de algemene krachtlijnen van een samenwerkingsakkoord dat de Brusselse metropolitane gemeenschap moet activeren. Klopt dat? Welk standpunt hebt u tijdens dat overleg verdedigd?
Betekent dat dat de Vlaamse Regering, ondanks de vele bezwaren die ik net heb toegelicht, wel degelijk actief aan het overleg over een hoofdstedelijke gemeenschap wil meewerken? Zal de Vlaamse Regering een samenwerkingsakkoord afsluiten, ondanks het feit dat een hoofdstedelijke gemeenschap afbreuk zou doen aan de territoriale integriteit van Vlaanderen en ingaat tegen de visie die Vlaanderen op dat vlak steeds heeft gehad?
Is de afspraak gemaakt dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de Vlaamse Regering voor het einde van 2014 een ontwerp van samenwerkingsakkoord zou bezorgen? Wat kunt u ons al over de krachtlijnen van dit akkoord vertellen? Blijkbaar hebt u dat al met de Brusselse minister-president besproken?
Mijn laatste punt heb ik daarnet al gemaakt. Heb ik het misschien opnieuw verkeerd begrepen?
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, ik wil kort het belang van de samenwerking benadrukken. Dit is in het belang van alle Vlamingen, Brusselaars en Belgen. Daarvoor dient een Brusselse hoofdstedelijke gemeenschap.
Minister-president, ik verwijs naar Brussel Deze Week van 8 november 2014. In dat nummer hebt u de klemtoon gelegd op de samenwerking met Brussel. U wilt hiervoor een gemeenschappelijke agenda opstellen met aandacht voor onze gemeenschappelijke belangen. Er zijn concrete uitdagingen, zoals mobiliteit en tewerkstelling. Dat zijn slechts twee voorbeelden.
In het verlengde hiervan verwijs ik ook naar de pleidooien van Brussels Enterprises Commerce and Industry (BECI), VOKA, de Union Wallone des Entreprises (UWE) en het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) voor meer samenwerking tussen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de provincie Vlaams-Brabant en de provincie Waals-Brabant. Ze hanteren hierbij de tagline ‘De Brusselse metropool is groter dan de gewestgrenzen’. Volgens hen levert dat soms problemen op.
De vorige keer dat dit punt in deze commissie ter sprake is gekomen, heeft minister Weyts verklaard dat er verwarring was ontstaan. Ik wil daar niet op ingaan. Dit punt is al duidelijk aangekaart.
Minister-president, ik wil me aansluiten bij de vraag om uitleg van de heer Vanlouwe. Kunt u duidelijkheid verschaffen over de toekomst van de Brusselse metropolitane gemeenschap? Zal tot de oprichting van een dergelijk samenwerkingsverband worden overgegaan, zoals in de zesde staatshervorming is bepaald, of blijft het bij de door minister Weyts aangehaalde bilaterale akkoorden?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, de uitspraak van de Brusselse minister-president heeft ook Groen verrast. We hopen dat het antwoord van de Vlaamse minister-president ons aangenaam zal verrassen. In het verleden heeft de N-VA laten verstaan niet gewonnen te zijn voor de idee van een metropolitane gemeenschap.
Minister-president, u hebt in het verleden zelf verklaard dat er geen samenwerkingsakkoord zou komen voor het Grondwettelijk Hof een uitspraak heeft gedaan. Er zijn immers vier N-VA-burgemeesters uit Vlaams-Brabant naar het Grondwettelijk Hof gestapt. Mijn vraag is dan ook tweeledig. Ik ondersteun de vraag om duidelijkheid. Gaat het om een bilateraal overleg of om een metropolitane gemeenschap? Als het om een metropolitane gemeenschap gaat, een idee die Groen steunt, wilt u dat samenwerkingsakkoord dan nu al afsluiten of wilt u, zoals u in het verleden hebt verklaard, eerst de uitspraak van het Grondwettelijk Hof afwachten?
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, ik vraag me soms af waarom we het moeilijk moeten maken als het ook gemakkelijk kan gaan.
Minister-president, ‘in tempore een beetje suspecto’ heb ik u eens gevraagd wat het resultaat van het onderhoud met minister-president Vervoort is geweest. U hebt toen verklaard dat u een aantal concrete dossiers hebt besproken. Het zou de bedoeling zijn dat de twee entiteiten met elkaar zouden blijven overleggen over dossiers waarvoor dat overleg absoluut nodig is. Ik denk dan aan de mobiliteit en aan de arbeidsmarkt.
Het is hoog tijd dat we met elkaar rond de tafel zitten. We moeten niet over een structuur discussiëren. We moeten dit een ‘carrure’ geven. We zijn de puberteit voorbij. In het post-BHV-tijdperk moet dit vanuit een volwassen autonomie kunnen gebeuren. We moeten niet eindeloos blijven zeuren en memmen over structuren en over de manier waarop we iets doen. Op het terrein hebben we absoluut resultaten nodig.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me bij mijn gewaardeerde collega uit het Pajottenland aansluiten. (Gelach)
CD&V is een ‘équipe soudée’. Wat voor ons belangrijk is, is dat er overleg komt. Daarvoor hebben we geen nieuwe zware structuur nodig. Voor ons gaat het om pragmatisme. Tijdens de vorige legislatuur is toenmalig minister-president Peeters daar al op ingegaan. Misschien kunnen we een parallel trekken met het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap. Ook dit overlegorgaan biedt kansen op samenwerking. Laten we dit alles niet buiten zijn ware proporties tot iets mythisch opblazen.
Laat ons dat gewoon gebruiken om de hand aan de ploeg te slaan en op die cruciale domeinen vooruitgang te boeken voor Nederlandstalige Brusselaars en Vlamingen, enfin, voor iedereen. Minister-president, hebt u van het kabinet-Vervoort een voorstel van ontwerpsamenwerkingsakkoord tussen de drie regio’s ontvangen?
Ook onze fractie kijkt uit naar uw antwoord over de stand van zaken van het bilaterale overleg, minister-president. Welke afspraken zijn er gemaakt over de vorm en vooral de inhoud? Is het de bedoeling om het te houden bij het bilaterale overleg of om over te gaan tot de oprichting ervan, die wij noodzakelijk vinden? Brussel en de Rand staan voor grote uitdagingen, kunnen niet zonder elkaar. Een structureel overleg tussen beide over onder andere mobiliteit en werkgelegenheid is nodig.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister-president, er is gesproken over de oprichting van de Brusselse metropolitane gemeenschap in het Vlinderakkoord. Bepaalde partijen die vandaag in de Vlaamse Regering zitten, hebben dat akkoord gesloten op federaal niveau, niet de N-VA. Er zijn effectief uitspraken gebeurd in het Brussels Parlement dat alles in de richting gaat van die oprichting van een Brusselse metropolitane gemeenschap, dat heeft minister-president Vervoort daar gezegd.
U en uw collega’s in het Vlaams Parlement stellen die Brusselse metropolitane gemeenschap niet nodig te hebben. U wilt gewoon werken via bilaterale akkoorden en overleg over specifieke zaken, en het daarbij houden. Het is belangrijk om de verwarring niet te laten voortduren en duidelijkheid te scheppen. Gaat men naar een oprichting van een nieuwe structuur, die Brusselse metropolitane gemeenschap? Of blijft men werken via samenwerkingsakkoorden tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap, zoals men in het verleden heeft gedaan voor cultuur, en via overleg tussen de twee gewesten?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, het zal u niet verrassen dat ik bevestigend antwoord op de eerste vraag. Iedereen weet ondertussen wel dat op vraag van minister-president Vervoort ook dat punt is aangeraakt. Dat hebben we even besproken, naast andere punten. Collega’s, ik wil erop wijzen dat die andere punten betrekking hadden op concrete dossiers. Ik heb dat ook geantwoord op een vraag van de heer Doomst in de plenaire vergadering.
Welke engagementen zijn daar genomen? Ik heb heel duidelijk gemaakt wat onze visie is. Wij willen niet gaan naar nieuwe zware structuren, we willen niet dat er een associatie komt van Vlaams-Brabantse gemeenten met Brussel, denk aan het idee van de ‘désenclavement’, zoals geopperd door sommige Franstalige politici. We willen dat het enkel gaat over gewestmateries, zoals het staat in de Bijzondere Wet.
Collega’s, er worden diverse termen door elkaar gebruikt. In de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen (BWHI) staat een term die, wat mij betreft, zeer misleidend is. Het gaat uitgerekend niet over gemeenschapsbevoegdheden, maar over gewestelijke bevoegdheden. Daarom zeg ik voor de fijnproevers onder u dat in de BWHI staat dat het gaat om een hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel, met twee kleine letters. U hoeft mij niet te geloven, ik verwijs naar Delpérée, een referentie voor de francofonen. Hij heeft gesteld dat het niet zonder belang is om te beklemtonen dat het gaat om een gemeenschap met een kleine g.
Het gaat dus over een hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel, die uitsluitend gaat over gewestmateries. Het is altijd een beetje ingewikkeld in dit land. Wat ons betreft mag het niet in de plaats komen van toekomstig bilateraal overleg en toekomstige bilaterale akkoorden. Want akkoorden kun je enkel bilateraal sluiten.
Minister-president Vervoort heeft dan inderdaad gezegd dat hij met een ontwerp zou komen, dat hij zou voorleggen aan het Waalse Gewest en aan de Vlaamse overheid voor het einde van het jaar. Ik heb nog geen ontwerp gekregen. Ik heb hem gezegd: als we het krijgen, zullen we het bestuderen en kijken hoe we ermee omgaan.
Collega’s, in verband met het verdere verloop wijs ik op de BWHI. Die stelt dat er een hoofdstedelijke gemeenschap wordt opgericht, maar de BWHI richt die niet op, ze moet worden opgericht door een samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten. De drie gewesten bepalen de nadere regels en het voorwerp van het overleg. De wet zegt niet dat er verplicht overleg gebeurt in die hoofdstedelijke gemeenschap, met één uitzondering: er moet verplicht overleg zijn over de op- en afritten van de ring. Daar heb ik persoonlijk zware bedenkingen bij. Bepaalde Brusselaars leven blijkbaar met het waanidee dat Vlaanderen van plan is om zeer masochistisch op- en afritten af te sluiten, om Brussel af te sluiten van de rest van de wereld, of ons af te sluiten van Brussel. Ik kan me niet inbeelden dat één Vlaams parlementslid of één Vlaamse minister met gezond verstand daaraan denkt.
Het overleg zegt wat het zegt. Het is overleg, geen advies, laat staan een bindend advies. Men overlegt en beslist vervolgens. Niemand is gebonden door dit overleg.
De aangelegenheden van het overleg moeten meerdere gewesten aanbelangen. Ik interpreteer dat als ‘minstens twee’. Dat zou aanleiding kunnen geven tot rare situaties. Stel dat het gaat over een Brussels-Waalse aangelegenheid, dan is Vlaanderen ook betrokken bij het overleg. Die exegese heb ik nog niet nader gedaan.
Dat gaat in het bijzonder maar niet exclusief, en diverse collega’s hebben het aangehaald, over thema’s zoals mobiliteit, verkeersveiligheid, arbeidsmarktbeleid. Dat zijn domeinen waarop nu al alle Vlaamse en Brusselse regeringen samenwerken met de twee gewesten en akkoorden afsluiten. Ook tussen de twee gewesten gebeurt dat.
Ik heb over enkele thema’s een zeer direct gesprek gehad met Brussels minister-president Vervoort. Het was no-nonsens. We hebben over het VAC gesproken, over de tramlijnen, over de aansluiting van het Brabantnet op het Brusselnet, over de ontsluiting van het VAC op Tour & Taxis enzovoort. Ik vind dat deze gesprekken direct moeten zijn. Zo kunnen we tot akkoorden komen. Dat is tot nu toe ook gebeurd. Wat mij betreft, zal het zo verder gaan.
Voor ons mag dit niet in de plaats komen van het bilaterale overleg. Ik kan me best inbeelden dat – hoeveel is het? – het interessant is dat tientallen gemeenten – een tachtigtal? – zich buigen over een aantal aangelegenheden. Ik hoop dat dit niet in de weg staat van het sluiten van snelle interessante akkoorden die in het belang zijn van beide gewesten. Er zal overleg worden gehouden op de wijze die in de BWHI is vastgelegd. Voor mij moeten we de problemen pragmatisch aanpakken en oplossen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik stel vast dat er momenteel al heel wat bilateraal overleg is. U hebt als minister-president inderdaad al initiatief genomen. Ik weet dat ook minister Weyts bilaterale gesprekken voert met zijn Brusselse collega. U hebt de thema’s opgesomd: de aansluiting van het Brabantnet op het Brusselnetwerk, de ring en dergelijke. De samenwerking en het overleg zijn momenteel bijzonder constructief. Dat sluit geen nieuwe initiatieven uit.
Nieuwe zware structuren zijn niet altijd nuttig. Ze kunnen belemmerend werken. Wat goed functioneert, moeten we mogelijk maken. Het komt er vooral op neer dat we voorkomen dat er nieuwe overlegstructuren ontstaan die het huidige bilaterale overleg zouden kunnen bemoeilijken. Als het zover komt, moeten we dat bekijken. Het moet zich uiteraard beperken tot de gewestmateries waar twee of meerdere gewesten daadwerkelijk belang hebben zoals mobiliteit en verkeersveiligheid.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ter attentie van de heer Doomst: ik werd gisteren 54 jaar, ik ben de puberteit allang ontgroeid. (Opmerkingen van de heer Michel Doomst)
Dat verschillende collega’s hier vandaag om verduidelijking vragen, wijst erop dat er nood aan was. Het is niet mijn schuld dat politicoloog Bart Maddens – waarvoor ook u en andere collega’s respect hebben – stelt over het Vlaams regeerakkoord: “Omgekeerd heb je de nogal onvoorwaardelijke aanvaarding van de staatshervorming. Ik had toch verwacht dat men voorzorgen had genomen om bijvoorbeeld de metropolitane gemeenschap rond Brussel tot symboliek te beperken. Men zit daar toch op een hellend vlak.”
Het is niet mijn schuld dat een aantal N-VA-burgemeesters, zoals de collega van Groen terecht stelt, naar het Grondwettelijk Hof zijn gestapt om de oprichting van die metropolitane gemeenschap te bevechten. Het is niet mijn schuld, ik heb de N-VA-website geciteerd, dat men waarschuwt dat de oprichting van die metropolitane gemeenschap ertoe kan leiden dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest inspraak krijgen in Vlaanderen. Dat alles is niet mijn schuld, daarom heb ik deze vraag om uitleg hier gesteld. Ik heb ze ingediend nog vóór de begrotingsbesprekingen. Wat dan werd gezegd, kon ik dus nog niet weten.
Ik kan niet zeggen dat u mij hebt gerustgesteld. U zegt dat het vooral gaat over bilateraal overleg. Dat is wat ook minister Weyts heeft gezegd. Ik heb bij het begin van mijn vraag, en ook de vorige keer, gezegd dat wij niet tegen overleg zijn. Het zou er nog aan mankeren. Wij willen alleen maar waarschuwen, zoals politicoloog Maddens. Daarom zullen wij dit dossier van nabij volgen en er waarschijnlijk in de komende maanden nog op terugkomen. Ik heb toch al genoeg ervaring in de politiek om te weten dat, zeker wat betreft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest, wij misschien op een hellend vlak zitten. Het zal zeker niet aan mijn fractie gelegen hebben.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister-president, ik zal niet in herhaling vallen. Ik onthoud het constructieve no-nonsense en pragmatisch antwoord, en ook dat er nu al samenwerking is tussen Vlaanderen en Brussel, tussen de beide ministers-presidenten. Ik zal dit constructief blijven opvolgen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Groen is voor de oprichting van die metropolitane gemeenschap omdat wij dat een uitstekend en noodzakelijk iets vinden voor de dagelijkse problemen in de Rand en in Brussel. Minister-president, wij zouden in dat kader de aandacht willen vragen voor een aantal specifieke thema’s: mobiliteit, overstromingsgevaar en het arbeidsmarktbeleid, waarover u het zelf ook al had, maar ook de wegenwerken, de aanleg van fiets-o-strades, een aantal verkeersknooppunten die sneller uitgebouwd moeten worden, een betere afstemming tussen het openbaar vervoer en de vier tramlijnen die er heel dringend moeten komen. Ik haal deze punten heel bewust aan omdat ze uit uw beleidsnota komen of uit die van minister Weyts.
Hier werd gezegd dat het niet over structuren gaat, maar over het overleg zelf. Maar die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Goede structuren maken goede resultaten. Dat willen wij nog eens nadrukkelijk onder de aandacht brengen. Wij zullen dit specifiek opvolgen.
U zei dat in het recentste gesprek met minister-president Vervoort werd gesproken over de tramlijnen. Kunt u bevestigen dat die vier tramlijnen effectief zullen worden uitgevoerd? Ons kwam ter ore dat er enig dispuut zou kunnen zijn tussen de twee gewesten.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik blijf erbij dat het hier over de mensen moet gaan en veel minder over de structuren. Ik zou graag hebben dat we tegen het einde van dit jaar resultaat hebben bij de verbreding van de Brusselse ring. Het moet gaan over de effectieve resultaten. Of dat nu metro-, meso- of mini- of metropolitaan is, kan mij geen bal schelen. Het gaat niet over de ‘emballage’ maar om het cadeau.
De heer Poschet heeft het woord.
De heer Doomst had het, denk ik, over de optimalisering van de ring.
Minister-president, ik wil u aanmoedigen om voort te gaan in uw overleg, in de no-nonsensestijl die u, denk ik, goed afgaat, maar ook de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik wil ook de andere collega’s aanmoedigen die hier niet zijn – maar ze zullen het ongetwijfeld in het verslag lezen. Minister Weyts heeft een goed contact met minister Smet, maar ook uw collega Muyters heeft – hoewel dat misschien wat meer doorzettingsvermogen zal vergen – contacten met minister Didier Gosuin. Ook dat is belangrijk voor het uitbouwen van een goede samenwerking.
De heer van Eyken heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb eruit afgeleid dat uw collega Vervoort heeft aangekondigd dat hij een voorstel tot samenwerking zal maken. Is er een samenwerkingsakkoord nodig voor de oprichting van zo’n metropolitane gemeenschap? Gaat het samenwerkingsakkoord dat minister-president Vervoort wil opmaken en aan u overmaken, effectief over de oprichting van die nieuwe structuur?
Namens mijn fractie herhaal ik dat wij de oprichting van de metropolitane gemeenschap wel degelijk als een solide structuur noodzakelijk achten en dat wij toejuichen dat dit er zal komen, al was het maar omdat er zo werk kan worden gemaakt van een integrale en coherente visie op mobiliteit die de problemen globaal kan aanpakken, over de grenzen van de gewesten heen.
Er zijn niet zoveel nieuwe elementen toegevoegd. Ik wil toch nog eventjes kort antwoorden. Mijnheer Van Eyken, ik ben duidelijk geweest. Minister-president Vervoort heeft gezegd dat hij een ontwerp van samenwerkingsakkoord zou bezorgen, in uitvoering van artikel 92bis, paragraaf 7, van de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen. Daar bestaat geen twijfel over.
Mevrouw Moerenhout, ik ben wat verrast te horen dat Groen stelt dat goede structuren zorgen voor goede resultaten. Ik ben de puberteit al wat ontgroeid, en heb al een lange ervaring achter de rug. Mijnheer Doomst, sta me toe te zeggen dat we nog frisse adolescenten zijn. Ik heb het gevoel dat het er vooral op aankomt om heel directe contacten te onderhouden en te spreken met mensen, om samen goede oplossingen uit te werken. We moeten daarbij natuurlijk het wederzijds belang nastreven. Er zullen niet enkel Brusselse belangen in dat overleg aan bod komen. Ook Zaventem en de ring zullen aan bod komen.
Het zijn onderwerpen die we al ter sprake hebben gebracht of waaraan al wordt gewerkt. Zo is er ook al over de fietssnelwegen en over de tramlijnen gesproken. Zelf heb ik geen weet van fricties of conflicten over die thema’s tussen de twee gewesten. Men moet daarover uitleg vragen aan minister Weyts. Minister-president Vervoort heeft me wel gezegd dat hij akkoord gaat om zijn tramlijnen aan te sluiten op onze lijnen van het Brabantnet. Voor de mobiliteit zou dat een goede zaak zijn. Ik geef een voorbeeld. Als men het universitair ziekenhuis van Jette verbindt met de Heizel en de Brusselse tramlijnen daarop aansluit, dan kan men ervoor zorgen dat veel minder mensen de auto nemen om naar de stad te gaan. Mobiliteit en verkeersveiligheid komen dus aan bod. In de pers las ik dat Brussel zou beslissen om een van die tramlijnen toch niet aan te leggen. Ik weet daarover niets meer, en ben daar ook niet bij betrokken.
Voorzitter, ik beklemtoon nogmaals dat dit geen orgaan wordt dat beslissingen neemt. Het dient voor overleg en voor het uitwisselen van informatie en suggesties. Ik heb wat ervaring met de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking en met Eurometropool. Dat project kost bijna 2 miljoen euro per jaar. Ik daag iedereen uit om de resultaten ervan eens tegen het licht te houden. Veel mensen lopen daar zeer hoog mee op, maar het is zo dat alle concrete resultaten – afgezien van enkele mooie culturele activiteiten – dankzij bilateraal overleg tot stand zijn gekomen. De spoorverbinding tussen Kortrijk en Rijsel is nog steeds even dramatisch slecht als voorheen. De luchtvervuiling komend vanuit Frankrijk is nog steeds even dramatisch als voorheen. De grenscriminaliteit, die ik al in 1995, toen ik in de Kamer zetelde, heb aangekaart, is nog steeds niet weggewerkt, hoewel de jongste tijd inzake politionele samenwerking gelukkig wat vooruitgang is geboekt. Dat is een zaak van de twee ministers van Binnenlandse Zaken. Ik heb genoeg ervaring om te weten dat samenwerkingsakkoorden tot stand komen dankzij intensief ambtelijk vooroverleg, gevolgd door ministerieel overleg. Grensoverschrijdende samenwerking is zeker nuttig, maar men mag dat toch niet opblazen tot iets wat zal zorgen voor afdoende oplossingen. Dat is echt niet zo.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, ik wens kort iets te zeggen over wat mevrouw Moerenhout heeft gezegd. Zij stelt dat goede structuren voor goede resultaten zorgen. Wel, daarbij maak ik me de bedenking dat in mijn stad, de hoofdstad, nog heel wat werk is te verrichten om te komen tot goede structuren en goede resultaten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.