Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, deze vraag sluit naadloos aan bij de vorige vragen. Ik neem dus aan dat uw reactie gelijkaardig zal zijn, en dat we ook voor dit probleem een decreet nodig zullen hebben. Het probleem sleept al jaren aan, en ik hoop dat het niet opnieuw erg lang duurt voor er een initiatief wordt genomen. Wat is het probleem? Lore Van Damme, doctoraatsonderzoeker in de vakgroep Orthopedagogiek van de Universiteit Gent stelde vast dat liefst 83 procent van de jongens en 95 procent van de meisjes die verblijven in de gemeenschapsinstellingen, het afgelopen jaar minstens een psychiatrische stoornis vertoonde. De cijfers zijn niet nieuw. In het kader van de commissiebesprekingen over jeugdzorg van vorige legislatuur stelde professor Deboutte al dat ongeveer 80 procent van de populatie van de gemeenschapsinstellingen een psychopathologie vertoont.
Jongeren komen terecht in gemeenschapsinstellingen omdat psychiatrische instellingen hen weigeren of gewoon omdat er een wachtlijst is. Het is al jaren gekend dat gemeenschapsinstellingen niet zijn uitgerust om om te gaan met deze jongeren. De afgelopen jaren heeft dit meermaals geleid tot protest bij het personeel van de gemeenschapsinstellingen. Gemeenschapsinstellingen werken ondertussen wel samen met jeugdpsychiaters die jongeren in de instelling begeleiden. De vraag dient gesteld of het niet raadzamer is dat Vlaanderen de personeelspolitiek van de gemeenschapsinstellingen bijstuurt. Als ongeveer 90 procent van de populatie van gemeenschapsinstellingen minderjarigen met psychische stoornissen opneemt, dan moeten deze instellingen zich aanpassen aan de noden van hun cliënten en de mensen met de nodige competenties op het vlak van jeugdpsychiatrie in dienst nemen. Dezelfde bedenking kunnen we maken met betrekking tot de jeugdgevangenissen, want daar doen zich ongetwijfeld dezelfde fenomenen voor.
Minister, bevestigt u de cijfers van de doctoraatsonderzoeker en van professor Deboutte over het zeer hoge aantal jongeren in gemeenschapsinstellingen met psychische stoornissen? Werd al onderzoek verricht naar de populatie van de jeugdgevangenissen en het voorkomen van psychische stoornissen bij jongeren in jeugdgevangenissen? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo niet, is het niet wenselijk dit onderzoek te bestellen teneinde een adequaat beleid voor jongeren in jeugdgevangenissen te kunnen voeren? In de discussie over de vorige vraag viel al het toverwoord ‘maatwerk’. Acht u het inzetten van jeugdpsychiaters van buitenaf in gemeenschapsinstellingen voldoende? Worden jeugdpsychiaters van buitenaf ingezet in de jeugdgevangenissen? Zo niet, zult u daar na de overheveling van de bevoegdheden werk van maken? Is het niet wenselijk dat de personeelspolitiek van de gemeenschapsinstellingen en de jeugdgevangenissen wordt afgestemd op de noden van hun cliënten en dus dat mensen met competenties op het vlak van jeugdpsychiatrie in dienst worden genomen?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik sluit me graag kort aan. Uiteraard delen we de bezorgdheid. Iedereen die weet hoe dit land in mekaar steekt, kent de architecturale fout in ons beleid: jongeren met een psychiatrische aandoening vinden maar heel moeilijk een plek, en dat is zeker zo als ze residentieel moeten worden geholpen. Het lijkt me dan niet zo belangrijk of er genoeg jeugdpsychiaters op de payroll staan van een bepaalde instelling, maar wel dat er genoeg toegang is tot dat soort van hulpverlening. Ik sluit me dus aan bij de vraag, en wil benadrukken dat het voor mijn fractie niet uitmaakt of die mensen deel uitmaken van het personeelskader of niet, zolang er maar genoeg een beroep kan worden gedaan op jeugdpsychiatrische hulp.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik sluit me graag aan. In de vorige discussie is er ook al gezegd dat in de gemeenschapsinstellingen jongeren met heel diverse problemen verblijven. Vaak gaat het om jongeren met erg complexe problemen. Vanzelfsprekend moeten zij een beroep op de nodige hulpverlening kunnen doen. In de differentiatienota over de gemeenschapsinstellingen staat uitdrukkelijk dit: “De gemeenschapsinstellingen zullen omwille van hun maatschappijbeveiligende en tegelijk hulpverlenende aanbod een actieve rol blijven opnemen in de opvang van jongeren met complexe problemen. Het aanbieden van time-outmogelijkheden biedt ongetwijfeld perspectieven voor de vereiste intersectorale aanpak in de behandeling van deze jongeren die vaak kampen met significante mentale beperkingen en een profiel vertonen dat veeleer aansluit bij psychiatrische zorgverlening. Uiteraard zijn samenwerkingsafspraken met de kinder- en jeugdpsychiatrie en gehandicaptenzorg voor het wegslagen van een dergelijke benadering onontbeerlijk en veronderstelt dit ook inspanningen en engagementen van deze sectoren.”
Dat lijken me heel goede uitgangspunten, en we benadrukken de noodzaak om daarop voort te bouwen. Toen we de gemeenschapsinstelling in Mol bezochten, kregen we een toelichting over de samenwerking met het openbaar psychiatrisch zorg- en kenniscentrum OPZ Geel. Dergelijke initiatieven zijn belangrijk.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het onderzoek van Lore Van Damme bouwt voort op een grootschalig onderzoek van Olivier Colins over de prevalentie van psychiatrische stoornissen bij jongens in de gemeenschapsinstellingen. Het onderzoek startte in januari 2005; de resultaten werden in maart 2009 aan mijn administratie bezorgd. Dat een groot aantal jongeren met psychische problemen in de gemeenschapsinstellingen verblijven, is dus geen nieuw gegeven. Het ligt ook in de lijn van andere wetenschappelijke onderzoeken. Op het terrein worden al systematisch samenwerkingen opgezet om psychiatrische expertise in deze instellingen te brengen.
In De Grubbe en het centrum te Tongeren werd een dergelijk onderzoek nog niet uitgevoerd. Zoals u weet, stonden deze instellingen tot voor kort onder federaal beheer. We nemen echter aan dat de toestand er gelijkaardig is. Een meerderheid van de jongens die bijvoorbeeld worden geplaatst op basis van de Everbergwet in De Grubbe, stromen door naar de gemeenschapsinstellingen.
In het kader van de zogenaamde outreach financieren we de ambulante teams van het Psychiatrisch Centrum Sleidinge. Het gaat om 5,6 voltijdsequivalenten, of 325.000 euro op jaarbasis. Outreach Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel zit vervat in de reguliere financiering. Deze mobiele diensten bieden jeugdpsychiatrische ondersteuning aan jongeren in de gemeenschapsinstellingen De Zande en De Kempen. In samenwerking met deze outreachteams wordt een intersectoraal hulpverleningstraject voor jongeren uitgetekend. Uit evaluaties blijkt dat dit aanbod tegemoetkomt aan de psychiatrische hulpbehoeften van jongeren tijdens hun verblijf in een gemeenschapsinstelling of detentiecentrum.
De opdracht van een gemeenschapsinstelling bestaat erin om jongeren die vanwege de ernst van hun normoverschrijdend gedrag tijdelijk in beveiligde en streng structurerende omstandigheden moeten worden opgevangen, opnieuw een toekomstperspectief in de samenleving te bieden en dat met minder ingrijpende vormen van hulpverlening. Haar kerntaak heeft dus een pedagogisch en criminologisch karakter. De opname in een gemeenschapsinstelling kan maar een onderdeel zijn van een intersectoraal traject. In dat perspectief is het belangrijk te verwijzen naar de ingrijpende hervormingen in de integrale jeugdhulp en de behoefte aan een duurzame en doorgedreven samenwerking tussen jeugdhulp – de gemeenschapsinstellingen inbegrepen – en de kinder- en jeugdpsychiatrie.
Mijnheer Parys, men kan allerlei beschouwingen verwoorden, maar dit is wel de belangrijkste: wellicht komt de interventie van de geestelijke gezondheidszorg te laat, en krijgen de jongeren daar niet de passende opvang en begeleiding. Vaak is het zo dat wanneer er zich een escalatie voordoet – vaak betreft het problemen gelieerd aan mentale handicaps, agressie en psychiatrische zorg – diegenen die worden geconfronteerd met de opnameplicht ook met het probleem in al zijn scherpte worden geconfronteerd. Dat heeft te maken met de manier waarop de organisatie van de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg is opgevat.
In dit kader zijn vijf regionale proefprojecten opgezet van waaruit we de link willen leggen tussen de jeugdhulp en kinder- en jeugdpsychiatrie. We deden dat omdat we merkten dat de integrale benadering en de inbreng van de jeugdpsychiaters zeer moeizaam verloopt, en dat staat los van wat outreach vanuit Sleidinge en Geel voor onze gemeenschapsinstellingen organiseert. De projecten met een bijkomende investering van 500.000 euro zijn gestart in 2014 en werden voor 2015 verlengd. De nadruk ligt daarbij op het stimuleren van de intersectorale samenwerking op casusniveau en de netwerkvorming van voorzieningen die zich gezamenlijk inzetten voor het doelpubliek. Het doel is meer informatie in te zamelen over de thema’s gezamenlijke screening, vraagverheldering en diagnostiek, gedeelde visie inzake exclusiecriteria en tegenindicaties, modaliteiten voor gezamenlijk cliëntoverleg. Voorts werd ook opvangcapaciteit voor minderjarige delictplegers met nood aan een sterk structurerende begeleiding – zowel jongens als meisjes – gecreëerd in de zogenaamde proeftuinen van het private aanbod van Jongerenwelzijn.
Wat betreft de aanpak van zeer complexe dossiers moeten we ook wijzen op de verhoging van het budget voor de intersectoraal prioritair te behandelen dossiers – de zogenaamde knelpuntdossiers – met 500.000 euro in 2014. Momenteel wordt ook een oproep voorbereid inzake de doelgroep van minderjarigen met een beperking die een psychiatrische problematiek vertonen. Hiervoor is in het uitbreidingsbereid voor personen met een handicap in een budget van 2 miljoen euro voorzien. Met mijn federale collega van Volksgezondheid zullen we voortwerken aan de uitwerking van de netwerken en zorgcircuits voor minderjarigen. Dat is cruciaal, zoals de artikel 107-aanpak voor het ggz-aanbod voor jongeren.
Ook in de interne werking van de gemeenschapsinstellingen wordt werk gemaakt van een betere aansluiting van de hulpverlening op de individuele noden van de jongeren. In dat kader is het belangrijk te wijzen op de modulering van de gemeenschapsinstellingen, en dat in uitvoering van de differentiatienota. Mevrouw Schryvers verwees er ook naar. Naast de behandelmodule, de begeleidingsmodule en de time-outmodule zal werk worden gemaakt van een gesloten observatie- en oriëntatiemodule. Deze differentiatie gericht op een op de vraag van de jongere georiënteerde begeleiding en zorg zal ook een element zijn in de evolutie naar een Vlaams decreet over het jeugdsanctierecht. De zesde staatshervorming biedt opportuniteiten om bijvoorbeeld een aanbod met aandacht voor de achterliggende psychiatrische problemen verder te verankeren. In de federale wetgeving was de mogelijkheid van dit soort van maatregelen voorzien, maar daar is nooit uitvoering aan gegeven.
In de vorige legislatuur werd reeds de beslissing genomen om de werking van De Grubbe af te stemmen op de werking van de gemeenschapsinstellingen. Voor De Grubbe bekijkt het Agentschap Jongerenwelzijn samen met het Agentschap Zorg en Gezondheid hoe de psychiatrische zorg voor de jongeren in De Grubbe het best kan worden georganiseerd in samenwerking met de psychiatrische verpleegkundige die in het centrum werkzaam is. Wat het centrum te Tongeren betreft, is voorzien in een structurele samenwerking met het centrum voor geestelijke gezondheidszorg te Hasselt.
Sinds de inwerkingtreding van het personeelsplan van 2003 zijn in alle publieke jeugdinstellingen tevens klinisch psychologen en orthopedagogen aan het werk. Het gaat hier om hoogopgeleide gedragswetenschappers voor wie de diagnose en behandeling van psychopathologie tot het standaardpakket behoort van hun studiecurriculum en van wie een belangrijk aantal een bijkomende psychotherapeutische vorming heeft genoten. De gemeenschapsinstellingen, waaronder ook De Grubbe, screenen de psychiatrische hulpbehoefte of pathologie bij de jongeren via geëigende instrumenten kort na de opname in de onthaalfase.
Mevrouw Taelman, u hebt terecht verwezen naar de signalen van het personeel dat sommigen er niet thuishoren, maar de oplossing van dat probleem ligt niet enkel in de omkadering van de gemeenschapsinstellingen. Die ligt erin dat er continuïteit en aansluiting moet worden gezocht bij settings waar die jongeren beter kunnen worden begeleid. Ze komen er terecht in het kader van de opnameplicht, maar iedereen beseft dat als andere juiste settings aanwezig waren, ze daar maar kort of zelfs niet zouden terechtkomen. We hebben er alle belang bij om het aanbod voldoende verder uit te breiden. De harde kern van het probleem in het aanbod in de jeugdhulp, is deze groep met multiproblemen: mentale handicap, agressie en psychiatrische problemen. De GES en de GES-plus, de outreach, de huidige projectoproep zijn allemaal gericht op die groep om na te gaan hoe er oplossingen kunnen worden gevonden die vaak de inschakeling van competenties uit verschillende sectoren veronderstelt.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik ben blij te horen dat er al is nagedacht en dat er al heel veel is gebeurd om te trachten een antwoord te bieden op deze problematiek. Op dit moment is er te weinig aanbod voor deze jongeren. Ze komen terecht in de gemeenschapsinstellingen. Mijnheer Parys, ik had het niet over dokters en psychiaters, maar over de mensen die dagelijks met die jongeren werken. Die moeten worden opgeleid. Er zouden eigenlijk psychiatrisch verpleegkundigen moeten zijn. In uw antwoord zegt u dat dat hier en daar al het geval is. Dit is inderdaad niet de corebusiness van de gemeenschapsinstellingen. De psychiatrisch verpleegkundigen horen thuis in de residentiële zorg. Zolang dit mank loopt, moeten we er aandacht voor hebben dat het personeel voorbereid is op crisissituaties die er nu eenmaal zijn. Er moeten opleidingen worden georganiseerd zodat de kennis aanwezig is. Ik ben blij dat er naar orthopedagogen en dergelijke wordt gekeken zodat er kennis aanwezig is. Deze problematiek moeten we van nabij opvolgen. Dit blijft zich ook voordoen met geïnterneerden in gevangenissen, wat een federale bevoegdheid is. We zijn er nog niet uit in België en Vlaanderen. Het is erg belangrijk dat jongeren de gepaste opvang en zorg kunnen krijgen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, het allerbelangrijkste is uiteraard dat een jongere met een bepaalde problematiek kan worden geholpen op de best mogelijke manier en op de correcte plaats. Een aantal verblijven in de gemeenschapsinstellingen horen daar eigenlijk niet thuis. Ze zijn er soms terechtgekomen omdat ze in een eerdere fase niet de juiste hulp hebben kunnen krijgen. We dringen dan ook aan op de verdere uitbouw van het aanbod zodat die jongeren niet in de gemeenschapsinstellingen terechtkomen en dat er geen gebruik moet worden gemaakt van de opnameplicht.
Minister, u verwijst naar vijf projecten. Als ik het goed heb, gaat het om één in elke provincie. Ze zijn van start gegaan in de loop van 2014 en worden verlengd. Zijn dat dan dezelfde projecten na een positieve evaluatie?
De evaluaties zijn nog niet bezig, maar we horen op het terrein zeer verschillende signalen. Er is nog geen geobjectiveerde evaluatie. Ik hoor dat het bij de ene succesvol is, maar dat het bij andere erg moeizaam gaat.
Zal er nog een evaluatie komen?
Wanneer zal de evaluatie gebeuren?
Dit kan niet na een jaar. Er moeten iets meer resultaten zijn. Ik vermoed dat het pas eind 2015 zal gebeuren.
Ze worden nu dus verlengd om een goed beeld te kunnen krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.