Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, het actieplan ‘Werk maken van werk’ in de zorgsector dateert al van 2010, maar het komt in het regeerakkoord voor en ook in enkele beleidsnota’s. De relevantie en het belang van dit plan zijn dus nogmaals aangetoond.
In een interview in Jobat stelt u zelf dat stage-ervaringen zeer belangrijk zijn voor afstuderende verpleegkundigen. Dit bepaalt inderdaad mee hun keuze voor een tewerkstellingsplaats.
Op bladzijde 21 kunnen we lezen dat er inderdaad maar weinig bachelors in de verpleegkunde doorstromen naar de loopbaan in ouderen- en thuiszorg. Er valt op te merken dat die stage in de geriatrie niet verplicht is. Op bladzijde 27 stelt u zelf ook de vraag op welke manier ervoor kan worden gezorgd dat de verschillende sectoren – ziekenhuis, thuiszorg en ouderenzorg – toch voldoende instroom kennen van die zeer noodzakelijke zorgverstrekkers. Op bladzijde 42 staat dat het aangewezen is om voor die studenten verpleegkunde de stages in thuisverpleging en woonzorgcentra eventueel verplicht te maken.
Minister, wat is uw mening over de invoering van verplichte stages in de ouderen- en thuiszorg voor studenten in de verpleegkunde? Plant u hiervoor specifieke acties?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, geriatrische zorg en thuiszorg zijn beide, samen met geestelijke gezondheidszorg, sectoren waar in de toekomst zeker een stijgende vraag zal zijn naar verpleegkundigen. Het invoeren van verplichte stages valt uiteraard onder de bevoegdheid van minister Crevits, Vlaams minister van Onderwijs. Desalniettemin kan ik u melden dat de opleiding verpleegkunde verbonden is aan Europese regels, met name de richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van de richtlijn van 2005/36/EG betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties.
In deze tekst is opgenomen dat elke verpleegkundige die wil beantwoorden aan de vrijheid van personenverkeer in de EU, stage moet lopen op zeven verschillende domeinen. Die domeinen zijn: de algemene geneeskunde en de medische specialismen, de algemene chirurgie en de chirurgische specialismen, de kinderzorg en pediatrie, de hygiëne en verzorging van moeder en pasgeboren kind, de geestelijke gezondheidszorg en psychiatrie, de bejaardenverzorging en geriatrie en de verzorging thuis. Al die domeinen moeten worden ingebouwd in het klinisch onderwijs van de opleiding verpleegkunde om te voldoen aan de Europese richtlijnen.
Geriatrie en thuiszorg maken daarvan deel uit en dus worden de scholen, in het bijzonder de hogescholen, verplicht om elke student stage te laten lopen in deze deelgebieden. Daarenboven kan ik u zeggen dat er onder impuls van de zorgambassadeur nog tal van andere initiatieven genomen zijn om de stages in de thuiszorg en de geriatrische gezondheidszorg aantrekkelijker te maken.
In navolging van het actieplan 1.0 werd er in het actieplan 2.0 een charter ontwikkeld met als titel ‘Inspirerend en enthousiasmerend klinisch onderwijs en praktijkervaring in de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg’. Daarin worden verschillende thema’s uitgewerkt. Elke student verpleegkunde ontwikkelt de noodzakelijke competenties voor kwalitatieve patiëntenzorg in de ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, ongeacht zijn of haar specialisatie. De opleiding is gebaseerd op actuele en noodzakelijke competenties. Alle docenten kennen de basisbeginselen van de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg. Ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg engageren zich in overleg met het onderwijs tot domeinspecifieke stages. Het onderwijs en het werkveld engageren zich om tot een gemeenschappelijke uitbouw te komen van een professioneel mentorship.
Dit charter is gepubliceerd op de website voor de professionals van www.ikgaervoor.be. Het charter richt zich tot de zorgsector – dat zijn de woonzorgcentra, de ziekenhuizen, de psychiatrische ziekenhuizen enzovoort – en tot de scholen, de hogescholen, en is onder andere ondertekend door ouderenzorg Gent en de hogescholen verpleegkunde.
We overwegen ook om het ook een plaats te geven in het nieuwe actieplan. De thuiszorg is in dit charter niet expliciet meegenomen, maar wordt behandeld door het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding in de Social Profit (VIVO) via hun convenant, omdat in de thuiszorg naast de verpleegkundigen nog heel wat andere verzorgenden een stageplaats moeten krijgen. Ze werken momenteel een project uit binnen de gezinszorg om de afstemming tussen de stagevraag en het stageaanbod beter te laten gebeuren.
Verder is er in de schoot van het Vlaams Overlegplatform Promotie Zorgberoepen gewerkt op het inventariseren van de nood aan stageplaatsen per provincie en is er een overleg geweest tussen onderwijs en praktijk op 24 januari 2014. Daarbij werden een aantal afspraken gemaakt die werden doorgenomen op alle provinciale overlegplatformen Promotie Zorgberoepen en ook naar Zorgnet, het Vlaams Welzijnsverbond, Kind en Gezin en de werkgroep verpleegkunde op de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA).
Voor stages in de thuisverpleegkunde was het aandachtspunt dat ook eerstejaars de kans zouden moeten krijgen om stage te lopen in de thuisverpleegkunde, en niet alleen de tweede- en derdejaars. Voor de ouderenzorg is het probleem dat die stageplaatsen juist gebruikt worden voor de eerstejaarsstudenten, terwijl zij eigenlijk meer baat zouden hebben met stages in het derde jaar, waarbij ze de volle verantwoordelijkheid van een verpleegkundige kunnen opnemen op een dienst in het woonzorgcentrum.
Ondertussen zijn er effectief al nieuwe vormen van stage ontwikkeld, zowel in de thuisverpleegkunde, met onder andere supervisierondes in de namiddag, in de woonzorgcentra, met de introductie van het concept van leerwerkplaats waarbij studenten verpleegkunde een afdeling volledig overnemen, en in de psychiatrie, met onder andere het ontstaan van leerwerkplaatsen.
In de verschillende provincies heeft men heel concreet nog verder gewerkt op het aspect ‘stage’. In West-Vlaanderen heeft men de website www.zorgvoorstage.be ontwikkeld. Het is een heel mooie website, die zich richt tot de studenten, de praktijkbegeleiders en de mentoren. In Vlaams-Brabant heeft men een tool ontwikkeld voor de evaluatie van stages. In Limburg heeft men een heel uitgebreid charter ontwikkeld, dat ondertekend werd door de woonzorgcentra en de hogescholen, evenals handvaten voor mentoren en een stageposter voor de hbo5-opleiding (hoger beroepsonderwijs) verpleegkunde.
In Antwerpen heeft men op 10 december 2013 een ontmoetingsdag georganiseerd over stages, onder de hoofding ‘Samenwerken voor betere leermomenten op een zorgstage’. In Oost-Vlaanderen is sinds begin 2013 een werkgroep actief die voortvloeit uit een inspiratiedag rond stages, waarbij men onder meer heeft voortgebouwd op het werk dat in West-Vlaanderen al is verricht met betrekking tot stages. Het Vlaamse charter werd in Oost-Vlaanderen ondertekend door de ouderenzorgsector en de hogescholen.
In Brussel heeft men in het Brussels Overlegplatform Promotie Zorgberoepen het hele stagegebeuren opengetrokken naar de Franstalige scholen omdat in Brussel nu eenmaal beide onderwijsvormen actief zijn op het vlak van stages. Men heeft in Brussel ook dankbaar gebruik gemaakt van de ervaringen in andere provincies om het stagementoraat vorm te geven. Delen van expertise werd door de Vlaamse Zorgambassadeur heel bewust als strategie opgenomen. Hij organiseerde onder meer op 20 februari 2014 een inspiratienamiddag om de good practices uit de verschillende provincies met elkaar te delen. De volledige overzichtspresentatie is terug te vinden op www.ikgaervoor.be. Dat overzicht geeft een erg nuttig inzicht in de stand van zaken.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Een element in uw antwoord vind ik erg belangrijk: de stages ouderenzorg worden in het eerste jaar aangeboden. Jonge mensen kunnen dan nog niet veel, behoudens mensen wassen en zo. Op zo’n moment is zo’n stage voor die 18-jarigen niet echt erg tof. Ze mogen dan doorgaans alleen maar het eten rondbrengen. Op dat moment krijgen ze geen goed beeld van de verantwoordelijkheden van verpleegkundigen in een woonzorgcentrum, een geriatrische afdeling of een afdeling voor dementerenden. Het is daarom belangrijk dat ze in hun laatste jaar, net voor het afstuderen, een stage in een woonzorgcentrum of een stage als thuisverpleger van ouderen kunnen afwerken. Op dat moment kunnen ze een goed beeld verwerven van wat het werkveld van hen verwacht.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik trap een open deur in wanneer ik zeg dat voor verpleegkundigen de tewerkstelling in een woonzorgcentrum dikwijls de laatste optie is. Verschillende factoren verklaren dat. Zo is het werk in een ziekenhuis gevarieerder. We weten dat veel verpleegkundigen tevreden zijn met hun job in een woonzorgcentrum. Maar het is een feit dat velen er taken verrichten die niet tot hun takenpakket behoren, en dat verklaart mee waarom de tewerkstelling in een woonzorgcentrum minder interessant is. Al lang wordt gepleit voor een taakuitzuivering van verpleegkundigen. Hoe ver staat het met die taakuitzuivering? Finaal is de federale overheid daarbij een betrokken partij, maar voor ons is het evident dat ook Vlaanderen zijn desiderata moet oplijsten en ter zake voorstellen moet doen. Dat is nu zeker zo, want ouderenzorg is een volledig Vlaamse bevoegdheid.
Er zijn twee elementen. Enerzijds is er de vraag over de normen voor de residentiële ouderenzorg. Dat is een Vlaamse bevoegdheid geworden. Vroeger was dat een gedeelde bevoegdheid, want wij vaardigden voor woonzorgcentra erkenningsnormen uit. De woonzorgcentra moesten voorts afspraken met het RIZIV maken, want die instelling financierde hen. Er komt nu een nieuwe financieringsmethode die volledig in Vlaamse handen is. De normering zal dus worden aangepast. Het belangrijkste element om op dat vlak met kennis van zaken te kunnen optreden, is de aanpassing aan koninklijk besluit 78. Op het einde van de legislatuur hebben we in het kader van Flanders Care een conferentie gehouden, wat leidde tot een eindverslag van de heer Herman Nijs over nieuwe organisatievormen in de zorgsector. Dat rapport is beschikbaar. Het is evenwel duidelijk dat veel afhangt van de mate waarin KB 78 het voorwerp van een aanpassing zal uitmaken.
We werken aan het plan ‘Werk in de zorgsector 3.0’. De heer Holster heeft daarover veel mensen gecontacteerd. Ik heb alvast begrepen dat de FOD Volksgezondheid inspanningen levert om het overleg voor te bereiden. Uiteraard zal daarover op een bepaald ogenblik met de gemeenschappen worden overlegd, zo veronderstel ik toch. Maar het juridisch-formele element is een bevoegdheid van het federale niveau, want de bewoordingen in KB 78 zullen misschien moeten worden aangepast.
De vraag om uitleg is afgehandeld.