Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Op 31 maart 2014 moesten de verschillende elektriciteitsleveranciers de groenestroom- en warmte-krachtcertificaten voor de door hen geleverde stroom in 2013 indienen bij de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). Elektriciteitsleveranciers mogen, door een lacune in de regelgeving, een administratieve kost aanrekenen voor de verwerking van de groenestroomcertificaten (GSC). Daar zit een vrij groot verschil op. De ene leverancier rekent niks bij, de andere een vrij aanzienlijk bedrag.
Het achterpoortje wordt gesloten. Federaal minister van Energie Marghem kwam in actie en zal samen met federaal minister van Consumentenzaken Peeters via een KB duidelijk vastleggen wat al dan niet kan worden doorgerekend in het kader van het administratief beheer van de GSC’s. Daarnaast zal de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) de opdracht krijgen om dit te controleren.
De VREG stelt echter vast dat er een probleem is van transparantie met betrekking tot de doorrekening van de kosten voor de quotumverplichtingen. Eveneens zegt de VREG: “Het afzonderlijk opnemen van de kosten voor de quotumverplichting op de factuur kan de indruk wekken dat de elektriciteitsleverancier er niet verantwoordelijk voor is en geen invloed uitoefent op de hoogte van deze kostencomponent. De verschillende kostprijsinschattingen tonen echter aan dat de verwervingsstrategie van de leverancier een directe invloed heeft op de quotumkost en dat deze dus wel degelijk binnen de invloedssfeer en verantwoordelijkheid van de elektriciteitsleverancier valt. Conform de algemene logica achter de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, is de VREG dan ook van mening dat de concurrentiedruk deze kost moet beheersen en voor een correcte doorrekening aan de klant zorgt. Dit wordt best bereikt door het integreren van de quotumkost in de energiecomponent van de elektriciteitsprijs.”
Dat verschilt van de huidige regeling, namelijk altijd met een aparte regel op de factuur omwille van de transparantie. Volgens de VREG telt voor de klant enkel de volledige factuur en kan op die manier beter transparantie worden gegeven aan de klanten.
Minister, wat is uw visie op het doorrekenen van de kosten voor de quotumverplichting? Wat denkt u van de suggestie van de VREG om weer naar een all-inleveranciersprijs te evolueren? Dan zou de concurrentie maximaal moeten spelen.
Op welke manier zult u dit bespreken met de stakeholders? Met de VREG? Werden er al contacten gelegd met de VREG? Wat zijn de uitkomsten van dit gesprek?
Werd er al overlegd met de ministers Marghem en Peeters?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Toen ik de eerste keer de vraag om uitleg van de heer Bothuyne las, dacht ik: er zit iets in. Toen ik er dieper over ging nadenken, dacht ik: dat is niet de correcte oplossing. Ik verklaar me nader.
Als particulieren via de bewuste V-test een vergelijking maken, krijgen ze een prijs, afhankelijk van hun woonplaats, en die is all-in. De distributiekosten, de taxen, de transportkosten, de groenestroomkosten, de quotumkosten en de commodity: daar zit alles in. Dat is een vergelijking van de totaalprijs op jaarbasis tussen verschillende leveranciers.
Professionele verbruikers hebben vaak een rekening van tienduizenden euro’s en maken de oefening grondiger. Dan wordt gevraagd wat de commodityprijs is en de quotumkost. Die twee worden samengeteld omdat dat meestal een broekzak-vestzakoperatie is. Ik heb zelfs meegemaakt dat een leverancier – ik zal de naam niet noemen – de quotumkost voor een lagere prijs verkocht dan hij mocht verkopen, en zijn commodityprijs hoger maakte, met het argument dat hij wou aantonen dat ze groene energie zeer belangrijk vonden. Die twee moeten natuurlijk worden opgeteld om dan koeien met koeien te vergelijken.
Als we de twee terug integreren in één prijs, verdwijnt de transparantie. Het decreet van november 2013 was daar eindelijk duidelijk in. Elke leverancier mag maximaal de door hem daadwerkelijk gemaakte kost om te voldoen aan de verplichting doorrekenen aan de eindgebruiker. Als de leverancier die kosten expliciet vermeldt op de factuur, mag het vermelde bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat de VREG voor die leverancier gepubliceerd heeft in het rapport, enzovoort, enzovoort. Dat leidt inderdaad tot een probleem. De leveranciers schermen met de administratieve kosten.
Er is er maar één die dat kan oplossen, dat is typisch aan ons systeem, daarom zit ik bij de N-VA. Vlaanderen is bevoegd voor de energieprijs, maar er is nog een federaal controlemechanisme. Als dat nu ook eens werd overgebracht, in de zevende staatshervorming, naar Vlaanderen, dan konden we dit onmiddellijk oplossen. Ik ben eigenlijk geen voorstander van het idee van de heer Bothuyne.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Volgens het consumentenakkoord dat met de energiesector is afgesloten op federaal niveau, is de keuze gelaten aan de leverancier om al dan niet de bijdrage voor de kosten van de quotumverplichting apart te vermelden op de factuur. Het is aan het federale niveau om te bepalen wat al dan niet op de factuur wordt vermeld.
Niet alleen wat op de factuur wordt vermeld, is een federale bevoegdheid, maar ook de controle op de doorrekening van de certificatenkosten zoals geantwoord in een recente schriftelijke vraag hieromtrent. Bijgevolg kan en mag de VREG dus geen oordeel vellen over de wettelijkheid van de doorrekening van de certificatenkosten door elektriciteitsleveranciers.
Dit werd tevens bevestigd door het Grondwettelijk Hof naar aanleiding van een verzoekschrift dat werd ingediend door de Federatie van Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven (FEBEG). In deze procedure oordeelde het Grondwettelijk Hof bij twee verschillende gelegenheden, arrest 154/2013 en arrest 50/2014, dat de controle op de doorrekening onderdeel is van de federale bevoegdheid inzake energietarieven.
Het is verleidelijk om de gegevens met betrekking tot de kosten van de quotumverplichting enerzijds en de gegevens met betrekking tot de doorrekening van deze kosten aan de klanten anderzijds met elkaar te vergelijken. Op deze manier lijkt het of een oordeel geveld kan worden over de mate waarin een elektriciteitsleverancier zijn kosten voor de certificatenverplichting volledig, met een toeslag of met een korting doorrekent aan de eindafnemer.
De VREG wenst deze vergelijking echter uitdrukkelijk niet te maken, en wel om volgende redenen. De belangrijkste reden is dat het afzonderlijk opnemen van de quotumkost op de factuur de indruk kan wekken dat de elektriciteitsleverancier er niet verantwoordelijk voor is, want dat het een verplichting vanuit de overheid is, en dus geen invloed uitoefent op de hoogte van deze kosten. Het is een feit dat de controle op de doorrekening een federale bevoegdheid is en de VREG dus geen oordeel kan vellen over de wettelijkheid van de doorrekening van de certificatenkosten door elektriciteitsleveranciers. De verschillende kostprijsinschattingen tonen echter aan dat de verwervingsstrategie van de leverancier een directe invloed heeft op de quotumkost en dat deze dus wel degelijk binnen de verantwoordelijkheid van de elektriciteitsleverancier valt. In lijn met de algemene logica die ten grondslag ligt aan de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, is de VREG dan ook van mening dat de concurrentiedruk deze kost moet en zal beheersen en voor een correcte doorrekening aan de klant zorgt.
Het is in de praktijk onmogelijk voor de elektriciteitsleveranciers om de kosten exact door te rekenen, omdat ze met de doorrekening moeten starten op het moment dat de exacte kosten nog niet gekend zijn. Dit verklaart waarom soms maand na maand wijzigingen te zien zijn in de doorgerekende kostprijs voor de certificatenverplichtingen. Deze wijzigingen kunnen verschillende oorzaken hebben: veranderende aankoopprijzen, veranderende wijzigingen in de inschatting van prijsevoluties, veranderingen in het wettelijk kader. Door deze onzekerheid en de wisselende referentiepunten voor de vergelijking, is het onmogelijk om te oordelen op welk moment een leverancier al dan niet te veel of te weinig doorrekende voor de certificatenverplichtingen. Het is dan ook onmogelijk om deze vergelijking methodologisch correct te maken.
Leveranciers dragen bijkomende kosten om aan de verplichtingen te voldoen. Hiervoor bestaat geen limitatieve lijst; het kan gaan om personeelskosten, administratieve kosten, transactiekosten enzovoort. Hoewel deze bijkomende kosten reëel zijn, is het onmogelijk om na te gaan in hoeverre een gerapporteerde bijkomende kost terecht is. Dus ook daar moeten we een concurrentiedruk blijven op houden. Wat betreft het financiële luik bij de keuze voor een bepaalde energieleverancier, zal de klant doorgaans opteren voor de leverancier die de laagste totaalprijs aanrekent, eerder dan voor de leverancier die een lage kost doorrekent voor groenestroomcertificaten, maar in totaalprijs duurder uitkomt.
De V-test van de VREG is de tool voor residentiële en kleine professionele verbruikers om een correcte vergelijking te kunnen maken van de totaalprijzen van de verschillende leveranciers en de verschillende door hen aangeboden producten.
Wat betreft de keuze door de klant voor een ecologisch bewuste leverancier, is de doorrekening van groenestroomcertificaten en van warmtekrachtcertificaten niet de correcte vergelijkingspost. Het gaat hier namelijk om een wettelijk opgelegde verplichting, waar de leverancier enkel een financieel gevolg aan kan geven. Het leveren van al dan niet groene elektriciteit door de leverancier is wel een bewuste en vrije keuze die kan worden gemaakt, en waar de klant zich op kan baseren bij de keuze van zijn leverancier, bovenop het financiële plaatje van de totaalprijs.
Via Groencheck op de website van de VREG kan elke elektriciteitsconsument in Vlaanderen verifiëren in welke mate zijn leverancier hem groene stroom heeft geleverd, en dit op maandelijkse basis. De VREG plant Groencheck verder uit te breiden met bijkomende kwalitatieve informatie over de geleverde groene stroom.
Op de vragen 3, 4 en 5 moet ik antwoorden dat het debat wegens de bevoegdheidsverdeling op het federale niveau moet worden gevoerd.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Zowel het antwoord als de tussenkomst van de heer Gryffroy komt wat vreemd over. Mijn vraag was gewoon: wat vindt u, minister, van het idee van de VREG om naar een all-infactuur te gaan? U hebt afgelezen wat de VREG daarover te zeggen heeft.
Maar ik ben het daarmee eens.
U vindt dat we moeten evolueren naar een all-infactuur?
Ik ben het ermee eens omdat ze goede argumenten geven. Als ze transactiekosten doorrekenen voor groene stroom, kunnen we nooit weten of ze legitiem zijn. Daarom is het goed dat ze geëxpliciteerd zijn en dat we voldoende concurrentiële druk houden. Als we een factuur houden, zouden we de liberalisering kunnen ondermijnen en de neerwaartse druk die daardoor op de markt is gekomen. Dat vind ik gewoon geen goede zaak.
De VREG zegt dat ze naar een totaalfactuur willen. Dat is hun conclusie en hun suggestie. Dus u bent het er niet mee eens, veronderstel ik?
Mijnheer Gryffroy, leveranciers kunnen inderdaad commodity op de factuur zetten en de kosten voor groene stroom apart oplijsten, maar ze kunnen switchen. Ze kunnen kiezen waar ze de kosten plaatsen. Dat is geen transparantie voor de klant. Dus eigenlijk is uw conclusie dat men naar een all-infactuur moet evolueren waar wel duidelijk op staat dat alle componenten daar in zitten. Ofwel spreekt u zichzelf tegen.
De VREG suggereert alleszins de all-infactuur. Misschien is het nuttig om hierover met de VREG en uw federale collega rond de tafel te gaan zitten. We zitten hier inderdaad op een kruispunt van bevoegdheden. Of dat een element van de zevende staatshervorming moet zijn, daar spreek ik me nu nog niet over uit. Het kan wel interessant zijn om met alle betrokkenen het overleg aan te gaan om te zien of we effectief de factuur nog transparanter kunnen maken en misschien nog meer de concurrentie kunnen laten spelen. Volgens de VREG moet dat met een all-infactuur.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, wij zijn niet voor het inbrengen van de quotumkost in de energiecomponent en dat om duidelijke redenen. Enerzijds zoals de minister heeft aangehaald, anderzijds omdat we willen gaan voor de transparantie zodat de verbruiker kan zien hoe groot de quotumkost is bij de verschillende leveranciers. We moeten bepalen wat de bijkomende transitie- of administratiekosten moeten zijn. Dat is nu een federale bevoegdheid. Dat vind ik goed. Misschien krijgen we dan in de toekomst een duidelijker beeld rond de quotumkost.
Ik kan uw redenering, uw hersenkronkel, niet volgen. Wij zijn duidelijk voor transparantie. Er is een energiecomponent, een quotumkost, een taks, transport en distributie. Dat moeten alle verbruikers in de toekomst duidelijk blijven zien.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik ben het ermee eens dat we naar een zo transparant mogelijke factuur moeten gaan en de concurrentie maximaal moeten laten spelen om op die manier de prijs voor de consument te drukken.
Tegelijk zegt u, minister en mijnheer Gryffroy, dat het niet mogelijk is om transparant te zijn omdat de leveranciers toch kostenposten verschuiven van commodity naar groene stroom enzovoort. U zegt dat de beoogde doelstelling van transparantie daar niet kan worden gehaald. Integendeel, daardoor wordt het minder transparant voor de consument, en dus zouden we ook volgens de VREG niet de juiste methode hebben gekozen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.