Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, Vlaanderen telt 630 hobbykwekers, 114 professionele kwekers en 67 kweker-handelaars van pups. Deze erkende kwekers hebben een marktaandeel van ongeveer 42.000 pups per jaar op een totaal van 150.000 pups. Dit betekent dat het merendeel van de pups niet via dit circuit wordt gekweekt. Toch wordt doorgaans net deze sector met argwaan bekeken met betrekking tot het naleven van de normen inzake dierenwelzijn vanwege de grootschalige kweek van pups, terwijl net deze sector het strengst gecontroleerd wordt. Ook door de dierenrechtenorganisaties en de consument wordt in eerste instantie naar hen gekeken uit angst voor het dierenwelzijn van de pups, al moet gezegd dat grootschaligheid voor hondenkweek op zich geen illegale activiteit is.
Vanzelfsprekend moet iedereen zich aan de regels houden en zijn controles hierbij een fundamentele beleidspijler om het dierenwelzijn van de pups en hun moederdieren te verzekeren. Maar de vraag wordt meer en meer gesteld of een al te sterke nadruk op het repressieve aspect de juiste benadering is.
Zo heeft Robin Hargreaves, de voormalige voorzitter van de British Veterinary Association (BVA) op een congres eind vorig jaar hardop de vraag gesteld of het dierenartsenberoep zich anders moet opstellen ten aanzien van grootschalige puppy farms. Deze op het eerste gezicht controversiële denkpiste werd ingegeven vanuit het gegeven dat de vraag naar puppy’s groter is dan het aanbod en dat er gevreesd wordt dat dit hiaat wordt opgevuld met geïmporteerde puppy’s van zeer twijfelachtige afkomst. Hargreaves vroeg zich af of het niet aangewezen zou zijn dat dierenartsen een betere samenwerking en communicatie zouden opstarten met de meer ‘verlichte’ mensen binnen de grootschalige hondenkweekwereld en hun kwaliteitsniveau optrekken, zodat de vraag naar buitenlandse puppy’s vermindert. Een beter begeleide en ondersteunde kweek, zelfs als die dan gerealiseerd wordt door eerder grootschalige kwekers, zou dan beter aan de vraag moeten voldoen.
De Vlaamse markt voor pups vertoont gelijkaardige kenmerken als de Britse. Bijgevolg is het aangewezen dat we onszelf ook in Vlaanderen kritisch durven te bevragen over de houding van dierenartsen en de overheid ten aanzien van eerder grootschalige puppy farms met het oog op het voorzien in een standaard waarin het welzijn en het normaal ontwikkelen van moederdier en pup absoluut veilig wordt gesteld. Dit moet dan vanzelfsprekend een onderdeel uitmaken van een breder ‘framework’ dat ook aandacht schenkt aan bijvoorbeeld de controles en het sensibiliseren van de consument.
Minister, hoe staat u tegenover de controversiële stelling dat we aan de vraag naar puppy’s kunnen voldoen door een betere en door dierenartsen begeleide en ondersteunde kweek, ook al wordt die deels gerealiseerd door eerder grootschalige kwekers? Bent u de mening toegedaan dat er sowieso moet worden gezocht naar een betere balans van begeleiding en ondersteuning van kwekers enerzijds en strengere controles anderzijds?
Welk framework voor grootschalige puppykweek is voor u aanvaardbaar en haalbaar met het oog op het voorzien in een standaard waarin het welzijn van pups en moederdieren wordt veiliggesteld? Zult u deze problematiek laten onderzoeken door de Raad voor Dierenwelzijn?
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega De Vroe haalt het optrekken van het interne kwaliteitskweekniveau aan, waarin dierenartsen een zeer grote rol spelen. Volgens mij moet dat breder opengetrokken worden. Het verbeteren van de kwaliteit start al bij de keurmeesters op hondenshows. Zij bepalen daar namelijk het merkproduct waarvan fokkers het afgeleide product verder gaan kweken. Als men op hondenshows al gebreken als schoonheidsidealen gaat bepalen, zijn we niet goed bezig. Dat zijn uiteraard belangrijke opmerkingen die ik moet overmaken aan de minister van Landbouw, waar het fokkerijbesluit onder valt. Ik zal de minister daar zeker verder over ondervragen.
Ik wil me aansluiten bij de vraag hoe we de marktbehoeften best kunnen invullen. Dat is zeker een belangrijke vraag die we moeten stellen. Ze past ook in het kader van het rabiësvaccinatieplan, dat de bedoeling heeft om minder import te krijgen. Wij weten niet wat het effect daarvan zal zijn. Zal er minder import zijn? Zal dat een zeer groot effect hebben? Zal dat een klein effect hebben? Dat is nog een beetje koffiedik kijken en afwachten. We moeten wel waakzaam blijven voor nieuwe circuits die kunnen ontstaan door verminderende import. De hond blijft immers een zeer gegeerd product bij ons. Mensen willen honden. Wij hebben die honden ook nodig. Er zal een groot deel import nodig blijven. We moeten waakzaam blijven voor circuits die we zeer moeilijk kunnen controleren. De grootschalige kwekerijen kunnen wij nog enigszins controleren, maar bijvoorbeeld de handel op internet wordt een zeer moeilijk controleerbaar circuit. Heeft het beleid ook daar aandacht voor?
De heer Ceysens heeft het woord.
Ik wil me bij deze laatste opmerking aansluiten. Ik heb ongeveer dezelfde ongerustheid. Ik heb begrepen dat wij in Vlaanderen niet de pups kunnen fokken die er nodig zijn. Anderzijds begrijp ik dat sinds 29 december de nieuwe Rabiësrichtlijn van kracht is en dat de puppy’s die worden ingevoerd, puppy’s moeten zijn van zestien weken, als ik de quarantaineweek meetel. Ik maak de optelsom: op twaalf weken inenten, dan drie weken vooraleer ze kunnen worden vervoerd, en dan bij de handelaar zelf nog een week in quarantaine. Dat betekent dat een pup zestien weken is. Ik vraag me af of de consument die pup van zestien weken wil. Minister, ik heb het hier al eerder gezegd dat ik zeer bevreesd ben. Men wil toch voldoen aan de vraag van de consument naar pups van acht weken. Een pup van acht weken is immers veel aantrekkelijker voor de consument dan een van zestien weken. Er is ook een rationele reden voor, namelijk het socialiseren van de pup. Ik blijf de vrees uitdrukken dat er alternatieve circuits zullen ontstaan om die pups op een illegale manier toch hier binnen te krijgen en dat we door de Rabiësrichtlijn meer illegale pups zullen krijgen dan tevoren. Dat is nooit de bedoeling geweest van die richtlijn. Minister, deelt u die mening? Kunnen ter zake initiatieven worden genomen om te vermijden dat we extralegale circuits krijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
Vooraleer we het ene of het andere circuit uitsluiten, moeten we, zoals Hargreaves zelf heeft vermeld, nagaan of het alternatief niet slechter is. Ik verkies inderdaad ook een degelijk gecontroleerd netwerk van erkende kwekers dan een oncontroleerbare handel, bijvoorbeeld via internet. Dat spreekt voor zich. In eerste instantie moet de instroom van klachten in kaart worden gebracht en geobjectiveerd door de oprichting van een meldpunt waar dierenartsen aandoeningen bij pas aangekochte pups kunnen signaleren. Net via die weg wil ik natuurlijk ook informatie inwinnen over de gezondheidstoestand van verkochte dieren, gekoppeld aan hun herkomst en dus de plaats van verkoop, zodat we veel efficiënter en doelgerichter kunnen optreden. Ik wil op die manier een objectief beeld krijgen in welk circuit vergrote risico’s bestaan voor het aankopen van ongezonde pups en aan de hand van die informatie effectief beleidskeuzes maken. Dit is ook een antwoord op de legitieme vrees van collega Ceysens.
Het doel moet zijn om een reglementair kader te creëren dat ertoe bijdraagt dat de consument een pup kan kopen die gezond en gesocialiseerd is. Bijkomend wens ik ook dat de kweekteven een dierwaardig leven kunnen leiden en met de nodige zorgen worden omringd. Daarom zijn er al stappen gezet voor het verlenen van een erkenning. Vroeger kon dat op basis van een papieren dossier. Vandaag kan dat niet meer. Men gaat zich ter plaatse vergewissen van de toestand waarin die dieren worden gehouden en worden gekweekt. Op basis van die fysieke vaststelling van de omstandigheden wordt al dan niet een erkenning verleend.
De gevolgen van de rabiësregelgeving zijn ook enigszins relatief. Het argument van de consument is belangrijk als het gaat over de socialisatie, maar socialisatie kan ook in het nest of op de plaats van geboorte. Socialisatie heeft betrekking op het leren omgaan van dieren met kinderen, met mensen, met verkeer, met externe prikkels. Dat hoeft niet noodzakelijk te gebeuren bij de nieuwe baas. Ik ga er ook van uit dat die vijftienwekenregel ook de binnenlandse kwekers ten goede zal komen. Mensen hebben graag een jonger pupje dat ze kunnen verkrijgen via de binnenlandse kwekers. Het is geen slechte zaak.
De Raad voor Dierenwelzijn heeft zich ook over dit vraagstuk gebogen in de loop van vorig jaar. Hij kwam tot het besluit dat er geen wetenschappelijke bewijzen zijn dat socialisatie van pups meer verzekerd is in kleine hondenfokkerijen dan in grote fokkerijen. De stellingname van de BVA illustreert dat veel landen dezelfde vragen hebben. Mijn diensten volgen die evolutie op. Indien zich nieuwe onderzoeksresultaten aandienen, zal ik het advies van de Raad voor Dierenwelzijn inwinnen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, is het mogelijk om een verslag te krijgen?
Minister, het is uiteraard logisch dat we er alles aan moeten doen om aan de consument gezonde en gesocialiseerde pups te bezorgen. Ik sluit me ook aan bij de bezorgdheid van de heer Ceyssens. We moeten dat via een gereglementeerd kader doen en we moeten ervoor zorgen dat we effectief naar een betere situatie gaan. We zullen het zeker, samen met u, verder opvolgen. Ik hoop dat ik zo snel mogelijk het advies van de Raad voor Dierenwelzijn mag ontvangen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik deel volledig uw mening dat als de Rabiësrichtlijn een opwaardering van de binnenlandse hondenfokkerijen tot gevolg kan hebben, dat positief is. Ik ben er zeker van dat er heel veel fokkers zijn die hun uiterste best doen om in de beste omstandigheden pups te kweken en te laten opgroeien.
Het probleem is dat de consument zeker moet weten dat hij een Belgische pup heeft. Als de pup wordt ingevoerd, zijn er wel achterpoortjes om die als Belgische pup te verkopen. Ik herhaal daarom nog eens mijn voorstel om bij elke Belgische pup de vader en de moeder te registreren. Dat zou ook andere dingen kunnen oplossen. Het zou kunnen vermijden dat er meer pups worden gekweekt dan in werkelijkheid mag, dat er zwarte circuits ontstaan enzovoort. Een teef kan wel vrij grote nesten werpen, maar ze kan toch geen dertig pups op een jaar voortbrengen. Op die manier voer je extra promotie voor de binnenlandse fokkers. Dat is een positieve bescherming want achterpoortjes zullen altijd worden gezocht. Ik ben ervan overtuigd dat als de consument weet dat de pup die hij koopt zeker hier is gekweekt, hij zelf ook op zoek gaat naar die pups. Zo kunnen illegale circuits gemakkelijker droog worden gelegd. Ik zou toch nog eens willen aandringen om die piste grondig te onderzoeken.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij het pleidooi van de heer Ceyssens, maar ik wil ook blijven pleiten voor het sensibiliseren van kweek in eigen land, met name een gezonde kweek met voldoende diversiteit, waarbij men gebreken niet als een gebrek aan schoonheidsideaal beschouwt. Met gebreken komen er ook gezondheidsproblemen. Interne kweek blijft het beste circuit omdat men het kan controleren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.