Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de aanhoudende crisis in de varkenshouderij
Verslag
Aan allen een mooi nieuwjaar.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
We vliegen er meteen in en keren even terug in de tijd, naar de laatste Europese Raad voor Landbouw. De landbouwministers uit zeven lidstaten, waaronder ook die uit ons land, hebben de varkenscrisis op de agenda geplaatst en aangedrongen op Europese steun voor de noodlijdende sector. Helaas vingen ze bot bij de Europese Commissie. Volgens de EU-commissaris is het overaanbod een van de grote oorzaken voor deze noodsituatie. Er wordt gezegd dat een aantal lidstaten daar schuldig aan zijn. In die zin is dat even erg als het Russische handelsembargo. Nochtans is 3,3 procent van de Europese varkensvleesproductie bestemd voor export naar Rusland. Dat is voldoende om een effect op de varkensprijzen te ressorteren.
Voor de varkenshouders is deze weigering des te frustrerender omdat Europa hun noodkreet in de wind lijkt te slaan, terwijl dat niet zo was voor de noodlijdende groente- en fruitsector en de melkveehouderij, die ook het slachtoffer werden van de Russische boycot. Zij kregen wel gehoor. Het gaat nota bene om sectoren die eveneens veel produceren en zeer exportgericht zijn. Bovendien exporteert de varkenssector meer naar Rusland dan bijvoorbeeld de zuivelindustrie, die 1,4 procent van de Europese zuivelproductie afzet in Rusland. Positief is de samenwerking tussen de Commissie en experts van de lidstaten en de vleesindustrie in de zoektocht naar nieuwe markten en bij het wegwerken van bestaande handelsbelemmeringen. Helaas brengt dit op korte termijn weinig soelaas.
Door de weigering van Europa zullen alle stakeholders van de sector in Vlaanderen alleszins moeten zoeken naar nieuwe opportuniteiten om de prijs van het varkensvlees te verbeteren. In dat verband blijkt een van de pistes een premie te zijn voor varkenshouders om een beperkte hoeveelheid varkens lichter te slachten. Meer bepaald zou er een voorstel circuleren om 10 procent van de varkens op 55 procent van het lidstaatgemiddelde van het slachtgewicht te laten slachten.
Minister, kan Europa effectief aantonen in welke mate het overaanbod in bepaalde lidstaten meer weegt dan de malaise in de varkenssector en de Russische exportverboden? Is er inmiddels overleg gepleegd met alle stakeholders? Welke resultaten heeft dat opgeleverd? Hoever staat het onderzoek met de praktische uitvoerbaarheid en controleerbaarheid van de premie voor het lichter slachten? Zal er ook een initiatief worden genomen om rond de tafel te zitten met de noodlijdende bedrijven en een soort plan van aanpak op te stellen? Zijn er ook mogelijkheden om het leed in de sector te verzachten via een versnelde uitbetaling van de VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) en een grotere overheidstegemoetkoming?
De heer De Meyer heeft het woord.
De toestand voor onze varkenshouders is zorgwekkend. Daarom volg ik samen met velen onder jullie de toestand op de voet. Bij de begrotingsbespreking in de plenaire vergadering van woensdag 17 december 2014 hebben we nog geïnformeerd naar mogelijke Europese maatregelen vanwege het Russische importverbod. De minister heeft er toen op gewezen dat er ’s anderendaags een overleg met de sector was gepland.
Ondertussen onderhandelen sommige lidstaten zoals Denemarken, bilateraal om eetbaar slachtafval zoals spek en vet, toch opnieuw te kunnen invoeren in Rusland. Dat lezen we in de landbouwmedia.
Minister, denken Vlaanderen en België er ook aan om bilaterale gesprekken aan te knopen om eetbaar slachtafval te kunnen uitvoeren naar Rusland? Lidstaten of regio’s die kunnen aantonen dat ze het sanitaire risico voldoende beheersen, kunnen toch exporteren en vallen niet onder een sanitaire ban vanwege de Afrikaanse varkenspest. Kunnen we Europa er niet van overtuigen om het bestaande observatorium voor marktprijzen en marges ook open te stellen voor varkensprijzen? Kan dit opnieuw worden besproken op de Europese landbouwministerraad, aangezien het al eens is afgewezen? Zijn er bijkomende Vlaamse maatregelen mogelijk, zoals een grotere tegemoetkoming van de overheid bij Rendac, en een versnelde VLIF-bijdrage? Welke verdere opvolging van de crisis in overleg met de sector hebt u nog gepland?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik wil het hebben over bilateraal overleg. Minister, weet u hoe succesvol Denemarken momenteel is met dat overleg? Zijn er nog andere landen die initiatief nemen? Toenmalig minister-president Peeters heeft tijdens de vorige legislatuur een overleg gehad met Nederland. Nederland was vragende partij om dat eventueel samen te doen. Als we een bilateraal overleg zouden hebben, gaan we dat dan alleen doen? Zou het niet nuttig zijn om dat samen met andere landen te doen? Is dat bilateraal overleg niet in strijd met de Europese regels?
De heer Sintobin heeft het woord.
Deze vraag hebben we in het verleden al verschillende keren gesteld, maar ik ben blij dat ze weer op tafel ligt. Zelfs tijdens de bespreking van de beleidsnota in de commissie en in de plenaire vergadering werd de kwestie aangehaald. Niettemin is het onze opdracht als commissieleden om over de partijgrenzen heen te zoeken naar oplossingen voor de aanhoudende crisis in de varkenssector.
Mijnheer Vanderjeugd, u stelt dat overaanbod net zozeer een van de oorzaken kan zijn als de boycot van Rusland. Maar ik krijg vanuit landbouwkringen het signaal dat de steeds verdergaande liberalisering van de Europese en de wereldmarkt ertoe leidt dat we met een te groot aanbod zitten, waardoor de prijzen dalen. Alvast één landbouworganisatie is er voorstander van om in bepaalde sectoren quota te behouden of in te voeren.
Maandag was ik op een nieuwjaarsbijeenkomst van een landbouworganisatie, waar de minister-president het woord voerde. De landbouworganisatie stelde daar dat de samenwerking tussen Flanders Investment & Trade (F.I.T.) en het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) niet optimaal blijkt te verlopen, en dat er zelfs binnen VLAM een aantal fricties zouden zijn, waardoor het verkennen van nieuwe markten niet in de meest optimale omstandigheden verloopt.
Ik hoor en lees ook dat een aantal Europese landen op de een of andere manier het Russische importverbod omzeilen. Bent u daarvan op de hoogte, minister? Zo ja, over welke landen gaat het? Op welke manier gebeurt dat? Kunnen wij dat ook op een of andere manier doen, via andere kanalen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, we delen allemaal diezelfde grote bezorgdheid. Het gaat niet goed met de sector. We hebben daarover al een aantal keren van gedachten gewisseld. De varkenshouderij verkeert inderdaad in een grote crisis. Daarom hebben wij ook al heel vaak overleg gehad. We hebben de hele keten in die sector samengebracht bij ons op het kabinet, om samen naar oplossingen te zoeken, oplossingen die mogelijk zijn binnen het Europese kader. Want dat is het grote probleem: je moet nu eenmaal in een Europees kader functioneren.
Wij zijn het engagement aangegaan om er in de Europese Landbouwraad sterk voor te pleiten om iets te doen voor de sector van de varkenshouderij. We hebben dat intussen al een paar keer gedaan. En daar is het niet bij gebleven. We hebben tijdens de voorbije Landbouwraad ook een bilateraal overleg gevraagd en gekregen met de Europese commissaris. We hebben dat gedaan, samen met de bevoegde collega’s van de andere gewesten en de Federale Regering. Tijdens dat bilaterale overleg hebben we de situatie van onze varkenshouderij nog eens heel uitdrukkelijk voorgelegd aan de commissaris.
Het klopt dat wij vrij snel en nogal boudweg van commissaris Hogan het antwoord kregen dat volgens hem de crisis waar de varkenshouderij in verkeert, al langer bestaat. Hij stelde dat het niet aan de Ruslandcrisis te wijten is dat er problemen zijn in die sector, en zei dat er vooral een probleem zou zijn van overproductie of overaanbod. Hij deed ook de suggestie dat de producenten meer verantwoorde keuzes zouden moeten maken. Kortom, er was tot voor kort geen bereidheid om daar iets aan te doen. Het spreekt voor zich dat wij dat ook op de volgende Landbouwraden zullen herhalen. En tussendoor zullen we ook contact blijven houden met de diensten van de Europese Commissie.
We hebben niet alleen om steun gevraagd. We hebben er ook op gewezen dat de bewering dat er een structureel probleem van overaanbod zou zijn, ook onderbouwd moet worden. Het klopt dat men in een aantal andere sectoren veel meer actuele marktinformatie heeft. Er zijn sectoren die veel meer gemonitord worden en waar men veel meer informatie over heeft. Dat geldt niet voor de varkenssector. Daarom hebben wij gevraagd om ook daar zo veel mogelijk op in te zetten, om over cijfers te kunnen beschikken om de situatie op de voet te volgen, en om die informatie veel meer bij te houden, zoals dat ook bestaat voor andere sectoren. Ook die vraag hebben we dus gesteld tijdens het bilaterale contact met de Europese Commissie.
Wij laten het daar dus niet bij. We blijven daar verder op inzetten. Het vervelende is echter dat maar een beperkt aantal lidstaten die vraag bijtreedt. Andere lidstaten erkennen het probleem niet of stellen dat er bij hen geen probleem is. In bijvoorbeeld Duitsland en Nederland vinden we op dat vlak geen medestanders. Dat maakt het niet gemakkelijk om het bij alle andere lidstaten bespreekbaar te maken.
Is het nu een effect van de Ruslandcrisis, of is er inderdaad structureel wat meer aan de hand? Het is uiteraard geen exacte wetenschap. Het is altijd moeilijk om daar heel concrete cijfers voor te geven. Ik zal toch een poging doen, op basis van de gegevens die wij hebben, om u wat wegwijs te maken.
In de eerste negen maanden van 2014 bedroeg de Europese export van varkensvlees 7,3 procent minder dan het jaar voordien, goed voor een overschot van 167.000 ton. Dat product heeft dus geen afzetmarkt gevonden. De productieramingen voor de eerste negen maanden van 2014 kwamen uit op een Europese productiestijging van 0,86 procent op de Europese markt, goed voor ongeveer 180.000 ton varkensvlees.
We zouden bijgevolg kunnen stellen dat de lichte productiestijging heeft geleid tot een overaanbod dat op de prijs drukt. Tijdens de eerste negen maanden van 2013 hebben we echter 560.000 ton varkensvleesproducten naar Rusland geëxporteerd. In januari 2014 was dat 60.000 ton en nadien is de export ten gevolge van de fytosanitaire maatregelen stilgevallen. Indien we er rekening mee houden dat we 167.000 ton minder hebben geëxporteerd, betekent dit dat we voor 333.000 ton varkensvlees nieuwe afzetmarkten hebben gevonden. Indien de Russische markt niet was gesloten, had de sector, onder meer omwille van de lage prijsvorming en de lage koers van de euro, een bijkomende afzetmarkt voor de productie kunnen vinden. Belangrijke exportlanden hebben hun exportstroom in de richting van Rusland verlegd. Hierdoor hebben we een gedeelte van de klanten kunnen winnen. Dit toont aan dat het probleem grotendeels bij de sluiting van de Russische markt en slechts deels bij de stijging van de productie ligt. Daarnaast heeft de sector zelf ook heel wat inspanningen geleverd om het wegvallen van de Russische markt op te vangen en om alternatieven te zoeken.
Het klopt dat een aantal Europese lidstaten bilaterale contacten met Rusland over een heropening van de Russische markt hebben gehad. Dit heeft echter nog geen enkel resultaat opgeleverd. Die contacten hebben niet geleid tot de mogelijkheid een aantal varkensvleesproducten naar Rusland te exporteren.
Wij hebben ook contacten gehad. Die contacten met de Russische overheid verlopen, zoals in België altijd het geval is geweest, langs het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Het FAVV reikt tevens de certificaten met betrekking tot de sanitaire status uit. Het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) en het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) volgen dit eveneens op.
De verwijzing naar mogelijke fricties tussen F.I.T. en het VLAM is voor ons geen nieuwe informatie. Naar aanleiding van de sluiting van de Russische markt hebben we in augustus 2014 een rondetafelgesprek georganiseerd. Dit punt is toen aan bod gekomen. De sector heeft laten verstaan aan te voelen dat beide instellingen niet steeds op een lijn zaten. Het liep volgens hen niet goed.
Er zijn in aanwezigheid van de betrokken ministers duidelijke afspraken met die organisaties en met de bevoegde instanties gemaakt. Ik heb vernomen dat het in de praktijk beter gaat. Indien er andere signalen zijn, zullen we daar graag rekening mee houden en zullen we dat zeker verder moeten bekijken.
We hebben op dit ogenblik geen perspectief op een hernieuwde export naar Rusland. We moeten een oplossing vinden voor de huidige overschotten op de Europese markt. We moeten hier meer op inzetten. Op korte termijn biedt dit ons echter weinig perspectief om te geloven dat de Belgische contacten met Rusland snel tot een resultaat zullen leiden.
De vraag wordt steeds gesteld wat we in Vlaanderen kunnen doen. Ik herhaal dat we ons in een strak Europees keurslijf bevinden. Aangezien we niet zo maar in de markt kunnen ingrijpen, hebben we weinig mogelijkheden.
De vraag wat we kunnen doen, is tijdens de vele overlegmomenten aan bod gekomen. Tijdens de laatste vergadering is afgesproken dat we een premie voor lichtere slachtgewichten en de private opslag zouden onderzoeken. Dit zal met alle betrokken actoren worden besproken. Afhankelijk van het resultaat van dat overleg zal, samen met de betrokken ministers van de andere Europese lidstaten, een initiatief worden genomen om de Europese Commissie ervan te overtuigen dat de sector moet kunnen worden ondersteund.
De mogelijkheid om de kapitaalpremies in het licht van de steun door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) versneld uit te betalen, zijn natuurlijk beperkt. We hebben dit eind vorig jaar allemaal afgewerkt. We hebben ervoor gezorgd dat het sneller verloopt. Zoals al gesteld, starten we in 2015 echter met een nieuw systeem voor de steun van het VLIF. Onze mogelijkheden met betrekking tot de kapitaalpremies zijn beperkt. Eind vorig jaar hebben we gedaan wat we konden doen. Er is een nieuw systeem voor versnelde betalingen. Het budget ligt vast. Ik heb al verklaard dat sneller uitsluitsel over de dossiers zal worden gegeven.
De sector zelf heeft gevraagd als tijdelijke maatregel wat meer bij te leggen met betrekking tot de facturen van Rendac. Hoewel daar nu al heel wat middelen aan worden besteed, onderzoeken we die mogelijkheid. Het komt erop aan een budget van een paar miljoen euro voor een bijkomende financiering te vinden. We besteden hier momenteel al 8 miljoen euro aan. De vraag is of we dit kunnen optrekken. Dit betekent dat we ergens in de begroting een aantal miljoenen euro’s moeten vinden om dit tijdelijk op te lossen. Dit is een van de weinige rechtstreekse maatregelen die de Vlaamse overheid kan nemen. We onderzoeken momenteel waar we die middelen kunnen vinden.
Ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord. We blijven dit op de voet opvolgen. Ik ben me ervan bewust dat de situatie zeer acuut is. Om die reden vergaderen we bijna wekelijks met de sector om voor de verschillende schakels in de keten oplossingen te zoeken. We betrekken hier alle andere actoren bij. Ik denk dan aan de veevoederfabrikanten en de banken. We onderzoeken samen wat we binnen het strakke Europese kader kunnen doen. We laten dit dossier niet los, ook niet op het niveau van de Europese Commissie.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, het stemt me tevreden dat u de cijfergegevens zo nauwgezet kunt weergeven. Indien u over die cijfers beschikt, moet de Europese commissaris ze ook kunnen kennen. U zult dit blijven opvolgen. Ik hoop dat u hem dan ook met die cijfers zult confronteren. Een confrontatie met de cijfers moet ervoor zorgen dat hij de oorzaak van het echte probleem niet onderschat.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor uw geëngageerd antwoord. Het is natuurlijk juist dat de crisis in de varkenshouderij al langer duurt dan de importban. Maar anderzijds is het zo – uw cijfers illustreren dat ook – dat de Ruslandcrisis de varkenscrisis exponentieel heeft doen toenemen. Daar kan toch niemand blind voor zijn. U hebt gewezen op het njet van de Europese commissaris en op de moeilijke houding van Duitsland en Nederland, maar we hebben toch ook Europees een aantal bondgenoten. Moeten we niet samen met hen onderhandelen om nog sterker een Europees front te kunnen vormen voor de volgende Europese Landbouwraad? In het verleden zijn soms Europese maatregelen genomen voor bepaalde sectoren die zich bijvoorbeeld alleen afspeelden in de zuiderse landen. Ik denk dat het ook hier mogelijk moet zijn, gezien de noodsituatie, om toch iets meer van Europa te bereiken.
U hebt terecht gesteld dat u in Vlaanderen beperkte mogelijkheden hebt via het VLIF en via Rendac, maar ik denk dat ten aanzien van de sector elk beetje helpt.
Wat me grote zorgen baart, is dat de hypotheek die veevoederindustrieën op een aantal bedrijven nemen, geruisloos en onzichtbaar, toeneemt. Als we met mensen praten, horen we dat. Op korte termijn biedt dat soms soelaas voor de betrokken bedrijven, maar op lange termijn houdt dat structureel toch wel ernstige probleemsituaties in. Ik denk dat ook daar samen met de sector eens moet over gediscussieerd worden om dat beter in kaart te kunnen brengen en te weten welke gevolgen dit structureel op langere termijn heeft.
Minister, u kunt dat niet alleen oplossen. U stelt terecht dat er overleg moet zijn met de hele sector, de hele keten. Maar ik zou toch bijzondere aandacht willen vragen voor deze heel specifieke probleemsituatie van het toenemende aantal hypotheken op onze bedrijven.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. Ik heb nog een bijkomend vraagje. U sprak erover om het lichter slachtgewicht eventueel te willen onderzoeken. Hebt u het dan over het Vlaamse niveau of is dat om het te bepleiten binnen Europa? Het lijkt me immers geen goed idee dat wij dit zelf zouden organiseren zonder dat het op Europees niveau wordt beslist, want dan zullen er zeer snel anderen in dat gat willen springen. Ik denk niet dat we onze sector dat willen aandoen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Daarnet was ook de vraag gesteld over contacten met Nederland. We hebben een gesprek gehad met de Nederlandse ambassadeur waar we dit ter sprake hebben gebracht en gezegd hebben dat we graag steun zouden hebben van Nederland. Het antwoord was nogal radicaal ‘neen’. Ik heb daar ook met de staatssecretaris bevoegd voor Landbouw in Nederland over gesproken. Men heeft daar geen minister meer maar een staatssecretaris voor Landbouw, wat daar tot grote symbooldiscussies heeft geleid. Men is er in Nederland heel radicaal in dat men in de varkenshouderij geen maatregelen wil.
Wil dat zeggen dat we geen medestanders hebben in andere lidstaten? We hebben er een aantal. Het zijn vaak kleinere lidstaten die onze bondgenoot zijn en daar hebben we ook contact mee. Het wordt goed voorbereid om verder de druk op te voeren, samen met de lidstaten die aan onze kant staan. Het probleem dat zich stelt, is dat we een beetje geïsoleerd staan ten opzichte van de lidstaten die rond België liggen. Dat is het vervelende. Frankrijk, Duitsland en Nederland steunen dat niet. We zitten wat geïsoleerd op een eiland en het maakt het niet gemakkelijk als die grote lidstaten daar dan ook tegen zijn. Dat neemt niet weg dat we daar verder op inzetten.
Het lager slachtgewicht is uiteraard een maatregel die Europees moet worden bepleit, maar de sector moet er eerst uit zijn of hij dat wel wil en daarvoor wil gaan. Dat is wat we binnenkort definitief van hen zullen horen en waar we dan gezamenlijk mee naar de Commissie gaan. Maar ook dat is al aangekaart op het bilateraal overleg met de commissaris, namelijk dat de kans bestaat dat wij die vraag zullen stellen.
In ieder geval is het laatste woord hierover nog niet gezegd en moeten we dat verder goed blijven opvolgen. Ik volg ook de bezorgdheid van collega De Meyer die zegt dat er op het terrein zaken gebeuren die de toekomst hypothekeren. Ik volg u daarin, mijnheer De Meyer. Daarom betrekken wij al die sectoren telkens als wij overleg hebben, namelijk de veevoederfabrikanten en de banken, om te wijzen op het gevaar van een aantal evoluties of trends die zich aftekenen. We proberen binnen de mogelijkheden die we hebben, te doen wat we kunnen. Ook Europa laten we zeker en vast niet los.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.