Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik wil even verwijzen naar uw Nederlandse ambtgenoot, de minister van Sociale Zaken, die ook bevoegd is voor Integratie, weliswaar een socialist, de heer Lodewijk Asscher. Hij heeft op 25 september vorig jaar aangekondigd dat hij vier Turkse organisaties op de voet zou willen volgen, omdat ze volgens hem bijdragen aan het achterblijven van de culturele integratie van Turken in Nederland.
Hij heeft het idee dat die vier organisaties weliswaar de Turkse participatie in de samenleving positief beïnvloeden, maar dat die participatie er hoofdzakelijk op is gericht om de Turks-islamitische identiteit in Nederland uit te dragen en te versterken. Hij heeft ook de indruk dat de invloed van de Turkse overheid op die organisaties bepaald groot is. Minister Asscher heeft om die redenen dan ook besloten om de vier organisaties de komende vijf jaar nauwlettend in de gaten te houden en eventueel zelfs, waar nodig, subsidieverstrekking stop te zetten.
Een en ander is het gevolg van enkele onderzoeken die in Nederland zijn gevoerd. In 2012 was er het onderzoek van het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waaruit bleek dat de Turks-Nederlandse gemeenschap meer in zichzelf is gekeerd dan andere minderheidsgroepen. Vervolgens heeft de minister toegezegd om een onderzoek te laten uitvoeren naar “parallelle gemeenschappen”, zoals hij dat dan noemt. Dat leidde tot het rapport ‘Turkse islam: Actualisatie van kennis over Turkse religieuze stromingen en organisatie in Nederland’.
Het onderzoek leverde volgens de minister echter niet de resultaten op die hij graag had gezien. Volgens Asscher werd in het onderzoek het beeld bevestigd van een gebrek aan transparantie bij de Turkse stromingen en organisaties.
Wat stellen we dan vast? Terwijl in Nederland onderzoek wordt gedaan naar de wijze waarop een aantal Turkse religieuze organisaties de integratie belemmeren, worden in Vlaanderen moskeeën, die onder toezicht en controle staan van diezelfde organisaties en waarvan de gebouwen zelfs eigendom zijn van die organisaties, doodleuk met belastinggeld gefinancierd. De voorbije zeven jaar hebben uw voorgangers, minister Keulen en minister Bourgeois, maar liefst zestien Turkse Diyanet- en Milli Görüs-moskeeën erkend, waarna de provincies ook verplicht werden ze te financieren.
Wij stellen vast dat van de 28 moskeeën die door de Vlaamse Regering de voorbije jaren erkend werden, er inderdaad 13 ressorteren onder de Diyanet, het zogenaamde Turkse presidium voor godsdienstzaken, dat onder de bevoegdheid van de Turkse eerste minister valt. Het is ook de Diyanet die in die moskeeën de imam aanduidt. In 2013 vloeide zo bijna 343.000 euro Vlaams belastinggeld naar de Diyanet-moskeeën.
Drie andere erkende en betoelaagde moskeeën behoren dan weer tot de ‘BIF’ (Belçika Islam Federasyonu), de organisatie die de Belgische moskeeën van het radicaalislamitische Milli Görüs verenigt. Ook die drie moskeeën worden gefinancierd met belastinggeld. In 2013 ontvingen ze samen bijna 49.000 euro.
Tot slot worden ook in het kader van het sociaal-culturele volwassenenwerk Turkse organisaties ondersteund. De Unie van Turkse Verenigingen, een koepel van naar verluidt 125 Turkse organisaties, ontving in 2013 in het kader van het decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk bijna 300.000 euro subsidies.
Minister, bent u van oordeel dat de Turkse organisaties, die volgens een Nederlandse minister de integratie belemmeren, ook in Vlaanderen mogelijk een probleem kunnen vormen voor de integratie van de Turken in ons land? Bent u bereid om, zoals in Nederland, een onderzoek te laten uitvoeren of de kwestie te laten monitoren? Welke initiatieven zult u in dat verband nemen?
Vindt u het acceptabel dat op basis van het Eredienstendecreet moskeeën worden gefinancierd die behoren tot een organisatie, Diyanet, die de facto deel uitmaakt van de Turkse staat en directieven ontvangt van het radicaalislamitische Erdoganregime? Vindt u het acceptabel dat op basis van het Eredienstendecreet moskeeën worden gefinancierd die behoren tot Milli Görüs, een vereniging die volgens een socialistische Nederlandse minister de integratie van Turken in Nederland belemmert? Welke initiatieven zullen u of de Vlaamse Regering nemen om de invloed van het Erdoganregime op de hier levende mensen van Turkse afkomst tot een minimum te beperken en de verdere uitbouw van een parallelle Turkse samenleving in Vlaanderen tegen te gaan?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik heb totaal geen indicaties dat de genoemde Turkse organisaties in Vlaanderen mogelijk een probleem zouden vormen voor de integratie. Ik ben daar ook op geen enkel moment over gecontacteerd door de collega uit Nederland. Ik heb wel begrepen dat de onderzoekers al hebben laten weten dat de minister in kwestie bepaalde aspecten van hun onderzoek verkeerd heeft geïnterpreteerd, maar dat is een discussie die in Nederland gevoerd moet worden, niet in dit parlement.
U vroeg of ik bereid ben om een onderzoek ter zake te laten uitvoeren of deze kwestie naar Nederlands voorbeeld te laten monitoren. Ik heb vooralsnog geen indicaties om dat te moeten doen. Als die er wel komen, zal ik uiteraard niet aarzelen om tot enige actie over te gaan, maar vooralsnog is dat niet aan de orde.
De erkenning van de lokale geloofsgemeenschappen en van de erkende erediensten in dit land is decretaal verankerd. Ik neem aan dat ik u niet alle erkenningscriteria moet opsommen, dat u die ook kent en dat ik dus kan verwijzen naar het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 waarin alle erkenningscriteria en de procedure daartoe vervat zitten.
Ik zal die regelgeving scrupuleus toepassen, wat impliceert dat de erkenningscriteria en de procedure daartoe mijn leidraad zullen zijn bij eventueel nieuwe erkenningen, dat ik erkende lokale geloofsgemeenschappen die niet langer aan diezelfde criteria voldoen, nadat de daartoe geëigende procedure is gevolgd, hun erkenning zal afnemen als dat moet. Momenteel zijn er geen aanwijzingen dat dit het geval is voor de zestien Turkse moskeeën waar u over spreekt.
Dat er relaties zijn tussen de erkende lokale islamitische geloofsgemeenschappen en de door u genoemde organisaties, zal ik niet betwisten, maar vooralsnog heeft dat geen invloed op mijn handelwijze wat het behandelen van vragen tot erkenning betreft. Ik zal het besluit van de Vlaamse Regering van 2005 scrupuleus en nauwgezet toepassen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw snelle antwoord. U wilt duidelijk geen tijd verliezen. Ik betreur dat u zegt dat u ofwel niet de wil, ofwel geen indicaties hebt om een dergelijk onderzoek als in Nederland ook in Vlaanderen te laten uitvoeren.
Ik heb al eerder gezegd dat de Nederlandse minister van socialistische strekking is en dus zeker geen scherpslijper is in het debat over de integratie. Maar wat in Nederland wel kan onder de bevoegdheid van een socialistische minister, zonder heimwee te hebben naar socialistische ministers in Vlaanderen, kan hier in Vlaanderen blijkbaar niet met een N-VA-minister. Nochtans zei de Nederlandse minister van Sociale Zaken, Lodewijk Asscher: “De integratie in de Nederlandse samenleving blijft verontrustend achter.” Ook in Vlaanderen zijn er nochtans zowel in uw partij als in de mijne en in vele andere partijen die dit land rijk of soms arm is, gelijkaardige stemmen opgegaan over de falende integratie, de mislukte multiculturele samenleving enzovoort.
De uitspraken van minister Asscher hebben in Nederland voor heel wat opschudding gezorgd, niet het minst in zijn eigen partij, waar twee Kamerleden van Turkse afkomst meteen de fractie hebben verlaten. Er zijn echter ook andere stemmen opgegaan, bijvoorbeeld van een Nederlandse schrijver van Turkse afkomst die wel de vinger op de wonde durft te leggen. “Er is segregatie, je reinste apartheid door al die Turkse scholen en Turkse organisaties. Dat is 30 jaar lang gesubsidieerd en gestimuleerd.”, zegt de Turks-Nederlandse schrijver Özcan Akyol.
Minister, het voordeel van dergelijk onderzoek is niet alleen dat u uw beleid daar enigszins op kunt bijsturen of baseren maar dat er op zijn minst ook een debat wordt gevoerd. In Nederland wordt dat debat op dit moment gevoerd. In Vlaanderen lijken u, de Vlaamse Regering en ook de Federale Regering wat dat betreft nog altijd te willen doen alsof er niets aan de hand is, alsof alles van een leien dakje loopt. Zelf Diyanet, het Turkse directoraat voor religieuze zaken, stuurt nog altijd tot op de dag van vandaag vanuit Istanbul moskeeën in Europa en dus ook in Vlaanderen aan. Die lange arm van Turkije staat integratie wel degelijk in de weg, zoals niet alleen ik maar onderzoekers in Nederland hebben geconcludeerd. Minister, ik betreur dat u het onderzoek in Vlaanderen over de integratie van Turken niet wilt laten uitvoeren, maar misschien verandert u nog van mening.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Janssens, u maakt telkens opnieuw de vergelijking met Nederland. Ik heb er absoluut geen probleem mee dat u deze vraag stelt, maar u vergelijkt wel appelen met peren. Ik heb u verwezen naar het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005. Ik heb me gepermitteerd om niet alle erkenningscriteria op te sommen. Ik zal er nu toch vier opsommen. Er moet een verklaring zijn dat ze zullen voldoen aan de taalwetgeving. Er moet een verklaring zijn dat de bedienaars van de erediensten de inburgeringsplicht zullen naleven. Er moet een verklaring zijn van de eerbiediging van de Grondwet en van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM). En er moet een verklaring zijn om iedereen te weren die de Grondwet en het EVRM niet naleeft.
Sta me dan ook toe te zeggen dat u een beetje appelen met peren vergelijkt. Ik kan u garanderen dat zodra ik signalen krijg dat een of andere instantie de criteria uit ons besluit niet naleeft, ik niet zal aarzelen om tot actie over te gaan.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dat Nederlandse onderzoek is uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeker. Hij zegt over een aantal Turkse religieuze organisaties dat ze weinig transparant zijn, dat ze zich vooral richten op de versterking van de Turks-islamitische identiteit en dat ze hun aanhang er mogelijk toe aanzetten afstand te nemen van Nederlandse gewoonten en waarden en normen. Maar u hebt blijkbaar geen indicaties dat er in Vlaanderen gelijkaardige Turkse religieuze organisaties aan het werk zijn. Ik durf dat ten zeerste te bestrijden en te ontkennen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.