Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister-president, het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland moet de samenwerking tussen beide landen bevorderen op het gebied van Cultuur, Onderwijs, Wetenschap en Welzijn. Een commissie van deskundigen – Nederlanders en Vlamingen – adviseert de regeringen over de uitvoering van het verdrag.
Al enkele jaren lijkt de commissie aan slagkracht in te boeten. De overheden verengden een tijd geleden de taakstelling van de commissie. Zo mag de commissie enkel nog advies op aanvraag uitbrengen en niet op eigen initiatief. Als er geen adviezen gevraagd worden door de regeringen, valt de commissie stil. En bij de samenstelling van de commissie werd onvoldoende rekening gehouden met de diverse aspecten die onder het verdrag ressorteren.
Op 10 december kregen we alarmkreten te horen, onder meer van ondervoorzitter Paul Salmon. De Nederlandse leden van de commissie zouden collectief ontslag nemen.
Minister-president, ik weet dat u groot belang hecht aan de samenwerking met Nederland. Daar hebt u al blijk van gegeven. De contacten met uw Nederlandse collega’s zijn daar een bewijs van. Welke initiatieven gaat u nemen om het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland nieuw leven in te blazen?
De heer Kennes heeft het woord.
De heer Vandaele is bijzonder goed geplaatst om deze vraag te stellen, gezien zijn vroegere professionele bezigheden in dat kader. Hij volgt dit altijd op, maar dat doen we met meerderen. Het interesseert mij ook.
Wat is de stand van zaken in dit jubileumjaar van deze culturele samenwerking? Hoe gaat u die viering van twintig jaar samenwerking aanpakken? Welke invulling krijgt dat? Is dat een gewonnen tussenstand? Is dat een afsluiting? Is het een nieuwe impuls? Hoe mogen we daarnaar kijken aan het begin van dit jaar?
Artikel 7 van het verdrag heeft het over de adviezen. Worden of werden die adviezen ter harte genomen? Werden er nog andere taken of opdrachten verricht door de commissie? Hoe ziet u die invulling?
De heer Caron heeft het woord.
Helemaal geïnspireerd door de motie van de meerderheid over Buitenlands Beleid, laat dit mij meedrijven in het aanwakkeren van mijn orangistische gevoelens in dezen. (Opmerkingen)
Ziet u dat het niet waar is, voorzitter? (Gelach)
Voorzitter, minister-president, het Cultureel Verdrag zit al een tijdje in een neerwaartse spiraal. De voorbije jaren is regelmatig wat van de budgetten geknipt, geschaafd, gesneden of gehakt, zoals u wilt. Ook de inhoudelijke taak is teruggeschroefd. Op het terrein zien we, zeker wat cultuur betreft, een afnemende samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Het is niet voldoende om een verdrag te hebben met een secretariaat, je moet het natuurlijk ook uitdragen. Tal van andere initiatieven zijn, inderdaad meestal door de noordelijke partner, teruggeschroefd. Brutaal gesteld: er is misschien onvoldoende inhoud, collega’s, om het Cultureel Verdrag zoals het nu bestaat, te behouden.
Ik denk dat de vraagstelling zou moeten zijn: willen we een culturele samenwerking met Nederland? Zou het dan ook niet zinvol zijn dat we het werkterrein van dat verdrag wat beter afbakenen? Vandaag is dat heel breed van cultuur over welzijn en allerlei andere materies. Zouden we dat niet beter moeten afbakenen? Moeten we dat ook niet eens bekijken in het licht van andere Vlaams-Nederlandse culturele samenwerkingen? Ik lig ook mede aan de basis van het ontstaan van deBuren. We hebben met enkele collega’s van dit huis hard gestreden voor het voortbestaan van de Brakke Grond. Ik noem maar twee andere culturele initiatieven. We zitten met heel veel mensen in de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie. Misschien moeten we voeding geven aan dat verdrag, inhoud, body in het mooi Nederlands, zodat het iets betekent, en ook instrumentarium om dat te verwoorden. Ik bedoel adviesvrijheid, maar ook, zoals de Vlaamse Regering omgaat met strategische adviesorganen, de verplichting om in ontwerpen van decreet, Besluiten van de Vlaamse Regering en de notulen van de Vlaamse Regering die adviezen mee te nemen en eventueel te motiveren waarom men bepaalde adviezen niet opvolgt.
Zoals het nu is, zitten we echt in een beweging naar af, naar het einde. De vraag is: is het te revitaliseren, te bekijken in een breder kader van andere Vlaams-Nederlandse culturele samenwerkingen en met een betere taakstelling?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik stel vast dat de vraagstelling iets breder gaat dan uiteindelijk kort geformuleerd door de heer Vandaele, zeggende: welke initiatieven bent u van plan te nemen om het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland nieuw leven in te blazen? Dat is de initiële vraag die ik krijg, maar ik stel vast dat onze groene orangist een aantal voorbeelden geeft. Ook collega Kennes trekt de vraag open. Als ik het goed heb, krijg ik drie soorten vragen: over het Cultureel Verdrag op zich, over de viering van twintig jaar en over de instellingen en de werking van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland. Dat is dus drieledig.
Collega’s, ik hoop dat u het ermee eens bent dat het Cultureel Verdrag op zich een succes is, dat de samenwerking heel goed is. De samenwerking die er al was, heeft zich sindsdien verder ontwikkeld, een samenwerking tussen overheden, tussen het ruime maatschappelijke veld, met tentoonstellingen, podiumkunsten, gemeenschappelijke literaire programma’s en presentaties. In 2016 waren we gezamenlijk aanwezig op de Frankfurter Buchmesse. Naast de ad-hocinitiatieven zijn er ook duurzame initiatieven, bijvoorbeeld de Nederlandse Taalunie met het verdrag van 1980, het Vlaams-Nederlands Huis deBuren, dat werd opgericht in 2004, de televisiezender ‘Het Beste van Vlaanderen en Nederland’, die werd opgericht in 1998. Er zijn zowel ad hoc als structureel heel wat goede zaken gekomen uit dit verdrag. Ik denk dat het verdrag op zich ook niet in vraag gesteld wordt. Het is trouwens ook maar de veruitwendiging van de wil tot samenwerking.
Er komt een viering van twintig jaar Cultureel Verdrag. Het is uiteraard de bedoeling om de samenwerking extra in de verf te zetten en om er op dat moment ook een extra impuls aan te geven. Dat zal bottom-up gebeuren. Er zal wel een openingszitting zijn, waar ik het woord zal voeren, waar ook minister Gatz zal zijn alsook twee collega’s uit Nederland. De opening heeft plaats in Rotterdam op 8 februari. Er komt ook een slotzitting. Tussendoor rekenen wij erop dat er een aantal initiatieven zullen zijn, bottom-up, van de verenigingen, die we gaan subsidiëren. In de derde landen zullen de beide overheden de viering organiseren. Tussen Nederland en Vlaanderen hopen wij dat de zaken van onderuit komen, en dat zal ook gebeuren. Dat programma is in volle ontwikkeling. In elk geval zal de opening plaatsvinden op 8 februari in theater LantarenVenster in Rotterdam. Bij dezen kunt u dat in uw agenda noteren.
De Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland brengt momenteel in het project FotoPLUS de diverse vormen van samenwerking in kaart. FotoPLUS is de bilaterale schets van de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking op basis van bestaand kwantitatief en kwalitatief onderzoek, sectoranalyses en al gepubliceerde rapporten. Persoonlijk denk ik dat het een indrukwekkend overzicht zal opleveren.
Mijn conclusie is dat de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland het goed doet. Dat is vorig jaar ook gezamenlijk geconstateerd door de Nederlandse minister-president Rutte en mezelf naar aanleiding van mijn bezoek aan Nederland in oktober. We hebben het toen ook gehad over de viering van twintig jaar cultureel akkoord.
Collega’s, ik kom tot de meer concrete vragen van de heer Vandaele en ook van de heer Caron: moeten we nadenken over hoe we de komende twintig jaar die samenwerking vorm zullen geven? Dan zit je natuurlijk bij de instellingen op zich. Je hebt de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, de Taalunie, de Buren, om drie belangrijke spelers te noemen. Hoe gaan we dat vormgeven? Daar zijn vragen bij gesteld. Ik kan u zeggen dat op dit ogenblik een analyse bezig is.
Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt op dit ogenblik een analyse, een evaluatie gemaakt om te concluderen welke toekomst er kan worden gegeven aan die commissie. Alle mogelijkheden zijn open. Misschien moeten er andere conclusies worden getrokken op het vlak van de instellingen.
In mijn beleidsnota heb ik geschreven dat die evaluatie er komt. Ik zal daar nu geen uitspraken over doen. Ik stel voor dat we de evaluatie afwachten. Mijnheer Vandaele, u hebt terecht gerefereerd aan dreigende moeilijkheden die zich zouden voordoen. Dat is uiteindelijk niet gebeurd. De brief is er niet gekomen. Los daarvan was beslist om die evaluatie te doen. Dit belet niet dat we ons over het instrumentarium moeten beraden en moeten nagaan hoe we op de beste en meest dynamische manier vorm geven aan dat verdrag.
Iedereen zegt dat er heel veel initiatieven zijn en dat het beter kan. Dat is ook de bedoeling van de analyse die wordt gemaakt. Ik neem aan dat we het verdrag op zich niet in vraag stellen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister-president, u hebt gelijk dat er heel wat gebeurt tussen Nederland en Vlaanderen. Er zijn weinig landen die een dergelijk intens cultureel verkeer hebben, muzikale optredens, lezingen, literaire zaken. Er is natuurlijk altijd wel behoefte aan structuren om die initiatieven vorm te geven, te stimuleren, te ondersteunen en te bestendigen. Anders vallen die ad-hocinitiatieven, hoe talrijk en interessant ze ook zijn, soms ineens stil. Daarom hebben we die structuren nodig.
Het Cultureel Verdrag van 1995, het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland in opvolging van het oude Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag van 1946, had toen grote ambities – ik ben al zo oud dat ik daar mee de pen heb gevoerd. Toen werd Welzijn als nieuw terrein toegevoegd. Dat zat niet in het Belgisch-Nederlands verdrag, maar wel in het Vlaams-Nederlands verdrag. Intussen is dat eruit gehaald. De overheden hebben gezegd dat de commissie zich niet meer bezig moet houden met Welzijn, nochtans een heel belangrijk terrein.
Waar het traditioneel zo was dat men ook ongevraagd adviezen mocht uitbrengen – als de commissie iets interessant vond, dan kon dat – is dat nu weggeknipt. De overheden hebben gezegd: alleen nog adviezen op onze vraag. Maar vervolgens hebben ze niets gevraagd, of misschien een keer. Je krijgt het gevoel dat de grote ambities van toen zijn weggedeemsterd. Ik gebruik een woord dat men in Nederland niet kent, en waar men altijd vol bewondering naar kijkt: wegdeemsteren.
Een ander voorbeeld van hoe men die commissie, die is ingesteld om dat Cultureel Verdrag te bewaken, niet al te ernstig neemt, is dat de viering van twintig jaar commissie niet de door de commissie zelf wordt georganiseerd, maar door deBuren en door DutchCulture aan Nederlandse kant. Dit is eigenlijk een vreemde situatie.
Leden van ons parlement vormen samen met leden van de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer de Interparlementaire Commissie (IPC) van de Nederlandse Taalunie. Dat is natuurlijk een ander verdrag. De Taalunie ressorteert onder de ministers van Cultuur en Onderwijs, het Cultureel Verdrag ressorteert onder de ministers van Buitenlandse Betrekkingen. Die IPC voor de Taalunie bewaakt de uitvoering van het Taalunieverdrag van 1980, maar misschien is het interessant, zonder aan usurpatie van bevoegdheden te willen doen, om in de schoot van de Taalunie speciale aandacht te besteden aan de verschillende instellingen die actief zijn op het gebied van de Vlaams-Nederlandse samenwerking en aan dat Cultureel Verdrag, waar heel wat raakvlakken zijn met het Taalunieverdrag.
Minister-president, ik neem aan dat de evaluatie waar u over spreekt, niet bijt als het IPC daar ook eens naar kijkt. Het is belangrijk dat we ook in de toekomst iets meer doen. Ik denk dat u het met me eens bent, want ik hoor dat ook in uw antwoord.
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, ‘boer, let op uw ganzen’ als u in uw bevoegdheid van voorzitter van de IPC wat terrein wilt veroveren. Het weze u gegund. Ik wil de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking positief evalueren. Alleen merk ik dat de actuele culturele samenwerking wel in crisis is. Daar mogen we niet blind voor zijn.
Ik geef een recent voorbeeld. Herinner u de commotie naar aanleiding van de sluiting van het kantoor van De Bezige Bij in Antwerpen. Bij de opening van de Boekenbeurs was daar veel commotie over: de Nederlandse uitgever die zijn Vlaams filiaal, waar de meeste Vlaamse topauteurs bij aangesloten zijn, sluit. En daarna de stroom van artikels en een sneer van Carlo Van Baelen, waaruit blijkt dat Vlaamse auteurs in Nederland bijna niet worden gelezen. In de kerstvakantie heb ik met drie theatergezelschappen gepraat en ze vertelden dat ze vroeger tien keer zo vaak speelden in Nederlandse theaters als vandaag en ook omgekeerd. Kijk maar eens naar onze kalenders om te zien hoe weinig Nederlands theater over de vloer komt. Als het over de levende cultuur gaat, dan stel ik vast dat we het slecht doen, dat is op haar retour. We hebben een talige gemeenschappelijkheid, we hebben er voor de rijkdom van onze cultuur alle belang bij om dat zo breed mogelijk te benaderen en daar dynamiek aan te geven.
Minister-president, ik pleit niet voor het behoud van de vorm, noch van de tekst van het verdrag zoals dat vandaag bestaat. We hebben wel nog altijd nood aan instrumenten die de Vlaams-Nederlandse samenwerking versterken. Als dat een andere vorm zal hebben dan vandaag, mij ook goed. We moeten het echter wel doen. De realiteit leert dat verschillende regelgevingen van verschillende democratieën met andere verkiezingsdata, regeringsvormingen, bevoegdheidsindelingen en administraties ertoe leiden dat we uit elkaar groeien.
De vroegere Nederlandse theaterprijzen, het gezamenlijke theaterfestival is enkele jaren geleden uit elkaar gegaan omdat de subsidiekalenders van de beide overheden niet meer matchten. Dat is toch een droevig argument. Hoeveel keer zien theaterliefhebbers hier nog de Toneelgroep Amsterdam – geleid door een Vlaming overigens – of horen ze het Concertgebouworkest – met een Vlaamse intendant daarenboven – enzovoort? Er is veel werk aan de winkel. We mogen niet op onze lauweren rusten. Ik heb de indruk dat het huidige instrument geen vertrouwen meer geniet. De heer Vandaele verwees er daarnet nog naar. Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren organiseert de viering van 20 jaar Cultureel Verdrag en niet de commissie zelf, en nochtans zijn ze in hetzelfde gebouw gehuisvest. Hiermee stel ik het helemaal scherp.
Er is dus werk aan de winkel. Zoiets moet gestimuleerd worden. Het gaat niet over massa’s geld, maar dit moet warm en levendig worden gehouden. Als dat niet gebeurt, groeien we steeds verder uit elkaar. We hebben een andere beleids- en politieke cultuur en dat is voldoende om ons ver weg van elkaar te krijgen.
Mijnheer Vandaele en mijnheer Caron, u maakt beiden hetzelfde punt. Ik ben het ermee eens dat we over de instrumenten moeten nadenken. Daarom gebeurt de evaluatie ook. Ik heb dit ook in de beleidsnota ingeschreven. Laat ons op dat moment de goede beleidsmatige conclusies trekken.
De heer Caron geeft voorbeelden van theatergezelschappen en onze auteurs die veel minder dan vroeger zijn gekend. Dat is een pijnpunt. We proberen daar een voluntaristisch beleid te voeren. Ik zeg al jaren dat er opportuniteiten zijn en ik betreur dat dit niet van de grond komt. Ik hoor vandaag dat de Nederlandse mededingingsraad de overname van het NRC heeft goedgekeurd. Dat biedt opportuniteiten. Ik begrijp niet dat De Standaard en NRC geen gezamenlijke boekenbijlage maken om auteurs aan beide kanten van de grens bekend te maken. Hetzelfde geldt voor theater enzovoort. Hetzelfde geldt ook voor De Morgen en De Volkskrant. Er liggen opportuniteiten voor het rapen die niet gesubsidieerd moeten worden omdat het om vormen van synergie gaat. Het is een win-winsituatie zowel voor de kranten, de uitgevers als voor onze auteurs die daar terecht hun beklag over doen.
Toen ik minister van Media was, heb ik geduwd om tot een gezamenlijk boekenprogramma te komen. Dat is nooit gebeurd. De VRT zegt dat ze daar werk hebben van gemaakt. Op NPO loopt een goed boekenprogramma met de medewerking van een Vlaming wiens naam me ontsnapt, dat boeiend is en aantoont dat er goede boekenprogramma’s gebracht kunnen worden. Waarom zouden de publieke omroepen dat niet doen? We kunnen bij het sluiten van de beheersovereenkomst met de VRT niet opleggen dat dat soort programma moet worden gemaakt. Dat gaat te ver in het kader van het decreet, maar niettemin vind ik het jammer dat het niet gebeurt. Onze auteurs hebben het heel moeilijk. We hebben schitterende auteurs om daar bekendheid te krijgen. Maak op de publieke omroepen met gedeelde middelen een gezamenlijk boekenprogramma. Een dergelijk programma maken, kost trouwens niet veel. Ik ben het met u eens dat er op een aantal terreinen echt vooruitgang kan worden geboekt. Laat ons daarover nadenken.
Niet alles behoort tot onze bevoegdheid, maar we kunnen er stimulerend in optreden. Ik kijk ernaar uit dat er uit de overnames door zeer ondernemende Vlamingen van een aantal Nederlandse kranten vormen van synergie en mooie initiatieven kunnen groeien.
De heer Caron heeft gelijk dat de samenwerking op sommige vlakken terugloopt, maar de minister-president heeft ook gelijk dat het op andere terreinen dan weer toeneemt, zoals wat er gebeurt met de eigendomsstructuren in de schrijvende pers. Het is een golfbeweging. De overheid blijft een taak hebben. Samenwerking is nooit af. De structuren veranderen voortdurend. Er moet constant overlegd worden om te weten hoe het eraan toegaat aan de andere kant van de grens. Daar heeft de overheid nog steeds een belangrijke rol.
De vraag om uitleg is afgehandeld.