Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de socialistische vakbond heeft in oktober zowat 7000 werkende 55-plussers aangeschreven met de aanmaning om zich nog snel snel te laten ontslaan om op die manier te profiteren van de regeling van brugpensioen op 56 of 58 jaar, uiteraard in het licht van de nakende hervorming van het brugpensioen. Onder het mom van ‘de plicht om de leden te informeren’ heeft het ABVV Bouw zijn ongenoegen getoond over de regeringsbeslissing om langer te werken.
De houding van de vakbond heeft tot veel kritiek geleid. Ook in werkgeverskringen is het initiatief bijzonder slecht gevallen, te meer omdat een van de grote strijdpunten van de vakbonden de opbouw en betaalbaarheid van de sociale zekerheid is. Bij de bouwfederaties werd bovendien gevreesd voor een massale exit van ervaren werknemers. Zeker in de bouw is de overdracht van expertise en kennis niet onbelangrijk. Daarnaast werd gevreesd voor een nog grotere aanwezigheid van buitenlandse bouwvakkers, waartegen ook de vakbonden al fel geprotesteerd hebben.
Aan de andere kant hebben werkgevers de macht om zulke vragen voor ontslag te weigeren. Maar het is niet evident om iemand in het bedrijf te houden die werkonwillig is, met een hoge afwezigheidsgraad en ziekteverlet tot gevolg. Als deze ontslagen massaal zouden worden geweigerd, is de sociale rust in het bedrijf verre van verzekerd.
De houding van het ABVV is echter ook slecht nieuws voor het beleid van de Vlaamse Regering dat precies gericht is op mensen langer aan het werk te houden. Inmiddels is het dossier op federaal niveau in beweging gekomen en werd een overgangsregeling met verzachtende maatregelen voorgesteld tot eind 2015. Maar het kwaad is reeds geschied en de vakbond heeft niets ondernomen om dit ongedaan te maken.
Minister, hoe schat u het initiële ‘informerende’ initiatief van het ABVV principieel in om 55-plussers aan te manen zich snel te laten ontslaan? Hoe schat u de houding van de werkgevers in die aarzelen om dergelijke vragen voor ontslag te weigeren? Deelt u de vrees van de werkgevers dat een grote exit van oudere werknemers kan leiden tot een grotere aanwezigheid van buitenlandse werknemers op onze bouwwerven enerzijds, en een problematische invulling van vacatures voor leidinggevende functies op bouwwerven anderzijds? Zult u uit het initiatief van de vakbond conclusies trekken om extra initiatieven te nemen in het kader van ‘werkbaar werk’ om ouderen in de bouwsector langer aan de slag te houden?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik ben het volledig eens met de heer Schiltz als het gaat over het feit dat de minister werk moet maken van ‘werkbaar werk’ om een intentiebeleid in de bouwsector te voeren. Ik zou iedereen willen aanmanen om niet af te gaan op wat in de pers is verschenen maar naar de bron te kijken. ‘Aanmanen om zich te laten ontslaan’ is niet de draagwijdte. Ik heb zelf het betrokken document opgevraagd op het moment dat de discussie publiek was. Het gaat over een informatienota waarin blijkbaar wordt ingegaan op vragen van mensen. Men informeert dat er een cao brugpensioen bestaat, specifiek voor de bouwsector, die doorheen de verschillende fases van Generatiepact I en II en verschillende interprofessionele cao’s – trouwens ook mee ondersteund door de werkgevers in de bouwsector – steevast is herhaald. In die brief staat dat als men van die cao gebruik wil maken, men voor 1 januari 2015 zijn ontslag moet hebben. Ik wil erop wijzen dat er zoiets bestaat als oorzaak en gevolg. Het vrij abrupt opzeggen van de bestaande regeling maakt natuurlijk dat die vragen komen en daar antwoorden op komen.
Ik wil erop wijzen dat het geven van een ontslag een privilege is van een werkgever, net zoals het weigeren ervan. U zegt dat er dingen bewegen op het federale niveau, maar dat er nog geen verandering is. Wel, ik moet nog altijd de exacte beslissing van de Federale Regering zien. Ik ga ervan uit dat op dat moment de mensen op dezelfde manier zullen worden geïnformeerd.
Laat ons bij de feiten blijven en het woord ‘aanmanen’ is hier, eerlijk gezegd, niet goed gekozen.
De heer Hofkens heeft het woord.
Het standpunt van onze fractie is zeer eenvoudig: wij zijn tegen brugpensioen, stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) of hoe u het ook wil noemen. Ik durf dat gerust in die duidelijke termen stellen. Uitstap op 55 jaar, werkbaar werken, zijn belangrijke aandachtspunten.
Maar principieel is het, in welke sector ook, aanmoedigen of uitdenken van systemen om mensen vroeger dan 50 jaar, nu nog vroeger dan 55 jaar, te laten stoppen met werken, niet meer winstgevend in onze samenleving. Het is slecht voor onze welvaart en voor onze economie.
Ik onderschrijf volledig het betoog van de heer Schiltz. Iemand heeft onlangs gezegd dat onze regio het Bokrijk van de verworven rechten is. Ik had het er gisteren nog over met mevrouw Remen. Men kan dat nu wel wat verzachten, maar de realiteit is wel zo dat, op het scharniermoment dat er een maatregel wordt ingevoerd om een dergelijk stelsel, een verworven recht, af te schaffen, je altijd een aantal mensen zult aantrekken die – met goede bedoelingen – nog willen gebruikmaken van dat stelsel. Op zich is dat niet verkeerd, als ze aan de voorwaarden voldoen. Maar ik betreur ook dat er dan vanuit een bepaalde zijde massaal op wordt ingespeeld.
Mijnheer Van Malderen, u moet dat ook niet ontkennen. Ik geef u een ander voorbeeld. Ik trek het wat open, maar het is identiek vergelijkbaar. We gaan de niet-thematische verloven tijdskrediet afschaffen. Dat is een federale maatregel. We hebben het vandaag over zaken die in essentie federale materie zijn, maar goed. We gaan dat afschaffen omdat we mensen langer willen laten werken en actiever willen inzetten. In onze optiek zijn dat zeer goede maatregelen.
Wat zie je dan in de cijfers van de RVA? Je ziet dag op dag dat de aanvragen voor thematische verloven wegens medische redenen proportioneel stijgen. Het is zoals water: het kruipt waar het niet kan gaan. Als je de ene poort afsluit, zoekt men de andere. We weten ook dat er vanuit vakbondszijde informatie wordt verspreid aan werknemers om het dan op een of andere manier toch nog te kunnen doen.
Ik rond af. Wij betreuren dat zoiets gebeurt. We zijn blij dat er maatregelen worden genomen. Er worden zelfs overgangsmaatregelen gepland, die wij ook helemaal onderschrijven. Het is natuurlijk niet evident voor mensen die 55 jaar zijn en lang van dat statuut hebben kunnen genieten, dat wij een wijziging in het beleid doorvoeren. We moeten dus overgangsmaatregelen plannen. Globaal gezien zijn we daar echter zeer tevreden over.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik dank iedereen die hierover het woord heeft gevoerd.
Ik wil beginnen met te zeggen – en dat is geen excuus – dat brugpensioen een federale materie is en blijft. Ik ben eigenlijk heel tevreden dat de federale overheid, nadat de Groep van Tien overleg had gepleegd, een beslissing heeft genomen die uiteindelijk maakt dat SWT, het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag, zoals we brugpensioen dan noemen, minder snel kan worden uitgevoerd.
Ik kan u die maatregelen in detail uitleggen, maar ik denk dat u ze kent. Ik denk dat die maatregelen nodig zijn, zeker in het licht van de vergrijzing. De afhankelijkheid van niet-actieven ten opzichte van actieven moet verminderen. Ik denk dat we dat al heel lang weten. In 1984 heb ik daarover mijn thesis geschreven. Toen al wisten we dat.
De ambities van de Vlaamse Regering zijn heel duidelijk, namelijk dat we meer 55-plussers aan het werk moeten helpen. Mijnheer Schiltz, ooit werd dat samen met de vakbonden goedgekeurd in een loopbaanakkoord. Voordien, in 2008, toen ik nog sociale partner was, hebben we, samen met de sociale partners, met Samen op de bres voor 50+, een eerste grote stap gezet. Onze doelstellingen, het kompas waarop we rijden, namelijk een globale werkzaamheid van 76 procent en voor 55-plussers van 50 procent, zijn enorm ambitieus. Het zal zeer moeilijk zijn om die ambitie te halen. Dat wil echter niet zeggen dat we niet alles moeten doen om het te halen.
De duurzame inschakeling van oudere werknemers is de grote uitdaging van mijn beleid, maar volgens mij ook van elke onderneming. Ik zal hiertoe alle middelen die ik binnen mijn bevoegdheden heb, uitwerken. We moeten absoluut voorkomen dat oudere werknemers vroegtijdig afhaken. U gaf het voorbeeld van de bouwsector. Dat geldt zeker voor die sector.
Maar hoe houd je die werknemers langer aan het werk? Ik denk dat de meesten hier al weten dat de filosofie van een loopbaanbeleid en wendbaarheid daarin belangrijke aspecten zijn.
Mensen moeten meer en sneller nadenken over wat ze kennen en kunnen en waar op de markt ze daarmee terechtkunnen. Ze moeten nadenken over wat ze graag doen en of ze daarin verder kunnen, zodat mensen hun loopbaan meer in eigen handen nemen en langer fluitend naar hun werk gaan. Wat je met goesting doet, zul je ook langer willen blijven doen. Heel het aspect van de loopbaancheque en de loopbaanbegeleiding is het instrument dat we in de vorige legislatuur hebben uitgetekend en dat we deze legislatuur zeker verder zullen gebruiken.
Anderzijds wil ik ook investeren in de werkbaarheid op de werkvloer. Het is belangrijk dat men op de juiste stoel terechtkomt. Om oudere werknemers die dan toch hun baan verliezen te ondersteunen, lijkt het mij goed om systematisch de leeftijd waarop mensen automatisch verder worden geactiveerd, naar omhoog te brengen. U weet dat het in deze legislatuur de ambitie is om iedereen tot 65 jaar opnieuw te activeren indien ze werkloos worden.
Uiteraard stem ik mijn beleid hierover af met het gewijzigd federaal kader. U weet dat ik zelf initiatief heb genomen inzake het overleg met de sociale partners over het doelgroepenbeleid. Ik heb in de plenaire vergadering gezegd dat ik de biechtstoelprocedure heb gevolgd. Ik heb er een nota van gemaakt. Die nota is nu voorgelegd aan de werkgroep van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). Ik specifieer die nu verder en zal dan opnieuw in overleg treden met VESOC. Een van die doelgroepen blijft de 55-plussers. We willen voor die doelgroep bijkomende initiatieven nemen inzake RSZ-kortingen.
Ik deel inderdaad uw bezorgdheid over de invulling van vacatures voor leidinggevende functies op de bouwwerf. Het is inderdaad niet evident. Geschoolde bouwwerknemers staan al jaren structureel op de knelpuntberoepenlijst. In 2013 waren er meer vacatures voor bouwtechnici dan voor alle andere bouwberoepen samen. Het is vooral een kwantitatief probleem. Vervroegd uittreden is natuurlijk effectief iets wat de problematiek alleen zal versterken, vooral ook omdat er in die richtingen te weinig afgestudeerden zijn. We kunnen veronderstellen dat een uitstroom van oudere bouwvakkers in principe kan leiden tot een verhoogde vraag naar buitenlandse werknemers. Mijnheer Hofkens, dit is zo’n typisch voorbeeld. Als er zelfs te weinig zijn die het diploma halen, zit je snel in die richting. De sector – en dat is vastgelegd in de sectorconvenant – zal met ons samen inspanningen blijven doen om jongeren aan te trekken. Ik denk dat ze daarin een belangrijke rol hebben. Het sluit aan bij wat u naar voren bracht voor de zorgsector. Ik denk dat ook hier, mijnheer Van Malderen, de aantrekkelijkheid van de job belangrijk is. Als er dan toch een beroep moet worden gedaan op buitenlandse werknemers, geldt dat er veel inspanningen moeten worden geleverd om hen met de meest recente technieken te laten werken en de meest veilige manier te garanderen op de bouwwerf.
Bij alles wat sociale dumping betreft, is veiligheid en het garanderen van veiligheid op de werf een zeer belangrijke zaak.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Die loopbaancheque is een interessant instrument voor mensen die wat variatie willen hebben in hun carrière. Soms wordt er ook gesproken over mentorjobs waarbij fysiek zware arbeid meer door jonge, sterke werknemers wordt uitgevoerd, zodat de ouderen zich meer kunnen toeleggen op de overdracht van expertise.
Ik heb opgevangen dat er recent een aantal nieuwe cijfers zijn binnengekomen. Ik denk dat we met argusogen moeten bekijken of het succes voldoende hoog is en in welke mate het eventueel moet worden bijgestuurd. Daarover zal ik dan wel een opvolgingsvraag stellen.
Ik hoor natuurlijk graag dat er RSZ-kortingen worden gepland. We zullen dat natuurlijk niet allemaal zelf kunnen doen. Ik denk dat de federale collega’s zich daar wel bewust van zijn.
Ik weet niet of de sectorakkoorden voldoende impact hebben. Er is altijd goede wil, zowel bij werknemers als werkgevers. Maar het sputtert toch nog een beetje. Dat ligt voor een deel aan de loonkost, maar dat is toch niet het enige. Misschien is die wendbaarheid en die loopbaanbegeleiding bij werkgevers nog te weinig aanwezig om opnieuw iets oudere werknemers te durven of te kunnen aanwerven. Ik denk dat er nog bijkomende initiatieven moeten worden genomen.
Minister Muyters heeft het woord.
De filosofie van het sectorconvenant is dat we dit jaar met de interprofessionele partners de accenten voor de volgende sectorconvenanten willen leggen. Mijnheer Schiltz, ik volg u ter zake: dit moet een van de accenten zijn in de toekomst. Alle sectoren zullen daar meer het accent op moeten leggen. Dat lijkt me vanzelfsprekend. We hebben daarstraks de studies van professor Sels aangehaald over het aantal mensen die met pensioen gaan en het aantal mensen die normaliter binnenkomen in de sector. Dit is een belangrijk element om mensen langer aan het werk te houden.
Wat de loopbaancheque betreft, mogen we ons ook niet vergissen. De loopbaancheque is niet alleen nuttig voor wie een carrièrewending wil maken. We zien heel vaak dat mensen die zo’n loopbaancheque hebben gekocht en advies zijn gaan vragen, tot de ontdekking komen dat ze, met wat ze kennen en kunnen, eigenlijk goed zitten met de baan die ze hebben. Die zullen morgen ook met een veel beter gemoed terug naar hun werk gaan, omdat ze zien dat wat ze doen, hun eigenlijk op het lijf is geschreven, of omdat ze met kleine opleidingen binnen die job nog een volgend stapje kunnen zetten. Het hoeft dus echt niet alleen over een grote wending in een carrière te gaan. Ik meen dat de loopbaancheque een mooi succes aan het worden is. Ik zie steeds meer dat mensen er daadwerkelijk over nadenken of ze willen blijven doen wat ze nu doen, of ze daar geschikt voor zijn, over wat ze verder moeten doen. Dit nadenken over de loopbaan zou eigenlijk steeds meer ingeburgerd moeten geraken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.