Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over e-commerce
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, recent heeft PricewaterhouseCoopers (PwC) in opdracht van het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL) een studie gemaakt. Uit de resultaten van die studie blijkt dat Vlaanderen in vergelijking met de buurregio’s slecht scoort met betrekking tot de vestigingsvoorwaarden voor e-commerce en distributiecentra. Het resultaat is dat we te vaak naast dossiers grijpen.
Als we naar de details kijken, blijken de filevorming en de beschikbaarheid van bouwgronden en magazijnen belangrijke factoren te zijn. Wallonië scoort op dat vlak een stuk beter. De problematiek van de loonkost speelt in dit verband blijkbaar minder een rol. Er zijn andere factoren van tel.
In de beleidsnota is een vrij beperkte passage over dit onderwerp opgenomen: “De detailhandel is een sector die onder andere omwille van de komst van e-commerce en veranderend consumentengedrag een ingrijpende transformatie ondergaat.” Dit kan volgens mij niet worden ontkend. Zo vertonen de cijfers met betrekking tot de eindejaarsverkoop in de kledingsector gigantische verschuivingen. De sector heeft zelf een appel gelanceerd om zichzelf helemaal te herdenken. In de beleidsnota staat vervolgens dit: “Het zal in belangrijke mate aan de ondernemers in de sector zijn hierop een passend antwoord te vinden via innovatie en een verhoogde klantgerichtheid. Het Vlaams detailhandelsbeleid zal verder ontwikkeld worden op verschillende terreinen, zoals de regierol van steden en gemeenten, de uitrol van een integraal handelsvestigingsbeleid, de aanpak van leegstand en het bevorderen van e-commerce. Samen met de minister van Omgeving zetten we het beleid inzake kernversterking verder en keuren we het decreet integraal handelsvestigingsbeleid definitief goed, rekening houdend met de geformuleerde adviezen. We operationaliseren daarbij de gekozen instrumenten.”
Als we de scope van e-commerce naar de hele logistiek verruimen, kan iedereen raden dat dezelfde pijnpunten inzake de vestigingsvoorwaarden terugkomen. Deze sector was voor de vorige Vlaamse Regering een speerpunt. Het is ook een speerpunt van de huidige Vlaamse Regering. Ik kan dan ook niet om de vaststelling heen dat deze studie een pijnlijke conclusie, an inconvenient truth, op tafel legt.
We kunnen evenmin om de vaststelling heen dat de wijzigende distributieketen op zijn beurt een invloed heeft op dezelfde factoren, namelijk de filevorming, de congestie en dergelijke. Als we de brug maken, lijkt het me evident dat Vlaanderen ook met betrekking tot deze sector zou moeten inzetten op duurzamere transportsystemen, zoals waterbereikbaarheid en stedelijke distributiecentra.
Minister, kent u deze studie en de resultaten die ik net heb aangehaald? Hoe reageert u op deze resultaten? Zult u hier gevolg aan geven? Welke initiatieven plant u om onze economische infrastructuur voor de distributiecentra aantrekkelijker te maken? Hoe kunt u het aanbod aan gepaste terreinen verhogen? Acht u het zinvol het decreet betreffende de ruimtelijke economie aan te passen? Bent u bereid hiervoor een taskforce op te richten?
Mijn laatste vraag beschouw ik eigenlijk als een conditio sine qua non. Hoe kunnen we de distributie an sich duurzamer maken? Volgens mij vinden oorzaak en gevolg daar. Kunt u uw visie hierop toelichten?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg sluit zeer nauw aan bij de vraag van de heer Van Malderen.
Begin november 2014 heeft het VIL de resultaten voorgesteld van een onderzoek naar e-commerce in Vlaanderen. Het project ‘VIL 4 e-boost’ was bedoeld om een antwoord te bieden op de vraag waarom Vlaanderen momenteel met betrekking tot e-commerce veelal vanuit het buitenland wordt bediend. Daarnaast heeft het VIL tevens onderzocht waarom onze buurlanden bij de distributiecentra meer in trek zijn. Tot slot is ook onderzocht wat de sterke punten van onze regio zijn en hoe we die punten kunnen versterken.
Uit het onderzoek blijkt dat onze regio ten opzichte van de 44 onderzochte regio’s op zich relatief goed scoort. Vlaanderen scoort echter slecht in vergelijking met de ons onmiddellijk beconcurrerende regio’s. Voor de studie zijn de beslissende 21 factoren in kaart gebracht. Die factoren omvatten onder meer de nabijheid van koopkracht, de markt voor e-commerce, de investeringsaantrekkelijkheid, de beschikbaarheid van magazijnen en logistieke gronden, de wegendichtheid en de logistieke expertise. Het is opmerkelijk dat we met betrekking tot geen enkele locatiefactor de sterkste score halen, maar ook op geen enkel vlak de slechtste zijn.
Op 30 januari 2014 heeft mevrouw De Ridder in deze commissie een vraag om uitleg over de e-commerce en over het onderzoek van het VIL gesteld. De toenmalige minister-president heeft toen het volgende geantwoord: “Het VIL maakt een synthese van alle e-logistieke locatiegebonden factoren die zal resulteren in een slotanalyse. Die analyse dient als input voor het uitwerken en concreet uittesten van innovatieve en vernieuwende e-logistieke concepten en modellen voor Vlaamse bedrijven, e-shops en logistieke dienstverleners.” De resultaten van het onderzoek moesten in zijn ogen een aanzet voor de toekomst vormen.
Minister, als nieuwe minister van Economie hebt u in uw beleidsnota verklaard dat u verder wilt inzetten op de stimulering van de e-commerce in Vlaanderen. Daarnaast hebben we in een persbericht het volgende kunnen lezen: “Het VIL zal, samen met de sector en de beleidsmakers, hieruit lessen trekken en aanbevelingen formuleren om aan Vlaanderen een e-toekomst te garanderen.”
Welke conclusies trekt u uit dit onderzoek? Welke aanbevelingen worden geformuleerd? Wanneer worden de conclusies en de acties verwacht indien de resultaten nog niet bekend zijn? Welke acties kunnen we verwachten om dit te ondersteunen? Zijn deze acties aan specifieke factoren gekoppeld? Op welke wijze zal een koppeling worden gemaakt tussen e-commerce en de lokale detailhandel?
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, ik heb de studie over ideale locaties voor distributiecentra ook even bekeken. Vlaanderen staat op de zesde plaats van de 44 onderzochte regio’s. Dit onderzoek is gebaseerd op 21 locatiefactoren die in 7 clusters zijn gebundeld.
Een zesde plaats is nog relatief goed. We scoren slechter dan Wallonië, maar dat is relatief. Het verschil tussen Vlaanderen en Wallonië bedraagt slechts een half punt. Vlaanderen scoort 7,04 op 10 en Wallonië scoort 7,54 op 10. Dat is vrij relatief.
Vlaanderen scoort goed met betrekking tot de wegendichtheid, de nabijheid van havens, de marktnabijheid, de huurprijs van magazijnen en de arbeidsflexibiliteit. Vlaanderen scoort minder goed op het vlak van de arbeidskosten en de loonlasten en van de beschikbaarheid van magazijnen en logistieke bouwgronden. Vlaanderen is een kleine, dichtbevolkte regio en distributiecentra hebben veel ruimte nodig. Ze werken immers met heel veel producten. Ze hebben een ruim gamma en beperkte stocks.
Wegens die minieme verschillen zou ik veeleer de vergelijking met onze buurlanden in plaats van met Wallonië willen maken. Wat de loonkosten en de investeringsaantrekkelijkheid betreft, scoren onze buurlanden veel beter. Dat is nu net waar de Vlaamse Regering en de Federale Regering eindelijk werk van willen maken.
Ik wil niet zeggen dat distributiecentra niet welkom zijn in Vlaanderen, want banen en inkomsten moeten wel degelijk in Vlaanderen blijven. We hebben belangrijke troeven. Het is wel essentieel dat we met gelijke wapens kunnen strijden. Een distributiecentrum kan in een mum van tijd een straal van duizenden kilometers bedienen. Waarom zou je je op dit moment dan in België vestigen, met de hoge loonkosten, een ongunstige btw-voet, bureaucratische procedures, moeilijkere structuren en veel meer verplichtingen inzake productveiligheid? We moeten voorkomen dat de winsten aan onze Vlaamse economie voorbijgaan.
Een kanttekening die ik hierbij wil maken is dat distributiecentra in het buitenland niet altijd gekend zijn om hun goede werkomstandigheden. Ze komen vaak in opspraak wegens de lage lonen, zeer hoge prestatiedruk en zelfs intimidatie van personeel. Gelukkig komt dat niet bij ons voor, maar in het buitenland dus wel.
De cruciale vraag voor onze economie is: willen wij dit type van distributiecentra wel, dit type van economie? Eigenlijk niet, want er zijn tal van redenen waarom grootschalige distributiecentra niet altijd geschikt zijn in ons weefsel. Wij vragen eerder innovatieve distributiecentra, die een toegevoegde waarde creëren en zorgen voor voldoende tewerkstelling voor lager geschoolden en hooggeschoolden. Zo zijn er al tal van voorbeelden in Vlaanderen. Dat is het type van economie dat wij ondersteunen.
In het Vlaams regeerakkoord gaan we voor meer ondersteuning van innovatie voor internethandel, zodat onze bedrijven met gelijke wapens kunnen strijden met de buitenlandse concurrenten en distributiecentra, zodat die jobs en inkomens niet naar het buitenland verhuizen. Als we dat goed aanpakken, volgens Comeos, kunnen we duizenden nieuwe en duurzame jobs creëren in Vlaanderen. Maar we kopiëren niet zomaar blindelings die buitenlandse voorbeelden, nee, we gaan voor innovatieve en duurzame distributiecentra, om zo de internethandel te ondersteunen.
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, ik heb uiteraard ook kennis genomen van het persbericht dat is uitgestuurd door het Vlaams Instituut voor de Logistiek. De studie is nog niet opgeleverd, die maakt deel uit van een project dat nog loopt tot juni 2015. De resultaten zijn dus ook nog niet uitgeschreven in een apart rapport, ze zullen deel uitmaken van het eindrapport van dit project. Voorlopig hebben we dus nog geen kennis kunnen nemen van het rapport.
Volgens de gegevens die naar buiten zijn gebracht in het persbericht, en mevrouw Remen heeft ernaar verwezen, stel ik effectief vast dat we een zesde plaats hebben op een totaal van 44 regio’s. Dat vind ik niet zo dramatisch. We hebben in Vlaanderen de hoogste dichtheid van Europese distributiecentra in Europa. Vlaanderen kent ook een grote dynamiek op het vlak van logistieke gebouwen, vooral dan op de assen Antwerpen-Brussel en nu ook de E313-as.
Dat wil uiteraard niet zeggen dat we tevreden zijn en stilzitten. We blijven inzetten op het voorzien van voldoende bedrijventerreinen. En het verheugt mij zeker, mijnheer Van Malderen, als ik uw vraag goed begrepen heb, dat uw fractie dat wil steunen.
Een aanpassing van het decreet Ruimtelijke Economie, zoals wordt gesuggereerd, lijkt me niet meteen zinvol. Het is wel zo dat er in Vlaanderen relatief weinig bedrijventerreinen specifiek voor logistiek en distributiecentra zijn bestemd. De logistieke vastgoedsector moet daardoor terecht op gemengde regionale bedrijventerreinen en moet zo optornen tegen andere mogelijke investeerders uit bijvoorbeeld de maakindustrie, kmo’s enzovoort.
Minister van Omgeving Schauvliege plant nu een initiatief om de typologie van bedrijventerreinen te evalueren. Vandaag bestaan er dus geen terreinen specifiek voor logistiek en distributie, maar zij gaat het geheel evalueren. Het Agentschap Ondernemen is daar ook bij betrokken en zodoende zal ik dit aspect zeker ook meenemen in de discussie. Ik wil er wel over waken dat we niet meteen allerlei nieuwe planningsconcepten met betrekking tot logistiek invoeren, zonder dat die erkend en ondersteund worden door de sector zelf.
Daarmee moet je altijd beginnen. Er moet een vraag zijn vanuit de sector zelf. Dat is vandaag niet meteen het geval. Dat zou moeten worden ondersteund zowel vanuit de logistieke vastgoedsector als vanuit de logistieke dienstverleners en vanuit de grote verladers.
Het lijkt mij mogelijk om met de bekommernissen die hier vandaag zijn geuit rekening te houden in het reguliere beleid, zonder meteen een nieuwe structuur te gaan oprichten. Als we dat zouden doen, zouden we daar dezelfde mensen tegenkomen die vandaag al in structuren zitten.
Mevrouw Remen, er zijn meerdere proefprojecten met betrekking tot duurzame stadsdistributie geweest of die lopen nog. Ik ben alvast bereid om in het beleid rekening te houden met de beste resultaten uit die proefprojecten, voor zover die aspecten binnen mijn bevoegdheid vallen.
Binnen het project ‘Kennisnetwerk detailhandel’ houden we momenteel een bevraging bij een aantal sectororganisaties. Dan gaat het om BeCommerce, UNIZO en Comeos. Mevrouw Fournier, op die manier wil ik de knelpunten in kaart brengen die onze ondernemingen belemmeren om de stap te zetten naar e-commerce. U vroeg wanneer wij de resultaten ter beschikking hebben. Voor zover ik weet, worden ze verwacht tegen het einde van deze maand. Wij zullen op dat moment uiteraard bekijken of we daar beleidsmatig conclusies aan kunnen en moeten verbinden.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik zal het antwoord schriftelijk nog eens nalezen om er de nodige exegese op te kunnen toepassen. Ik moet vaststellen dat mevrouw Remen blijkbaar citeert uit een rapport of deelrapport dat nog niet bestaat.
Maar ik ga in op de voorzet van mijn collega. Essentieel is dat we een aantal relatief constante historische factoren hebben. Onze havens zijn wat ze zijn. Onze omgeving met miljoenen kapitaalkrachtige consumenten: laten we ervan uitgaan dat dat een constante is. Ons wegennet is een relatieve constante. Als het om distributie gaat in deze regio, zullen deze factoren ons altijd een belangrijke positie geven. We moeten waakzaam zijn ten aanzien van de zaken die dynamisch zijn, die in evolutie zijn.
Ik deel een groot deel van de analyse van mijn collega. We stellen vast dat er de afgelopen jaren een nieuwe vorm van handel en distributie is ontstaan vanuit internettoepassingen. Die vorm is in belangrijke mate niet duurzaam op het gebied van tewerkstellingsvoorwaarden en op het gebied van transportmodi. Als we in plaats van het handelskruispunt van Europa niet gewoon het kruispunt willen worden waar men met vrachtwagen doorheen rijdt, hebben we daar een uitdaging om duurzame, innovatieve vormen van distributie naar dit land te halen. Ik deel die ambitie. Daar is nu echt geen alternatief. Daarop moeten wij, ook vanuit de tewerkstelling, op inzetten.
Minister, wij hebben het al heel vaak gehad over de tewerkstelling van laaggeschoolden. Er ligt nog ergens 125 miljoen euro te wachten om daarvoor te worden ingezet. Daar zult u in ons absoluut een bondgenoot vinden, maar ook in het aanbieden en creëren van een kader. U zegt dat u dat gaat doen met reguliere middelen en dat u geen aparte lijnen gaat opzetten. We zullen u daar verder op beoordelen. Maar wij moeten in deze regio komen tot een duurzame vorm die een antwoord biedt op die dynamische factoren, ook op het gebied van mobiliteit en zeker ook op het gebied van arbeidsvoorwaarden.
– Jos Lantmeeters treedt als voorzitter op.
Ik neem met veel interesse kennis van het feit dat minister Schauvliege een typologie van bedrijventerreinen zal evalueren. De logistieke sector zit daar vandaag inderdaad in een concurrentiepositie met bijvoorbeeld de maakindustrie.
Ik heb intussen ook kennis genomen van het voornemen van minister Weyts om rond stedelijke distributie en duurzame transportmodi te werken. Mijn opmerking is dat de realiteit en de politieke besluitvorming intussen achterhaald zijn. Er zijn vandaag al tal van initiatieven die echter amper over een kader beschikken. In die zin gaat de innovatie sneller dan het beleid.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil even ingaan op wat mevrouw Remen zei. Ik denk niet dat het hier ter discussie staat dat wij kiezen voor innovatieve en correcte distributiecentra. Ik denk dat iedereen hier aan tafel het daarmee eens is. We gaan zeker niet voor distributiecentra waar mensen uitgebuit worden.
Mijn grootste zorg, naast de logistieke sector, is hoe de detailhandel omgaat met e-commerce. De detailhandel hinkt achterop als het gaat over onlineshoppen enzovoort. Ik ben blij te mogen horen dat er een enquête loopt met UNIZO en Comeos. De resultaten worden eind deze maand bekendgemaakt. Ik veronderstel dat we ze dan in de commissie kunnen bespreken. Het is een taak van het beleid om de detailhandel te informeren en te ondersteunen om ook op deze markt te kunnen inspelen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, duurzaamheid heeft ook te maken met het creëren van grote toegevoegde waarde. Het gaat niet enkel over tewerkstelling. Er zijn grote verschillen in, als je nagaat wat er in het buitenland en in onze eigen regio gebeurt.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Mevrouw Fournier, het gaat niet over e-commerce op zich. Het Vlaams beleid moet de internethandel in de gaten houden. Een studie van Comeos zegt dat als we dit niet goed aanpakken, er 36.000 jobs verloren kunnen gaan. Het is vooral de detailhandel die opgejaagd wild is en die is toch heel belangrijk voor het economisch weefsel in Vlaanderen.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik ben graag bereid om het resultaat van de studie in de commissie te bespreken. Ik wil ook vragen om me een paar weken de tijd te geven om ook beleidsmatig te werken. Anders krijg ik toch de vraag welke beleidsconclusies ik trek. Geef me een paar weken de tijd en dan kunnen we meteen ook mijn beleidsconclusies bespreken.
Minister, ik was van plan om eind deze maand een vraag op te stellen, maar u vraagt mij dus vriendelijk om dit niet te doen. Ik zal er eens over nadenken. (Gelach)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.