Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Collega’s, mijn excuses, maar ik zal mijn vraag om uitleg vrij uitgebreid toelichten, omdat het technisch een vrij ingewikkelde materie is.
Vorige zaterdag werden de subsidies bekendgemaakt voor de erfgoedconvenants, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor de uitvoering van een lokaal cultureel-erfgoedbeleid voor de beleidsperiode 2015-2020.
De Vlaamse Regering besliste jaarlijks 3.719.000 euro subsidies toe te kennen aan die erfgoedconvenants. Voor wie dat niet goed kent, zal ik nog even uitleggen wat die convenants zijn. De erfgoedconvenants zijn samenwerkingsverbanden tussen gemeenten die de kans geven om in die gemeenten in te zetten op een kwaliteitsvolle en duurzame zorg voor het lokale cultureel erfgoed, vaak ook immaterieel erfgoed. Het gaat niet over de grote topstukken in de musea, maar over alle dingen die de streek en de leefomgeving van mensen maken tot wat ze zijn. Zo kun je het eenvoudig stellen. Het gaat ook over een grote waardering voor volkscultuur, volkse cultuur en andere dimensies dan de grote cultuur. In die zin zijn ze erg belangrijk om de identiteit van mensen te versterken en de context van de regio waarin ze wonen.
De Vlaamse Regering heeft die beslissing genomen op vrijdag 28 november 2014. Wat houdt die beslissing in? Collega’s, ik zal de tabel niet voorlezen, maak u geen zorgen.
Ik geef enkel een paar conclusies uit de tabel weer. Het budget daalt in totaal met 325.000 euro. We gaan van 4.044.000 euro naar 3.719.000 euro. Dat is een daling van 8 procent. Die wijkt niet zo sterk af van de daling in bijvoorbeeld de kunstensector. Het hangt ervan af welke vergelijkende tabel je neemt. Ik heb getracht het zo correct mogelijk te doen. Ik heb de indexering niet meegeteld. Er zijn ook tabellen met indexering. Dat geeft een relatief markant verschil.
Het grootste deel van de convenants wordt geconfronteerd met een dalende subsidie in de uitkomst. Die daling varieert tussen 31 procent en 14 procent. Dat zijn toch zeer ernstige besparingen voor de twaalf betrokken convenants.
De winnaar van de cultureel-erfgoedprijs, CO7, krijgt de sterkste daling te verwerken, namelijk min 31 procent of min 80.000 euro. Ik ben een West-Vlaming. Dat weet u uiteraard, want u hoort het elke seconde. CO7 is het erfgoedconvenant van de Westhoek in de streek van Ieper.
Er valt één erfgoedconvenant uit de regeling, namelijk die van E-CEL, het erfgoedconvenant van Hasselt. Die heeft een negatief advies gekregen en valt daardoor uit de regeling. Waarom vertel ik dat? In de regeling is er een beleidsverandering. Waar men voorheen de keuze had voor stedelijke of regionale erfgoedconvenants wordt het aantal stedelijke erfgoedconvenants vanaf deze periode beperkt tot de kunststeden, als ik het in die termen mag zeggen. Het gaat over Brugge, Gent, Antwerpen en ook de VGC, maar dat is een apart verhaal. De andere steden met een erfgoedconvenant waren verplicht die regionaal te ontwikkelen. Die van Hasselt of Kortrijk hebben contact gehad met de gemeentebesturen uit hun omgeving. Ze hebben hun stedelijk convenant omgebouwd en een dossier ingediend samen met andere gemeenten. Een van die valt er dus uit, namelijk die van Hasselt.
De regering schrijft dat er voor de volgende jaren rekening moet worden gehouden met de moeilijke budgettaire context, waarbij er geen extra middelen beschikbaar zullen zijn voor de nieuwe erfgoedconvenants. De Vlaamse Regering heeft daarom beslist om in 2015 geen werkingssubsidies toe te kennen aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor de periode 2016-2020. In tegenstelling tot de kunsten, kun je niet alleen één keer per vijf jaar, of in dit geval één keer per zes jaar, een aanvraag doen, maar heb je in de loop van de periode een aantal extra aanvraagmomenten, om dan een drie-, vier- of vijfjarig convenant te krijgen. Je kunt dus later inpikken. Voor 2015, ingangsdatum 2016, wordt dat dus uitgesloten.
Het agentschap wijkt voor twee aanvragen af van de beoordelingscommissie: voor een nieuwe, Kusterfgoed, en voor Overleg Cultuur Regio Kortrijk. Twee West-Vlaamse aanvragen dus. De regering volgt het agentschap en niet de beoordelingscommissie. De beoordelingscommissie geeft een negatief advies en het agentschap een positief advies.
Er is een dubbel negatief advies van de commissie voor het Platform Omgeving Leie en Schelde (POLS). De regering overrulet dat dubbel negatief advies en kent toch 164.000 euro subsidie toe. Hun argumentatie daarvoor wordt uitgebreid toegelicht in de nota. Ik zal die argumentatie hier niet weergeven, maar misschien doet de minister dat straks wel.
Het gevolg van het drie keer opvissen van de drie negatief geadviseerden, is dat het totale bedrag natuurlijk nog veel meer onder druk staat. Er zijn namelijk drie extra aanvragers waaronder het moet worden verdeeld. Om dat netjes te kunnen doen, is er minstens 4,4 miljoen euro nodig. Maar dat gat wordt niet dichtgereden. Daardoor gebeurt het dat wie een goed tot zeer goed advies krijgt, dubbel en dik moet inleveren. Vandaar die grote besparing.
Collega’s, de beoordelingscommissie heeft op basis van de criteria van het decreet en haar eigen oordeel een classificatie gemaakt van de erfgoedconvenant. De rangorde bevat een cijferscore. Het zijn publieke documenten. Ik heb de stukken van de regering opgevraagd en daaruit blijkt dat Cultuuroverleg Zeven (CO7) een cijferscore van 3,1 heeft, de hoogste score. Dan volgt k.ERF, Kempens Karakter enzovoort. Vier krijgen een onvoldoende van de beoordelingscommissie: Kusterfgoed (1,67), Overleg Cultuur Regio Kortrijk (1,67), Platform Omgeving Leie en Schelde (1,50) – deze drie zijn opgevist –, en E-CEL met 1,17, die is niet opgevist.
Wat het me niet gemakkelijk gemaakt heeft om een en ander uit te vissen, is dat in de stukken van de regering, van de adviezen en de bijlagen bij uw nota aan de regering, de pagina’s 4, 5, 28 en 29 ontbreken. De regering heeft beslist op basis van uitgebreide adviezen, maar daarvan ontbreken vier pagina’s, in ieder geval in de DORIS-databank waaruit mijn informatie komt. Vandaar dat ik bijvoorbeeld over Kusterfgoed allerlei insinuaties zou kunnen maken over het waarom ze een negatief advies krijgen of waarom u ze opvist, maar ik kan dat niet weten, want ik heb die pagina’s niet. Ik zoek er niets achter. Het verandert niets aan de grond van de zaak, maar ik wil het wel even melden.
De convenants die evolueren van een stedelijke naar een intergemeentelijke convenant – Aalst en Kortrijk –, stijgen met gemiddeld 21 procent, wat terecht is omdat ze een veel groter gebied moeten bedienen. Daarmee komen ze nog maar op het niveau van de andere convenants.
Ondanks het dalende budget komt er één nieuwe convenant bij, namelijk Kusterfgoed.
De bedragen worden in drie categorieën ingedeeld. Het Erfgoeddecreet bevat voor de erfgoedconvenants minima, ingedeeld in drie categorieën, naargelang de bevolkingsaantallen van de regio die door de convenant wordt bediend. Voor de grote regio’s gaat het over 246.000 euro, voor de kleine 164.000 euro en voor één 179.000 euro. Minister, die minima worden niet gerespecteerd. Ik weet wel dat er in het decreet staat: ”Binnen de perken van de begroting”. Dat legitimeert iedere keer dat men nog lager dan de minima gaat. Wat zo pijnlijk is, is dat het agentschap telkens slechts het minimum prikt als het positief adviseert. Er is dus ook geen variatie op basis van de beoordeling voor iemand die het zeer goed doet of voor iemand die het minder goed doet. Door de combinatie van categorieën en besparing, duiken sommige er heel diep onder zoals CO7. Dat is niet de geest van het decreet. De geest van het decreet was ook dat er een waardering werd uitgesproken voor de kwaliteit van het werk en dat er ondergrenzen werden gehanteerd. In budgettair krappe tijden wijkt het agentschap daar zelfs niet meer van af en hanteert het de minima als maxima. Dat is wat er is gebeurd.
Minister, ik lees een citaat uit uw speech bij de uitreiking van de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Cultureel Erfgoed 2013-2014: “Het samenwerkingsverband CO7 weet door zijn geïntegreerde aanpak de kracht van de wisselwerking tussen verschillende erfgoedgemeenschappen aan te grijpen om zo een lokaal en grensverleggend cultureel erfgoedbeleid uit te bouwen. De zeven gemeenten slagen erin hun overgebleven erfgoed lokaal en bovenlokaal het grensgebied te laten overstijgen, waarin ze zich bevinden. Een voorbeeld voor de erfgoedsector en ver daarbuiten.” Het is een wrange vaststelling dat de winnaar van de prijs het meeste moet inleveren. Daarnaast vermeldt het agentschap nog op de website dat er in 2015 geen convenants worden ingewacht en men dus geen dossier moet opmaken.
Minister, deze beslissing staat ook haaks op uw beleidsnota. In operationele doelstelling 4 staat het volgende: “Cultureel-erfgoedconvenants efficiënt en effectief inzetten. (…) Lokale besturen zijn sinds jaren een cruciale partner in het complementair cultureel-erfgoedbeleid. De formule zorgt ervoor dat de afsprakenregeling op maat is van elk intergemeentelijk samenwerkingsverband en gebeurt op basis van het daar aanwezige cultureel erfgoed.” Het is jammer dat die ambitie niet in de praktijk kan worden omgezet, wetende dat deze beslissing tot ver over de legislatuur reikt en onherroepelijk is.
Minister, in deze commissie werd een besparing voor Erfgoed van 10 procent aangekondigd. U zei op 21 oktober: “De erfgoedconvenanten met gemeenten en provincies zullen 10 procent minder krijgen.” De beslissing gaat daar voor twaalf van de zestien convenants echter zwaar onder. Dat is een vorm van ‘woordbreuk’, in ieder geval voor zij die een uitmuntende beoordeling kregen. Waarom hebt u zich niet aan deze afspraak gehouden?
Het Cultureel-erfgoeddecreet voorziet voor 2015-2020 in een decretaal minimumbedrag. Moet de Vlaamse Regering dat minimumbedrag dan ook niet respecteren?
Klopt het dat de bepaling van de bedragen enkel gebaseerd is op de inwonersaantallen van de betrokken regio’s? Waarom is er geen inhoudelijke variatie tussen de subsidiebedragen die zijn toegekend aan het convenant?
Bij nalezing van de adviezen van de beoordelingscommissie, behalve die vier bladzijdes, valt op dat die uiteenlopende beoordelingen geeft. Die worden niet vertaald in de subsidiebedragen. Wat meer is, het agentschap wijkt voor twee aanvragen af van de beoordelingscommissie. De regering volgt het agentschap en niet de beoordelingscommissie en geeft dus toch subsidie. Waarom gebeurt dat?
De regering overrulet een dubbel negatief advies voor POLS en kent toch 164.000 euro toe? Waarom wijkt u af, en vooral, is het dan niet minstens hoffelijk dat daarvoor een extra budget wordt gezocht zodat de dubbel positief beoordeelde aanvragen daarvan niet het slachtoffer worden? Er kunnen goede redenen zijn om negatieve adviezen te overrulen maar het is wel spijtig dat anderen daarvan het slachtoffer zijn.
Acht u het realistisch dat de betrokken gemeenten in regio’s met een dalende subsidie zelf meer zullen bijdragen voor de uitvoering van het cultureel-erfgoedconvenant? Diezelfde CO7 is het erfgoedconvenant waarvan de bijdrage van de lokale besturen per inwoner de grootste in van heel Vlaanderen. Zij doen dus al de meeste inspanningen en krijgen een veel lager bedrag. Er zijn er andere die in een hogere categorie zitten en wier bijdrage nog geen kwart bedraagt van de bijdrage van CO7.
Waarom gooit u de deur dicht voor nieuwe aanvragen? Dat staat haaks op de intenties van uw eigen beleidsnota. Gaat het om een eenmalige maatregel voor 2015? Kan die herbekeken worden in 2016? Of geldt die maatregel voor de rest van de beleidsperiode?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het er over grenzen van meerderheid en oppositie heen over eens is dat de cultureel-erfgoedconvenants hun meerwaarde hebben.
In budgettair krappe tijden waarin iedereen moet besparen, kunnen ook de cultureel-erfgoedconvenants daar niet onder uit. De heer Caron heeft uitgebreid een aantal terechte opmerkingen geformuleerd waar ik niet verder op in zal gaan. Ik wil wel nog twee vragen formuleren.
Het valt inderdaad op dat POLS een subsidie ontvangt ondanks de negatieve beoordeling van het agentschap en van de beoordelingscommissie. Uiteraard is het de minister die op basis van de adviezen de beslissing neemt. Hij kan ook een advies overrulen. Minister, waarom hebt u dat advies naast u neergelegd? Misschien zijn er factoren die hebben meegespeeld om POLS op te nemen in de lokale erfgoedconvenants die wij nu nog niet kennen.
Bij de individuele aandachtpunten in de aanvraagdossiers bijvoorbeeld van Cultuurregio Pajottenland & Zennevallei, Kempens Karakter, Overleg Cultuur Regio Kortrijk en Viersprong Land van Rode wordt telkens verwezen naar een hogere financiële inbreng van de deelnemende gemeenten. Het klopt dat de Vlaamse budgetten beperkt zijn, maar het is een realiteit dat ook de gemeenten moeilijke financiële tijden kennen en keuzes moeten maken. In hoeverre is het realistisch ernaar te streven dat de lokale overheden nog meer inspanningen leveren?
Minister, door het decreet is men erin geslaagd de afgelopen jaren heel wat te investeren in kwaliteit en samenwerking. Er is een beslissing genomen. Bent u ervan overtuigd dat we de doelstellingen en de geest van het decreet hiermee effectief zullen waarmaken en voortzetten? Wat is uw persoonlijke mening? Dit is de vertaling van een vraag die leeft en die de gemoederen beroert. Veel mensen die de afgelopen jaren ongelooflijke inspanningen hebben geleverd, vragen zich af waarom ze dat eigenlijk hebben gedaan. Dit moet worden gehonoreerd.
De administratie heeft de lokale besturen een brief met de beslissing bezorgd. In die brieven zijn ook een aantal krijtlijnen voor de toekomstige periode opgenomen. Die krijtlijnen passen uiteraard in de geest van het decreet en vooral van de beleidsnota. Ze komen echter wat wrang over. De vraag is dan ook hoe die krijtlijnen moeten worden geïnterpreteerd. Gaat het om zeer rigide opdrachten of gaat het om een aanmoediging? Aangezien die vraag leeft, wil ik ze hier ook stellen.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Caron, het is me een raadsel waarom de ontbrekende pagina’s niet in het elektronisch dossier zitten. Ik zal u die pagina’s bezorgen. Deze duidelijke toevoeging zal de transparantie vergroten. Of die pagina’s u veel wijzer zullen maken of van mening zullen doen veranderen, durf ik te betwijfelen. In elk geval zal ik u die pagina’s bezorgen.
De aangekondigde besparing met 10 procent betreft het totaal beschikbare budget voor de werkingssubsidies voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Dit budget omvat de subsidies voor de zestien cultureel-erfgoedconvenants die in 2014 lopen. Op dit bedrag is voor 2015 effectief 10 procent bespaard.
Aangezien ten tijde van de aankondiging van de besparing nog geen beslissing over de aanvragen voor de beleidsperiode 2015-2020 was genomen, was het niet mogelijk de impact op de werkingssubsidies voor de individuele intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in te schatten.
De Vlaamse Regering heeft haar beslissing over de nieuwe aanvragen voor 2015 binnen het beschikbaar budget genomen. Ten gevolge van de huidige financiële situatie konden in de begroting geen bijkomende middelen voor nieuwe aanvragen of voor de uitbreiding van bestaande intergemeentelijke samenwerkingsverbanden worden opgenomen.
De beslissingen over nieuwe subsidierondes betekenen onvermijdelijk dat bepaalde subsidies kunnen wegvallen, stijgen of dalen. Dat is in dit geval ook gebeurd. In sommige gevallen is de subsidie gestegen omdat het intergemeentelijk samenwerkingsverband ten gevolge van de uitbreiding van het aantal betrokken gemeenten op basis van het inwonersaantal in een hogere decretale subsidiecategorie is terechtgekomen. Dit heeft uiteraard een impact op de werkingssubsidies voor de andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. De uitbreidingen worden immers binnen dezelfde enveloppe gefinancierd. Het tekort wordt evenredig door de verschillende werkingssubsidies gecompenseerd.
Globaal genomen is op het beschikbaar budget 10 procent bespaard. Aangezien de werkingssubsidies van uitbreidende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden stijgt, wordt netto meer bespaard op de subsidies voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die op basis van hun inwonersaantal niet in een hogere categorie terechtkomen.
Het decreet houdende het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid van 6 juli 2012 voorziet in een minimale werkingssubsidie op basis van het inwonersaantal. Concreet gaat het om 150.000 euro vanaf 50.000 inwoners, 200.000 euro vanaf 70.000 inwoners en 300.000 euro vanaf 120.000 inwoners. Daarnaast stelt artikel 183 van het decreet echter dat alle subsidies binnen de perken van de begroting worden toegekend. Ten gevolge hiervan kunnen de subsidiebedragen in functie van het beschikbaar budget proportioneel worden verminderd.
Dit betekent dat het decreet houdende het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid van 6 juli 2012 wel degelijk wordt gerespecteerd. Ik zou er bijna aan toevoegen dat het helaas in zijn totaliteit wordt gevolgd. Dit neemt niet weg dat ik straks nog op de vragen van mevrouw Bastiaens zal terugkomen. Ik vind immers dat haar vragen en de vragen van de heer Caron relevant blijven.
Tijdens de vorige legislatuur zijn al een aantal besparingen op de werkingssubsidies voor de cultureel-erfgoedconvenants doorgevoerd. Hierdoor waren de subsidies al onder het decretaal minimum gezakt. In 2014 lagen de subsidiebedragen al 5 procent lager dan de bedragen die in 2008 voor de periode 2009-2014 werden toegekend.
Het reeds vermelde decreet voorziet in een minimumbedrag. Dit bedrag is gekoppeld aan het aantal inwoners binnen een intergemeentelijk samenwerkingsverband dat voldoet aan de criteria voor de toekenning en de bepaling van het bedrag.
Het inwonersaantal biedt, of we dat nu graag hebben of niet, een objectieve verdeelsleutel. Dit is de feitelijke toestand met betrekking tot het decreet. Dura lex sed lex. Het inwonersaantal geeft een idee van de schaalgrootte van het werkingsgebied en het daar aanwezige culturele erfgoed.
Mijnheer Caron, het inwonersaantal vormt al sinds de invoering van het Erfgoeddecreet van 2004 de basis voor de bepaling van het minimale subsidiebedrag. Zoals u zelf hebt ervaren, zijn hier heel wat denkoefeningen over objectieve erfgoedparameters aan voorafgegaan. Op een bepaald ogenblik is zelfs het aantal parochies volgens de Ferrariskaarten als parameter voor het aanwezig cultureel erfgoed naar voren geschoven.
Een cultureel-erfgoedconvenant wordt op inhoudelijke gronden afgesloten. De criteria hiervoor zijn uiteraard in de eerste plaats het belang van het cultureel erfgoed, maar ook de activiteiten van de aanwezige lokale erfgoedactoren en de visie en het beleid van het intergemeentelijk samenwerkingsverband.
De kwaliteit van een aanvraag kan worden gehonoreerd door, afhankelijk van de beoordeling van de criteria, een subsidie toe te kennen die hoger dan het decretaal minimum ligt. Ten gevolge van de budgettaire realiteit is het echter onmogelijk geworden dit principe in de praktijk te brengen. Zoals ik naar aanleiding van uw vorige vraag om uitleg heb toegelicht, is het binnen het momenteel beschikbaar budget niet mogelijk om, op basis van een toetsing van de aanvragen aan de criteria, gedifferentieerde werkingssubsidies toe te kennen. Het is enkel mogelijk rekening te houden met de minimale decretale subsidiebedragen.
De beoordelingscommissie en het agentschap hebben in de adviezen meer of minder aandachtspunten met betrekking tot de aanvraagdossiers geformuleerd. Tijdens de onderhandelingen over de inhoud van een cultureel-erfgoedconvenant wordt hiermee rekening gehouden. Deze aandachtspunten kunnen in de doelstellingen worden verwerkt.
Met betrekking tot twee aanvragen heeft het agentschap zich niet bij de adviezen van de beoordelingscommissie aangesloten. Volgens het agentschap voldeden beide aanvragen in voldoende mate aan de criteria. De Vlaamse Regering heeft de argumentatie van het agentschap gevolgd.
De Vlaamse Regering volgde hierbij de argumentatie van het agentschap. De aanvraag van Overleg Cultuur Regio Kortrijk toonde volgens het agentschap voldoende visie om vanuit een intergemeentelijk samenwerkingsverband het lokale cultureel-erfgoedbeleid van de deelnemende gemeenten verder uit te breiden en te versterken. De visie en doelstellingen in het beleidsplan voor inspanningen op het vlak van duurzaamheid en diversiteit bieden ook voldoende basis om een concrete werking op te starten en het beleid verder structureel vorm te geven.
Wat betreft de kwaliteit van het zakelijke beheer en de begroting wijst het agentschap erop dat het om een eerste aanvraag gaat voor een cultureel-erfgoedconvenant vanuit de projectvereniging. Het cultureel-erfgoedbeleid en de cultureel-erfgoedcel moeten nog worden opgestart. Bovendien is in deze regio ervaring en expertise inzake intergemeentelijke samenwerking aanwezig. De dertien gemeenten werken al langer samen voor verschillende beleidsdomeinen en sluiten nu de rangen wat cultureel erfgoed betreft. De projectvereniging zelf kan zich beroepen op de ervaring uit de intergemeentelijke samenwerking voor cultuurcommunicatie. In het eerste jaar van de beleidsperiode kunnen de principes en procedures voor goed bestuur, beheer en toezicht verder worden uitgewerkt en geïmplementeerd. In de jaarlijkse actieplannen kan de begroting meer gedetailleerd worden toegelicht en gekoppeld worden aan de operationele doelstellingen.
Een tweede dossier waarover het agentschap een ander oordeel had dan de commissie is Kusterfgoed. Ook deze aanvraag biedt volgens het agentschap voldoende basis om een lokaal cultureel-erfgoedbeleid op te starten. Het opstartende karakter wordt hier eveneens benadrukt. Wanneer een concrete werking wordt opgestart, kunnen de pijnpunten worden weggewerkt. In de aanvraag is er zowel op lokaal als op intergemeentelijk niveau een analyse gemaakt. De doelstellingen spelen globaal gezien in op de aangegeven noden. De visie en doelstellingen in het beleidsplan bieden voldoende basis om een concrete werking op te starten, waarbij rekening kan worden gehouden met de gegeven aandachtspunten. Bovendien tonen de vier deelnemende gemeenten een open houding voor participatie van andere kustgemeenten, wat een katalysator kan betekenen voor het cultureel-erfgoedbeleid in de kustgemeenten.
De Vlaamse Regering was van mening in verband met het dossier POLS dat de aanvraag toch voldeed aan de criteria. De projectvereniging POLS heeft, na een moeizame start, in haar eerste werkingsjaren een hoopvol traject afgelegd. De cultureel-erfgoedcel neemt een actieve rol op binnen de uitvoering van het lokale cultureel-erfgoedbeleid. Het cultureel erfgoed en de lokale actoren staan in de huidige werking duidelijk centraal. Deze dynamiek wenst de Vlaamse Regering te stimuleren, zodat de recente positieve evolutie niet stilvalt.
Ik verwijs daarbij ook naar het evaluatieverslag van het agentschap uit 2013, waarin de positieve signalen reeds opgevangen werden. Ook de beoordelingscommissie waardeerde in haar advies deze ontwikkeling. Dat sterkte de Vlaamse Regering in de overtuiging de aanvraag te honoreren. Daarbij werd wel als expliciete voorwaarde opgenomen uiterlijk op 1 april 2016 een geactualiseerde visie op het lokale cultureel-erfgoedbeleid in te dienen, waarbij rekening wordt gehouden met de noden en behoeften van het lokale cultureel erfgoed en de lokale cultureel-erfgoedactoren.
Ik verwees in het antwoord op uw tweede vraag al naar het beschikbare budget. Bij het honoreren van de aanvraag van POLS was er dan ook geen mogelijkheid om dit budget bijkomend op te trekken.
Ik ben mij ervan bewust dat veel gemeenten het financieel niet breed hebben. Ik verwacht niet dat de gemeenten de verminderde subsidiebedragen bijpassen. Over de concrete inhoud van de cultureel-erfgoedconvenants wordt momenteel onderhandeld tussen de Vlaamse overheid en de betrokken intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Het spreekt voor zich dat bij het vastleggen van de doelstellingen in de convenants rekening zal worden gehouden met de toegekende werkingssubsidie.
Ik blijf inderdaad geloven in het instrument van het cultureel-erfgoedconvenant, maar een verdere uitbouw is pas mogelijk indien er ook in extra middelen voorzien kan worden. Van het agentschap heb ik vernomen dat er een aantal aanvragen voor 2015 in voorbereiding zijn, die een cultureel-erfgoedwerking willen starten in 2016. Om te vermijden dat er nodeloos aanvragen opgemaakt en behandeld worden, heeft de Vlaamse Regering daarom beslist om geen nieuwe aanvragen te honoreren in 2015. Een aanvraag opmaken vereist heel wat inzet van de deelnemende gemeenten van een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Door deze beslissing tijdig bekend te maken, kunnen onnodige inspanningen volgend jaar worden vermeden.
Gemeenten die de intentie hebben om een aanvraagdossier in te dienen, kunnen dit doen in 2016 voor de beleidsperiode 2017-2020. Maar ook de volgende jaren zal het niet evident zijn om extra middelen vrij te maken. Het instrument van het cultureel-erfgoedconvenant zal ook worden meegenomen binnen het kader van een hertekening van het complementair cultureel-erfgoedbeleid.
Ik neem meer dan akte van de verschillende vragen, maar ik wens te onderstrepen dat dit een beslissing is van de volledige Vlaamse Regering. Wij proberen het spanningsveld tussen de ambities die in de vijfjarige beleidsnota staan en de kortetermijnproblematiek van de moeilijke financiële tijden op een goede manier in te schatten. Dat is wellicht onvoldoende voor sommigen. Ik heb daar alle begrip voor.
Het is de bedoeling dat er vanaf 2017 wordt gekeken hoe we nieuwe aanvragen kunnen beoordelen, indien mogelijk nog billijker dan vandaag. Met billijkheid bedoel ik dat we de criteria zowel kwantitatief als kwalitatief in het decreet hebben gerespecteerd. Zelfs al bevat elk decreet ook wel een geest, mijnheer Caron, kan ik op dit ogenblik niet anders dan het decreet volgens de letter toepassen.
Indien we van oordeel zijn dat de inwonersaantallen een niet voldoende objectieve basis zijn om toekomstige dossiers op te grondvesten, is de discussie daarover open, wat mij betreft, om te kijken hoe we het dossier zouden kunnen verbeteren. Ik ben er mij van bewust dat er voor bepaalde gemeenten een zekere wrangheid aanwezig kan zijn. Maar ik ben me er ook van bewust dat andere gemeenten er wel duidelijk op vooruit gaan. In die zin vergroten we wel het grondgebied van gemeenten die met zo’n convenant werken, wat ook een bescheiden vorm van ambitie kan en mag worden genoemd.
Met betrekking tot de laureaat CO7 heb ik een appreciatie uitgesproken bij het uitreiken van de prijs, waar ik de vertolker ben van een objectief advies van een jury. Ik heb me daarbij geen enkele marge gepermitteerd dat het geen goede winnaar zou zijn. Daar wil ik zeker geen afbreuk aan doen. Ik begrijp dat de opeenvolging van de feiten, het uitreiken van de prijs en kort daarop het substantieel verminderen van de subsidies vanwege de manier waarop het decreet in elkaar zit, geen aangename zaak is. Daar heb ik verder geen antwoord op, behalve dat de prijs, hoe waardevol die ook is en hoezeer die een waardering uitspreekt van het werkveld en de Vlaamse Regering ten aanzien van de betrokken winnaar, op geen enkele manier in rechtstreeks verband staat met het toekennen van subsidies, hoe jammer het betrokken platform dat ook terecht mag vinden.
Wat de ambities en de toekomstige krijtlijnen betreft, sta ik open voor suggesties indien er een billijkere verdeling van middelen kan worden gevonden. Zowel de regering als het Vlaams Parlement kan daarin een rol spelen. De toekomst zal uitwijzen of we vanaf 2017 nieuwe aanvragen kunnen honoreren en of dat dan over meer of andere zones zal gaan. Ook daar zal de ijzeren wet van de politiek gelden: de beperkingen van de begroting zullen altijd onze ambities insnoeren, of we dat nu willen of niet. Daarmee wil ik niet zeggen dat er automatisch minder of evenveel middelen zullen zijn in 2017. Laat ons hopen dat het er meer kunnen zijn, maar dat weet niemand vandaag in deze zaal. En of we meer zones kunnen ontwikkelen, hangt ook af van de kwaliteit van de dossiers.
De heer Caron heeft het woord.
De minimale inwonersaantallen zijn een net waarin we gevangen zitten. Het zijn geen gouden tijden. Ik neem aan dat u de beslissing ook niet met veel plezier hebt genomen.
Het idee van de gouden tijd is dat een minimum wordt vastgelegd. Boven dat minimum wordt op basis van kwalitatieve gronden gevarieerd. Dat is de ideale wereld. Nu blijkt dat we die ideale wereld helemaal niet bereiken door wat u hebt geantwoord en door wat ik heb geschetst. De inwonersaantallen krijgen dan natuurlijk een foute en onbedoelde dimensie.
Ik meen dat er eens moet worden nagedacht over de cofinanciering van de gemeenten. U trekt de bedragen nu gelijk naargelang van de grootte van het gebied, terwijl de gemeenten in dat gebied ten opzichte van andere gebieden verschillend financieren. Dat is ook niet eerlijk. Regio’s met een grote inbreng van de lokale besturen worden evenveel gefinancierd als regio’s waar de inbreng van de lokale besturen klein is. Ook dat is een correctie, objectieve financiële berekening waar eens over moet worden nagedacht in tijden van schaarste. Ik herhaal dat ik meen te weten dat de tekst is opgesteld in tijden van verwachtingen en groeiambities, maar die zijn er vandaag niet. Ik vraag u dus om ook daar eens over na te denken. Ik ben een groot pleitbezorger van een kwalitatieve beoordeling die doorwerkt in de subsidiëring, laat dat duidelijk zijn.
Natuurlijk kan niet aan elke aanvrager subsidie worden toegekend – al zou ik dat graag zien gebeuren en gun ik dat iedereen. Afwijken van een advies is legitiem, minister. Het is uw rol en uw verantwoordelijkheid. Het is uw keuze, en u motiveert die ook. Ik heb er geen moeite mee. Ik heb er wel moeite mee dat dit gebeurt binnen een budgettair kader waar eerst 10 procent wordt afgehaald en waar u dan nieuwe spelers laat binnenkomen. Dan gebeurt er immers wat u het Kunstendecreet verwijt, dan ontstaat een versnipperd veld met steeds kleinere bedragen en kleinere spelers. Dat is geen goede evolutie. We zitten in een cirkelperiode, met verkiezingen die samenvallen met de convenantenperiode. We hadden beter niet gekozen voor beleidsverandering, groei en aanpassingen van gebieden. Het was beter geweest om te zeggen dat alleen wie al binnen is, kan aanvragen. U begrijpt wat ik bedoel. Nu krijgen we weer nieuwe spelers, maar met steeds kleinere bedragen. Volgens mij zijn de ondergrenzen bereikt. Een erfgoedconvenant runnen met die bedragen is, zelfs indien de gemeenten hetzelfde bedrag opleggen, een minimum minimorum om iets te kunnen doen. Als we verder uitbreiden, moet het echt met vers geld zijn. Zo niet is het beter om, hoe hard het ook klinkt, de deur dicht te houden voor nieuwe spelers, want anders wurgen we langzaam maar zeker de bestaande organisaties.
We hebben allemaal ooit de ambitie gehad om hiermee in de mate van het mogelijke gebiedsdekkend te werken in Vlaanderen. Die ambitie is verre van bereikt. In de originele decreten was in een groeipad voorzien van één tot twee per jaar. Eerst waren het er twee per jaar, maar minister Schauvliege heeft dat teruggebracht naar één per jaar. Nu is het aantal teruggebracht naar nul, hopelijk slechts voor één jaar. Er zijn inderdaad twee nieuwe dossiers. Men had gehoopt die begin volgend jaar te kunnen indienen. Die mensen hebben mij gecontacteerd. Het is voor hen bitter, ze zitten immers in een verregaande fase. Eentje betreft de zuidrand van Antwerpen. Ze zitten in hun gesprekken en met hun contacten al op het niveau van gemeenteraden en schepencolleges. Het is een vrij complexe procedure om alles voor te bereiden. Nu krijgen ze het deksel op de neus. Ik hoop dat ze minstens in 2016 kunnen aanvragen en in 2017 kunnen instappen. Ik hoop dat we met zijn allen nog steeds – maar dan een beetje in stilte – de ambitie behouden om gebiedsdekkend te werken.
Minister, ik heb nog een vraag over de laatste zin van uw antwoord. U hebt het over het herzien van het complementair erfgoedbeleid. Het is een beetje mysterieus. Ik begrijp niet wat u bedoelt. Kunt u er iets meer over zeggen?
In verband met CO7 is er inderdaad geen relatie tussen een subsidie en een erfgoedprijs. Ik ben afkomstig van Wervik, dat is een van de gemeenten in dat gebied, een tabaksgemeente. Het is een regio die zich met het erfgoed groot heeft gemaakt, ook en vooral dezer dagen. Dat is het opvallende aan heel deze kwestie. Het erfgoed is een wezenskenmerk van die regio. Daarom is het dubbel bitter. Er was nu een beleidslijn die niet alleen inzet op de stedelijkheid, maar die ook ontwikkelingskansen geeft aan een gebied, bovendien op basis van zijn kenmerken. Dat die nu wordt afgeremd, is heel spijtig.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, gezien de budgettair krappe tijden onderschrijven we de beslissing van de regering. Het is natuurlijk niet gemakkelijk om alles uitgelegd te krijgen op het terrein. Ik meen toch dat we nog steeds de ambitie moeten hebben om de erfgoedconvenanten zo veel mogelijk gebiedsgericht en gebiedsdekkend in Vlaanderen uit te spreiden.
We stimuleren intergemeentelijke samenwerking, we stellen dat lokale besturen soms te klein zijn en moedigen ze aan om intergemeentelijk te denken. Als in die context dan alle inspanningen die op het terrein werden geleverd door een gebrek aan middelen weer moeten worden teruggeschroefd, dan is het begrijpelijk dat de gemeenten de ambitie verliezen om naar die samenwerking te blijven streven. We moeten dat absoluut vermijden.
Ik ga wel akkoord met de heer Caron dat we nu, in deze budgettaire tijden, niet moeten uitbreiden. We moeten nu eerst de bestaande erfgoedconvenants verder stimuleren. Hopelijk komt er binnen twee of drie jaar extra ruimte. En als die er is, kunnen we denken aan uitbreiding.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik verduidelijk wat ik heb bedoeld met het complementair erfgoedbeleid. Er zit geen uitgewerkte strategie achter. We bedoelen onrechtstreeks dat met de inkanteling van een aantal provinciale elementen er mogelijk weer nieuwe aanknopingspunten ontstaan, maar daarmee is de budgettaire problematiek natuurlijk niet noodzakelijk opgelost. Het kan weer een andere dynamiek geven. De komende maanden en het komende jaar zal dit hopelijk duidelijker worden.
Ik erken de meeste punten van uw kritiek, mijnheer Caron. Ook de toevoegingen van mevrouw Coudyser en mevrouw Bastiaens kunnen moeilijk tegengesproken worden. Met uw opmerking dat we eigenlijk doen wat we het Kunstendecreet verwijten, kan ik het niet eens zijn. Dit decreet heeft een andere logica. Het Kunstendecreet gaat niet uit van een gemeentelijke of intergemeentelijke logica. Als een decreet een gemeentelijke of intergemeentelijke logica volgt, dan gaat men, indien men gebiedsdekkend wil zijn, altijd in de richting van een gebiedsverdunning. Hier loert dat risico altijd om de hoek. Het Kunstendecreet heeft de bedoeling om het kwalitatieve los van de regio te beoordelen, ook al zal die altijd wel voor een stuk meespelen. De logici achter beide decreten is dus niet dezelfde.
Maar we begrijpen elkaar wel. Ik wilde dit enkel aanstippen. Het doet weinig af aan het feit dat ik deze beslissing samen met de voltallige Vlaamse Regering in eer en geweten heb genomen. We streven een bepaalde vorm van evenwicht na die ik zeker wil verdedigen, maar ik besef dat een aantal elementen die in het decreet zijn ingebouwd, tot bijkomende ongewenste effecten leiden. Samen met wat provinciaal op de plank ligt, de komende maanden, en met de mogelijke nuttige bijsturingen en hopelijk ook met nieuwe financiële ademruimte over twee jaar, kunnen we bekijken hoe we hier het beste aan kunnen remediëren.
De heer Caron heeft het woord.
Ik dank u voor het antwoord en voor het begrip. De provinciale rol wordt hertekend, zeker op het vlak van cultuur. De erfgoedconvenanten zijn eigenlijk een voorbeeld van een regeling die daar al op vooruitloopt. Het is eigenlijk al een nieuw soort regeling.
De regeling werd ook zo uitgedacht: de provincies krijgen er geen rol in.
U hebt gelijk over de vergelijking met het Kunstendecreet. Ik had het niet over het gebiedsdekkende aspect, want de situatie is totaal anders, er is een vrije kandidatuurstelling, een vrije aanvraag.
Ik bedoel enkel dat als er bij zullen komen, de bedragen per dossier zullen dalen. Het is een tendens die we ook hebben opgemerkt bij het Kunstendecreet. Dat was mijn vergelijking. Ik pleit er liever voor om er gedurende één jaar een stop op te zetten en ondertussen eens grondig na te denken en kleine decreetswijzigingen aan te brengen om de leefbaarheid te verzekeren van iedereen die erbij komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.