Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de komende weken staan in de provincieraden de begrotingsbesprekingen op de agenda. In de provincie Antwerpen bijvoorbeeld maken heel wat mensen die sport een warm hart toedragen, zich zorgen, omdat er onduidelijkheid is over de budgetten. Naar aanleiding van de interne staatshervorming is immers beslist dat de provinciale middelen voor Sport zouden worden verevend naar het Vlaamse of het stedelijke niveau.
Wat betekent dat concreet voor bijvoorbeeld de provincie Antwerpen? In 2012 beschikten ze nog over een budget van 1,1 miljoen euro voor Sport. In 2013, toen de eerste fase van de verevening is doorgevoerd, was dat 650.566 euro. Dat wil zeggen dat de eerste schijf van 450.000 euro al verevend is. Er heerst nu wat onduidelijkheid. Onder andere de Vlaamse Sportraad zegt niet goed te zien wat er precies met die middelen is gebeurd.
Minister, u hebt altijd duidelijk gezegd, onder andere in de commissievergadering van 6 juni 2013, dat het absoluut geen besparing was en dat de middelen voor Sport gegarandeerd zouden worden. Dat stelt mij ook gerust.
Kunt u zeggen wat er dan precies is gebeurd met die 450.000 euro? Op welke manier zijn die middelen integraal naar Sport gegaan? Is het alleen in Antwerpen dat er onduidelijkheid heerst? Hoe heeft de verevening plaatsgevonden in de andere provincies? Hebt u er al zicht op wanneer en hoe de finale overdracht van de bevoegdheden en middelen met betrekking tot Sport naar Vlaanderen en/of de steden exact zal plaatsvinden? Hoe zal het overleg met de provincies verlopen?
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, wij delen de bekommernis van de heer Annouri. Wij vingen ook heel wat signalen van onrust op vanuit het werkveld. Misschien heeft dat ook te maken met het feit dat de sportfederaties nog niet precies weten hoeveel middelen ze in 2015 precies zullen krijgen.
Bij de vorige vergadering van de commissie Sport, tijdens de begrotingsbesprekingen, hebben we al gezegd dat de bestuurshervorming niet mag neerkomen op een al dan niet sluikse besparingsronde. Het zou ons dan ook plezier doen als de onrust op het werkveld zou worden weggenomen.
– Bart Caron treedt als voorzitter op.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik begrijp niet waarom u de federaties daar nu bij betrekt. Dat is vorige week aan bod gekomen tijdens de bespreking van de beleidsnota. Ik heb toen, in antwoord op een vraag van de heer Caron, heel duidelijk gezegd hoe dat gaat, wat we zullen doen en welke gesprekken er gevoerd worden over de federaties en het geld van de federaties. Dat heeft voor alle duidelijkheid niets te maken met de vraag van de heer Annouri. We hebben vorige week al een leuke discussie gehad over de federaties, we moeten het daar nu dus niet meer over hebben.
Mijnheer Annouri, u hebt in uw vraagstelling al iets minder verwezen naar de verevening van 2014 – het is dus niet 2013, nota bene. De heer Caron heeft daar in de commissievergadering van 6 juni 2013 een vraag over gesteld. Dat heeft geleid tot een hevige discussie, met als resultaat dat we allebei vonden dat we gelijk hadden. Dat zal vandaag wellicht niet anders zijn, als ik uw vraagstelling lees.
Wat is er nu met dat geld gebeurd? Het is niet zo dat we dat geld per provincie opnieuw hebben ingezet. Ik kan u wel een stand van zaken geven voor Vlaanderen. Welke middelen zijn er niet naar de provincie gevloeid, die vroeger wel door de provincie voor Sport werden ingezet? Dat gaat om in totaal 3.643.000 euro. Die middelen van de provincies die naar Vlaanderen zijn gekomen, hebben we voor 100 procent ingezet voor Sport.
Ik geef u even de details. 1.177.000 euro is ingezet als extra middelen voor het decreet Sportfederaties – zo is er dus toch een link met de sportfederaties, mijnheer Poschet. 1.336.000 euro is naar het decreet Lokaal Sportbeleid gegaan, dus naar de gemeenten. 670.000 euro ging naar het Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding (Vlabus), voor het Tewerkstellingsdecreet. 300.000 euro ging naar de wielerscholen, die door de provincie werden gesteund. 100.000 euro was voor de campagnes rond sport. 60.000 euro ten slotte ging naar het Gordelfestival.
Samen is dat 3,643 miljoen euro. Ik heb voor alle zekerheid nog eens nageteld of mijn cijfers juist waren, en dat was het geval. Voor alle duidelijkheid: ook in 2015 zullen we die voorziene middelen integraal geven voor subsidies voor derden, via de decreten of via vroeger aangegane engagementen.
Het regeerakkoord – maar u hebt dat ook gezien in de beleidsnota – bepaalt inderdaad dat de provincies de persoonsgebonden bevoegdheden niet meer zullen kunnen invullen. Ik kan wat toelichting geven bij dat proces, maar het is vooral de minister van Binnenlands Bestuur, in afstemming met de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), die dat traject coördineert. Ik vind het echter toch goed om te zeggen wat dat proces inhoudt. Ik heb al overleg gehad met de provinciale gedeputeerden bevoegd voor het sportbeleid. We zullen ook intens blijven overleggen. Ik wil immers niet dat er op een of andere manier sprake is van een nadeel door de besluitvorming ter zake.
Volgens het voorstel van Binnenlands Bestuur beginnen we met de opmaak van een inventaris. Daarbij brengen we gedetailleerd in kaart wat de provincies doen op alle vlakken wat persoonsgebonden aangelegenheden betreft. Dan denk ik onder meer aan infrastructuur, personeel, regelgeving. Om dat in een goede afstemming te laten verlopen met de provincies, worden er ook sectorale werkgroepen opgericht, waarin het kabinet, de administraties van Sport, de vijf provincies en een vertegenwoordiger van de projectgroep – dat is dan degene die coördineert – zetelen. De uitnodiging voor de eerste werkgroepvergadering met betrekking tot het sportbeleid is deze week vertrokken. Die zal binnenkort plaatsvinden.
Als we die inventaris hebben, dan zullen we taken toewijzen aan het nieuwe beleidsniveau. Dat kan de gemeente zijn, of dat kan Vlaanderen zijn. Om die toewijzing te doen, moet er dus eerst goed in kaart worden gebracht wat de provincie doet. Het is de bedoeling dat tegen 1 januari 2017 de volledige overdracht zou zijn gerealiseerd, personeel en middelen inbegrepen.
Daarstraks heb ik een en ander vrij algemeen gezegd, maar ik zal ook een voorbeeld geven. Ik neem maar de bevoegdheid met betrekking tot sport voor personen met een handicap (G-sport), wat de belangrijkste bevoegdheid was die overbleef bij de provincies. We zijn volop aan het overleggen met de andere actoren van G-sport Vlaanderen over de vraag hoe we de expertise en de knowhow van de provincies kunnen inkantelen, zodat G-sport er in elk geval geen nadeel van ondervindt.
Tot slot wil ik nogmaals onderstrepen dat het in het belang van iedereen is om in goede afstemming die transitie te realiseren. Een fijnmazig opgestelde inventaris is daarbij voor mij het belangrijkste basisdocument. Ik wil echter heel graag in overleg met de provincies en de federaties elk detail verder bespreken.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt inderdaad een duidelijk antwoord gegeven over wat er met die middelen is gebeurd, en dat dit inderdaad Vlaanderenwijd moet worden gezien, en niet per provincie. Wel wil ik gewoon herhalen dat er ruis op de lijn zit in de communicatie ten overstaan van die mensen. Er is een zekere mate van ongerustheid, ook over de vraag hoe de eerste fase van die verevening is verlopen. Ik heb hier adviezen. Er zijn termen gebruikt als ‘slordig’ en ‘dubbele tellingen’. Er is heel veel verkeerde informatie. Mensen maken zich daar zorgen over. Als ik u hier bezig hoor, dan denk ik dat dit misschien vooral een kwestie is van het heel duidelijk afbakenen van de communicatie.
U zegt dat die werkgroepen nu zullen worden opgestart, dat die uitnodiging nu is verstuurd. Het lijkt me erg nodig dat we heel duidelijk communiceren ten behoeve van al die mensen in al die provincies die sport een warm hart toedragen, dat u zelf ook die mensen kunt geruststellen over wat er juist zal gebeuren in de toekomst, zodat ze ook weten dat ze na 2017 perspectieven hebben. Ik vrees immers dat, als men onduidelijk blijft communiceren, we heel veel expertise en knowhow zullen kwijtspelen die we met betrekking tot sport hebben op provinciaal niveau.
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, mag ik me daar nog even bij aansluiten? Er is de overdracht van de bevoegdheden van de provincie naar bepaalde steden. De vraag is hoe je dat gaat monitoren. U hebt daar natuurlijk op geantwoord, maar een bijzondere bekommernis is ook dat er in de provincies al wordt bespaard op die bevoegdheden die worden overgedragen en dat de meest competente mensen vaak al worden gemuteerd. Dat is een zorg op het terrein, die ik toch wil meegeven. Het is belangrijk dat mensen en middelen de bevoegdheden volgen, en dat we de competente mensen bij ons krijgen die vandaag in de provincie zitten.
Mijnheer Van Campenhout, dat is niet gespeend van enig – begrijpelijk – eigenbelang.
Het gaat ook specifiek over de grootsteden.
Ik ken het regeerakkoord ter zake.
Ik heb hier ook nog eens gezegd ervoor te zullen zorgen dat al die expertise zal kunnen worden gerecupereerd. Dat is toch wel een belangrijke boodschap. Of dat dan naar een grootstad of naar Vlaanderen gaat, dat is dan iets waarover moet worden gediscussieerd tussen die grootstad en Vlaanderen, en met de mensen in kwestie, want zij moeten ook zin hebben om naar dat niveau te gaan. Dat we de expertise vrijwaren, heb ik hier echter daarnet nog bevestigd aan de heer Annouri.
Mijnheer Annouri, wat de discussie van 2013-2014 betreft: er zal zeker wat fout zijn gebeurd aan een of andere kant. U mag het echter me niet kwalijk nemen dat ik niet kijk naar de geschiedenis, maar naar de toekomst.
De heer Annouri heeft het woord.
Wij zullen samen met u naar die toekomst kijken.
Minister, wij ook.
De vraag om uitleg is afgehandeld.