Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Diverse kanalen signaleren mij dat de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs vandaag zeer ijverig zijn. Natuurlijk moeten zij ijverig controleren of er geen bouwmisdrijven zijn. Maar de wetgeving, in artikel 148, vierde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, bepaalt dat de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs, met het oog op het vervullen van hun handhavingstaken, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie verwerven. Die hoedanigheid laat hen toe om een huiszoeking uit te voeren zonder dat zij in een dergelijk geval dienen te beschikken over een huiszoekingsbevel van de onderzoeksrechter.
De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs werden om technische redenen aangesteld met een apart besluit per gebiedsomschrijving, namelijk twee voor het volledige grondgebied van Vlaanderen en telkens twee per provincie. Zij lijken de laatste tijd – omdat er discussie ontstaat en omdat er een nieuwe interpretatie wordt gegeven aan bepaalde woorden in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) – voor een deel het eigen gelijk te halen. Ik betreur dat. Ik denk niet dat gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs hiervoor zijn aangesteld. Ze hebben twee taken: handhaving, maar ook preventief tussenbeide komen en ervoor zorgen dat mensen geen bouwmisdrijf begaan. Ze stellen bijvoorbeeld een stakingsvordering in als ze zien dat er iets wordt gebouwd dat niet kan omdat er alleen maar meer schade zal worden aangericht. Ze kunnen dan een regularisatievergunning eisen. Als die er is, kan er worden voortgebouwd. Maar wat we vandaag zien gebeuren, is aanstootgevend. Ik geef enkele voorbeelden.
In een kwestie van permanente bewoning in de stad Ieper is de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur overgegaan tot een stakingsbevel, meer dan tien jaar nadat het gezin was ingeschreven in de bevolkingsregisters. Er werd ook opgetreden tegen een 19-jarige inwonende en studerende dochter, die uiteindelijk werd veroordeeld tot een geldboete van 2500 euro.
In Stekene werd tot roerend uitvoerend beslag overgegaan tegenover de zaakvoerder van een transportbedrijf, die veroordeeld werd om een parking af te breken op een ogenblik dat deze parking al gedeeltelijk was uitgebroken tot de grootte die was toegestaan in een planologisch attest – wat een goede ruimtelijke ordening veronderstelt – en er al een anticipatieve stedenbouwkundige vergunning verkregen was voor de restparking. Bovendien was er een procedure lopende tot opschorting en opheffing van de dwangsommen voor de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur ging niet in op het aanbod om de dwangsommen in afwachting van de uitspraak te kantonneren. Hoewel de website van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid stelt dat de dwangsommen niet mogen worden betaald lopende de procedure voor de Hoge Raad, zag de bouwheer geen andere keuze dan over te gaan tot betaling. Het is duidelijk dat de opbrengst van een uitvoerend roerend beslag, op wat persoonlijke spullen in de woning na, nooit voldoende zou zijn geweest om de dwangsommen te kunnen recupereren, zodat het uiteindelijk ging om een louter drukkingsmiddel.
In een al twintig jaar lopende stakings- en herstelprocedure met betrekking tot een loods te Deinze waarvan de initiële stedenbouwkundige vergunning vervallen was, gaat de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur voort met de herstelprocedure, hoewel er uiteindelijk een definitief geworden regulariserende stedenbouwkundige vergunning is toegekend, die niet herroepen is door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur meldt dat hij toepassing zal maken van artikel 159 van de Grondwet.
Nog een voorbeeld: in Egem heeft de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur geweigerd om in te gaan op een vraag vanwege de bouwovertreder die reeds aanzienlijke dwangsommen had betaald, om de dwangsommen tijdelijk op te schorten in afwachting van een ruimtelijk uitvoeringsplan. De betrokkene wenst immers zijn winkel te herbouwen in overeenstemming met de bepalingen van het nieuw RUP. Sindsdien betaalt de betrokkene dagelijks een dwangsom van 100 euro in afwachting van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteurs hebben een volkomen nieuw begrip geïntroduceerd in het handhavingsrecht, namelijk dat van een voortzettingsmisdrijf, dat de facto maakt dat de verjaringsregeling in artikel 6.1.1. van het VCRO, daar waar er zonevreemdheid is, wordt uitgeschakeld, ook buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied.
Men heeft een interpretatie gegeven aan de verjaring van een stedenbouwkundig misdrijf door het als een voortzettingsmisdrijf te kwalificeren. Zo gaat men te werk. Ik ben niet voor bouwovertredingen, ik ben voor een correcte handhaving, maar als men dit komt vertellen, dan ben ik toch een beetje beschaamd omdat de overheid wordt betaald met belastinggeld. Die mensen moeten uiteraard hun job doen, maar wat me uitermate stoort, is de onverschilligheid van de ambtenarij. Daar zal ik altijd tegen blijven vechten. Hoe kun je nu een meerderjarig kind van 19 jaar dat bij zijn ouders woont, een boete opleggen in een dergelijk proces? Dat begrijp ik niet.
Minister, gaat de nieuwe Vlaamse Regering de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening aanpassen zodat de basisdoelstelling van de verjaarbaarheid van stedenbouwmisdrijven opnieuw op rechtszekere wijze kan worden verzekerd? Voorziet de nieuwe Vlaamse Regering in een wijziging van de VCRO, derwijze dat kan worden overgegaan tot opschorting of kwijtschelding van dwangsommen, daar waar dit redelijkerwijze verantwoord is? Overweegt de nieuwe Vlaamse Regering een omzendbrief inzake het instellen van herstelvorderingen, vergelijkbaar met deze inzake het instellen van stakingsvorderingen? Op korte termijn kan dit enige redelijkheid aan de dag leggen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, deze keer ben ik het helemaal met u eens. Minister, ik heb hier nog een dossier voor me liggen. Ik zal het niet overlopen, mevrouw Van Volcem heeft voldoende voorbeelden aangehaald. Het is ook een dossier dat stilligt bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, precies omdat de stedenbouwkundige inspecteur voor de Raad van State de grondwettigheid van de VCRO heeft betwist door te stellen dat de VCRO niet in staat is een toelating te geven aan de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid om de uitvoering van een vonnis of arrest te verhinderen.
Er doemen opnieuw beelden op van hoorzittingen uit de vorige legislatuur toen de stedenbouwkundige inspectie hier een grote Scudraket plaatste om af te vuren op de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid die voor hen een dwarsligger was tot en met. Eigenlijk was het een instrument dat destijds in het leven is geroepen om op een duidelijke manier aan handhaving te doen, om ons niet langer te verliezen in procedures, om niet langer handhaving te doen om gelijk te krijgen over dossiers van twintig of dertig jaar geleden, maar om een correct en consequent handhavingsbeleid te voeren.
Het zit me bijzonder hoog dat die stedenbouwkundige inspectie schoten blijft afvuren in die richting. Wat me het meest stoort, is dat mensen die worden betaald met Vlaams belastinggeld, zich bezighouden met het onderuit halen van wat hier in het parlement met een democratische meerderheid is beslist.
Minister, in mijn allereerste actuele vraag in dit parlement op 28 oktober 2009, heb ik me druk gemaakt tegen minister Muyters, zeggende dat ik het een absolute schande vond dat de stedenbouwkundige inspecteur prejudiciële vragen stelde over de wettigheid van de VCRO. In vijf jaar tijd is er geen enkele vooruitgang geboekt. Minister, hoe gaan we dit aanpakken?
De heer Ronse heeft het woord.
In de tekst van mevrouw Van Volcem is artikel 148 in de vorige legislatuur gewijzigd, waardoor de stedenbouwkundige inspecteur een machtiging nodig heeft van de politierechter om een huiszoeking te verrichten. Enkele weken geleden heb ik een parallelle vraag gesteld over de handhaving in verband met administratieve boetes die voor hetzelfde feit aan diverse rechtspersonen is toegekend. De minister heeft toen geantwoord dat er een nieuw handhavingsdecreet komt met een omgevingsvergunning. Kunnen we geen oplijsting maken van alle problemen die er bestaan? Kunnen we daar in de commissie niet eens een gedachtewisseling over hebben met de ombudsman om dat goed voor te bereiden? Misschien is dit een vraag voor de voorzitter van de commissie.
Hoe staat het met die voorbereiding? We zouden nu veel aanpassingen kunnen doorvoeren. Het nieuw decreet zal van kracht worden en de handhaving verandert. De vraag is of het de inspanningen waard is.
Minister Muyters heeft in het verleden een omzendbrief verstuurd. Volgens mij vraagt mevrouw Van Volcem om een gelijkaardige omzendbrief over de stakingsbevelen. Minister Muyters heeft zijn omzendbrief in maart 2014 verzonden. De vraag is of er al enig effect op het gedrag van de inspecteurs is. Dateren de door mevrouw Van Volcem aangehaalde zaken van voor of van na die omzendbrief?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, u hebt net naar uw eerste actuele vraag in 2009 verwezen. Eigenlijk kunnen we nog veel verder in de tijd teruggaan. Ik herinner me dat ik zelf in deze commissie heb gezeteld en Ruimtelijke Ordening heb opgevolgd. Ik heb toenmalig minister Van Mechelen heel wat vragen om uitleg gesteld over hetzelfde probleem. We werden daar immers toen al meer geconfronteerd. Het klopt dat ondertussen al verschillende stappen zijn gezet. We merken echter dat de zaken op het terrein niet fantastisch veel zijn verbeterd.
Mevrouw Van Volcem, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening regelt de verjaring van de herstelvorderingen. Er staat uitdrukkelijk dat een herstelvordering bij stedenbouwkundige misdrijven verjaart na tien jaar in ruimtelijk kwetsbare en open gebieden en na vijf jaar in andere gebieden.
Wat de verjaring van de strafvordering betreft, geldt de VCRO echter niet. Daar knelt het schoentje. Hiervoor geldt immers het gewone strafwetboek, dat andere bepalingen bevat. Een gevolg van de toepassing van artikel 65 is dat de verjaring pas begint te lopen vanaf het laatst bewezen feit, op voorwaarde dat tussen elk van de feiten niet meer dan vijf jaar is verstreken. De toepassing van de VCRO kan inhouden dat alle feiten die strafbaar zijn gesteld, een voortgezet strijdig gebruik uitmaken. Dat verjaart pas meer dan vijf jaar na het laatste feit.
Met het decreet van 2009 heeft het Vlaams Parlement de nieuwe verjaringstermijnen voor de herstelvorderingen ingevoerd. In 2003 zijn de instandhoudingsmisdrijven buiten het ruimtelijk kwetsbaar gebied opgeheven. Hoewel het niet de bedoeling was, passen de rechtbanken artikel 65 van het strafwetboek toe. De Vlaamse decreetgever heeft de instandhoudingsmisdrijven buiten het ruimtelijk kwetsbaar gebied net opgeheven om ervoor te zorgen dat alle stedenbouwkundige misdrijven niet langer voortdurende misdrijven zouden zijn. Het was de bedoeling naar de instelling van een aflopend karakter te evolueren. De kwalificatie als een voortgezet misdrijf en de toepassing van artikel 65 van het strafwetboek zijn hierbij niet ter sprake gekomen, vermoedelijk omdat de kwalificatie als een voortdurend misdrijf tijdens de voorafgaande periode steeds van toepassing was.
Uit de memories van toelichting bij het Handhavingsdecreet van 2003 en bij de decreetswijziging van 2009 blijkt duidelijk dat het de bedoeling was van de stedenbouwkundige misdrijven buiten het ruimtelijk kwetsbaar gebied aflopende misdrijven te maken. Het decreet van april 2014 betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning voorziet zelfs in een algemene opheffing van het instandhoudingsmisdrijf, zelfs in ruimtelijk kwetsbare gebieden.
Het strafprocesrecht is natuurlijk een federale materie. Het is niet aan de Vlaamse decreetgever op dit vlak in te grijpen. De Vlaamse decreetgever kan wel de als misdrijf omschreven feiten, met andere woorden de strafbaarstelling zelf, nader regelen. Op die manier kunnen mogelijk verregaande toepassingen van artikel 65 in de rechtspraak worden getemperd of opgevangen.
Ik zal mijn diensten in elk geval de opdracht geven te onderzoeken of de strafbaarstellingen kunnen worden herzien, aangepast of opgeheven om het beslist beleid sinds het Handhavingsdecreet van 2003 verder door te trekken en die lijn aan te houden. We zullen zien welke acties we nog moeten ondernemen.
Daarnaast zal ik er door middel van beleidsrichtlijnen die in de handhavingsprogramma’s worden opgenomen, over waken dat het beleid met betrekking tot het gerechtelijk en bestuurlijk handhavingstraject wordt aangehouden. We werken met handhavingsprogramma’s. Dat is relatief nieuw. We zijn duidelijk in staat prioriteiten te stellen en te bepalen hoe moet worden gewerkt. We verwachten daar veel van om meer te sturen.
Wat de opschorting van de invordering en de gedeeltelijke invordering van opeisbaar geworden dwangsommen betreft, heeft de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu een matigingsbevoegdheid. Dit punt is hier al aan bod gekomen. Naar aanleiding van drie annulatieberoepen heeft de Raad van State het Grondwettelijk Hof recent enkele prejudiciële vragen gesteld. Een van de vragen is hoe de huidige bevoegdheid van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu zich verhoudt tot de regels die de bevoegdheden tussen de federale staat en de gemeenschappen en gewesten verdelen en tot diverse hogere verdragsbepalingen, waaronder grondwettelijke beginselen.
Deze procedures lopen nog. We hebben onze argumenten goed uitgebouwd en onze verdediging ingediend. Ik zal uiteraard het resultaat van de procedures afwachten vooraleer ik nieuwe initiatieven neem.
Ik kan er nu al de aandacht op vestigen dat na de inwerkingtreding van het decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning een soortgelijke bevoegdheid, parallel met de bevoegdheid van de Vlaamse Hoge Handhavingsraad voor Ruimte en Milieu, zal ontstaan voor het bestuur dat de dwangsommen in het gerechtelijk handhavingstraject int.
Ook voor dwangsommen die worden opgelegd via het bestuurlijk handhavingstraject, wordt voor de burgemeester en de stedenbouwkundige inspecteur in een soortgelijke bevoegdheid voorzien. Als het ene wankel komt te staan, geldt dat natuurlijk ook voor wat wij voorzien hebben voor de burgemeester en de stedenbouwkundige inspecteur. Ik zal hierover in het Handhavingsprogramma ook de nodige beleidsrichtlijnen opnemen. Deze acties kunnen binnen het huidige en toekomstig wettelijk kader, zonder dat decretale aanpassingen zijn vereist.
Het beleid van de burgemeesters valt mijns inziens onder de gemeentelijke autonomie in het kader van de subsidiariteit die ook in de handhaving wordt doorgetrokken. Ik zal het departement Ruimte Vlaanderen de opdracht geven om de wijze waarop de burgemeesters met deze matigingsbevoegdheid omgaan nauwgezet op te volgen via een performante handhavingsmonitoring.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat de stedenbouwkundige inspecteurs en de colleges van burgemeester en schepenen op straffe van onontvankelijkheid pas een herstelvordering kunnen instellen na het verkrijgen van een voorafgaand positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Met het decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning van april 2014 wordt deze adviesopdracht van de hoge raad in het gerechtelijk handhavingstraject herbevestigd. De hoge raad onderzoekt bij elke adviesaanvraag de weerslag van de handelingen op de plaatselijke ordening en de rechten van derden en past op een objectieve en transparante wijze de huidige beleidsprincipes van het Handhavingsplan Ruimtelijke Ordening 2010 toe. Het thans bijkomend uitvaardigen van een omzendbrief ter zake, acht ik dan ook niet opportuun omdat het zo krachtig in die nieuwe decreten staat.
Ik zal erover waken dat bij de toekomstige bestuurlijke handhaving alle ter zake bevoegde, gewestelijke overheden redelijkheid, objectiviteit en transparantie in acht nemen. Dit vereist dat alle betrokken overheden op gewestelijk niveau, zoals ook al bleek uit de evaluatie van de implementatie van het handhavingsplan, hun beleid op transparante wijze duidelijk moeten maken en naar objectiviteit en uniformiteit moeten streven. Dit zal nauwgezet worden opgevolgd en ik zal mij ter zake steeds over de meest actuele stand van zaken laten inlichten. Mocht het nodig blijken, dan zal ik uiteraard de nodige beleidsaanpassingen treffen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik dank u ook omdat u onze bezorgdheden een beetje deelt.
Maar ik had gehoopt dat u een sluitend middel zou kunnen bieden om die overijverige stedenbouwkundige inspecteurs – we mogen niet veralgemenen – te kunnen terugfluiten. De gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur moet de wet toch toepassen zoals de overheid dat wil. Kunnen er geen tuchtrechtelijke sancties aan worden verbonden? Als een ambtenaar moedwillig zijn eigen interpretatie doordrijft, in tegenstelling tot de intentie van het beleid, kan daar geen sanctie aan worden verbonden? Kan een ambtenaar die prejudiciële vragen begint te stellen, tegen de overheid waarvoor hij werkt, niet op het matje worden geroepen?
Dit zijn delicate vragen natuurlijk. Die mensen hebben veel wettelijke bevoegdheden en ze zullen dit verslag wel lezen. Ik vind dat we hierover mogen praten. Alleen parlementsleden of u, minister, kunnen hen stoppen. Ik vind dat we dit moeten durven zeggen en dat we daar krachtdadig tegen moeten optreden. De overheid en de ambtenaren zijn er niet voor zichzelf! Een ambtenaar heeft de taak om het beleid loyaal uit te voeren! Volgens de geest en de letter van de wet! Daar is de memorie van toelichting zeer duidelijk over. Mocht hij dat doen, dan komen de mensen niet eens meer voor de strafrechter. Ze zouden geen pv opmaken, het zou daar nooit komen en de rechtbank zou geen interpretatie moeten maken. Nu noemt men het een ‘voortdurend misdrijf’ en al deze mensen blijven jaren hangen in een impasse en onzekerheid, tegen de geest van de wet in. Ik betreur dat.
Minister, ik wil u vragen om daadkrachtig op te treden tegen zulke ambtenaren. Als minister kunt u misschien via een soort injunctierecht uw secretaris-generaal aanspreken zodat hij de nodige tuchtmaatregelen kan uitschrijven tegen dergelijke ambtenaren.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik wil het principiële discours van mevrouw Van Volcem volledig bijtreden. Ik steun de vraag van de heer Ronse om het handhavingsbeleid eens te evalueren. We moeten dat eens doen en onderzoeken of we op dat vlak progressie hebben gemaakt.
Misschien moeten we hen eens uitnodigen. We richten ons nu tot de minister, mevrouw Van Volcem, maar onze Stedenbouwkundige Inspectie heeft lak aan de beslissingen van de overheid en gaat er op een andere manier mee om.
Uw antwoord was uitvoerig. De omgevingsvergunning biedt kansen. Wat met de lopende procedures die vandaag stilliggen? Daar hebben we momenteel geen oplossing voor.
We zullen de mogelijkheden voor een evaluatie bekijken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, we verwachten nogal veel van het handhavingsprogramma, omdat de prioriteiten en richtlijnen daarin zullen worden opgenomen. Dat programma zal in het voorjaar 2015 worden voorgelegd aan het parlement. Dat is misschien het ideale moment om de hoorzitting te organiseren.
Mevrouw Van Volcem, u vraagt mij om op te treden. De moeilijkheid is dat je echt een fout moet kunnen bewijzen. Ik herinner me nog – en met mij misschien een aantal collega’s – dat toen ikzelf als parlementslid daarover regelmatig vragen stelde aan minister Van Mechelen, hij de inspectie meebracht zodat ze het zelf konden uitleggen, op basis van vragen die werden gesteld in het parlement. Ik wil daarmee zeggen dat het niet zo evident is. Je moet fouten kunnen bewijzen. Maar het is inderdaad lastig dat, als er een intentie is die heel uitdrukkelijk vermeld wordt in de memorie van toelichting, er toch nog andere instrumenten worden bovengehaald. Ik heb het daar ook lastig mee. De signalen zijn gegeven. Zoals gezegd, zullen we het goed opvolgen en nagaan hoe we het verder kunnen bijsturen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik ben voor het primaat van de politiek.
De vraag om uitleg is afgehandeld.