Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
In de vorige legislatuur hebben we in deze commissie enkele keren met minister Crevits van gedachten gewisseld over het voornemen van Waterwegen en Zeekanaal (W &Z) om de veerdiensten op de Schelde betalend te maken.
Als u het mij vraagt, is dat een nogal onzalig en vooral onpraktisch idee. Blijkbaar was ook W&Z tot dat inzicht gekomen. In plaats van individuele mensen te laten betalen – wat een hoop risico’s, praktische beslommeringen en kosten met zich mee zou brengen –, zou volgens minister Crevits worden geprobeerd om de factuur niet bij de gezinnen, maar bij de gemeenten te leggen – u weet wel, die lokale besturen die ongeveer voor alles wat de Vlaamse Regering niet meer wil doen, moeten opdraaien.
Dat project is onder de radar verdwenen. We hebben daar zeer weinig van gezien. Ik heb ook geen huldigende aankondigingen gezien van gemeentebesturen die plots recht sprongen om te zeggen dat ze de kosten van die veerdiensten op zich zouden nemen. Daarom heb ik een schriftelijke vraag gesteld aan minister Crevits op 14 maart 2014. In het antwoord stond dat een onderzoek is gestart.
Minister, in de vraag die ik aan u stelde, zegt u dat er vandaag veel variatie is in de exploitatie van die veerdiensten en dat u werk wilt maken van een coherent beleid. Dan gaan er bij mij alarmbellen af omdat ik terugdenk aan vorige discussies over het betalend maken. In uw beleidsnota vind ik daarover helemaal niets terug. Ik hoop dat u licht op de zaak kunt laten schijnen.
Minister, kunt u de opschorting van die bestaande studie toelichten? Heeft de opschorting ook een einddatum? Wanneer komt u tot conclusies? Gaat u het onderzoek afsluiten? Hoe gaat u zekerheid creëren? Hoe zult u de betrokken stakeholders op de hoogte brengen? Zult u de veerdiensten al dan niet betalend maken? Welke maatregelen en initiatieven acht u nodig om tot een coherent beleid hieromtrent te komen?
De heer De Clercq heeft het woord.
In de Gentse Kanaalzone zijn er twee veerdiensten die heel goed functioneren. In de Vlaamse regio zouden er in 2012 1,3 miljoen mensen gebruik hebben gemaakt van dit vervoermiddel, soms naar het werk, naar school of voor recreatieve verplaatsingen. Dat toont toch wel het belang daarvan aan. Minister, kunt u hierover duidelijkheid geven?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat onderzoek is op eigen initiatief van W&Z stopgezet omdat ze de vorming van de nieuwe regering wilden afwachten en de beleidsopties die hen zouden aanbelangen. Zoals vermeld in mijn beleidsnota zijn we bezig met een kerntakendebat binnen ons beleidsdomein, waarbij alles in vraag wordt gesteld. Moet de administratie nog doen wat ze vandaag doet?
Ik heb vastgesteld dat er binnen mijn beleidsdomein, maar ook daarbuiten via onder andere privé-initiatieven, verschillend wordt omgegaan met het gebruik van veerdiensten. Daarnaast is er ook de budgettaire realiteit, waardoor we de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk moeten inzetten, en ook de visie op het gratisbeleid die we al hebben uitgerold ten aanzien van andere politiek actuele thema’s.
De vraag is welke dienstverlening gratis moet blijven en voor welke dienstverlening een kleine bijdrage wordt gevraagd. Ik heb de administratie gevraagd om die studie weer op te nemen en af te ronden. Mijn beleidsvisie zal natuurlijk ook afhangen van de oplevering van die studie en het advies van W&Z zelf. Er spelen wel enkele objectieve gegevens mee, namelijk dat het verzekeren van veerdiensten een aanzienlijke kost betekent voor de begroting, zowel op het vlak van uitbouwen en onderhoud van infrastructuur, als op het vlak van de exploitatie in eigen regie of via uitbesteding.
Die kost vertoont over de jaren heen een duidelijk stijgende trend. Aan de veren die worden geëxploiteerd door W&Z zelf wordt jaarlijks ongeveer 3 miljoen euro besteed, enkel voor exploitatie, zonder onderhoudskosten en zonder investeringskosten. Het is goed dat W&Z durft na te denken over de materie en daarover de discussie is aangegaan. Ik wacht hun studie af.
Alleszins geef ik ter overweging mee – het is dus geen voorafname – dat gebruikersprofielen en de mobiliteitsfunctie ook moeten toelaten om casus per casus te bekijken: welke rol speelt dat betrokken veer in uw verkeersstroom? Kan dat zorgen voor het ontlasten van andere verkeersassen? Hoe belangrijk is dat dan?
Verder moeten we het gebruikersprofiel bekijken. Is het voor woon-werkverkeer of recreatief? Dat zijn overwegingen die meespelen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik ben echt een beetje van mijn melk. Ik had gehoopt dat ik een antwoord zou krijgen. Maar u hebt hier net de problematiek die we allemaal kennen, herhaald. U hebt ons meegegeven dat die studie wordt heropgenomen. Ik heb van u geen termijn gehoord waarbinnen een beslissing te verwachten valt. Misschien kunt u die alsnog meegeven.
Ik heb vooral niet het kader gekregen waarin u, als nieuwe minister, die ontwikkeling ziet. U hebt net gezegd dat W&Z in afwachting van een nieuwe regering een studie heeft ingetrokken. En dat, nu er een nieuwe regering is, iedereen verder gaat waar het gestopt was. Moet ik dan afleiden dat u ter zake geen enkele richtlijn hebt meegegeven aan W&Z en dat u ten aanzien van die veren geen ander standpunt hebt dan twee vragen die ik eerlijk gezegd nogal frappant vind?
U stelt zich vragen over de rol van een veer. Ik zal u dat vertellen, minister: dat is om aan de overkant van een rivier of kanaal te geraken. Als sommige veerdiensten er niet zouden zijn, zouden er omrijdfactoren zijn die meer dan significant zijn.
De heer De Clercq heeft daarnet verwezen naar de veerdiensten in het Gentse. U moet maar eens de omrijdfactor rond het kanaal in Gent in ogenschouw nemen. U moet maar eens de Scheldeveren vanaf Schoonaarde tot Hemiksem bekijken en tellen hoeveel bruggen er zijn. Ik vind het raar dat u zegt dat we moeten bekijken welke rol die veren spelen in de verkeersstromen.
U zegt dat we moeten kijken naar het onderscheid tussen recreatie en werken. Met alle respect, maar dat is net het nogal onzinnige opzet dat W&Z bij aanvang van de studie naar voren heeft geschoven. Blijkbaar zou de veerman of veervrouw moeten vragen of de passagiers recreatief of in het kader van het woon-werkverkeer gebruikmaken van het veer. Dan zou je wellicht afgaan op hoe iemand eruitziet of op het tijdstip van de dag. Maar zo werkt dat niet.
Eigenlijk bevestigt u de ongerustheid die we hebben, tenzij u ons nu een kader meegeeft dat wat geruststellender is. Maar ik zie geen enkele sturing. Integendeel, u herhaalt het probleem. Ik zie en hoor echo’s terugkomen van de argumentatie van W&Z bij de vorige initiatieven. Ik wil u erop wijzen dat de heer Meremans, uw partijgenoot, toen een vurig pleidooi heeft gehouden voor gratis veren. Ik weet niet of hij nadien gesanctioneerd is voor het gebruik van het woord ‘gratis’. In het parlement bestond toen alleszins een kamerbrede consensus dat dit een bijzonder kwalijke evolutie zou zijn, die trouwens echt past in een heel slechte kijk op medegebruik van die Scheldedijken en de infrastructuur die daarmee gepaard gaat door deze administratie. Men zegt dat men de fietsers en voetgangers ‘gedoogt’. Ik pleit ervoor om in de toekomst in dit en alle andere dossiers fietser en voetgangers te beschouwen als medestakeholders bij het beheer van onze waterlopen en kanalen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik leer als minister elke dag bij. Ik leer vooral dat ik niet met alle parlementsleden dezelfde open communicatieve stijl moet hanteren. U wilt het blijkbaar echt op flessen trekken.
Ik bedoel niet dat je op het uiterlijk van de mensen moet afgaan om hun gebruikersprofiel te beoordelen. Het gaat natuurlijk over verkeersstromen, zodat je kunt detecteren waarvoor veren vooral worden ingezet: recreatief gebruik, wat in sommige gevallen duidelijk zo is, of woon-werkverkeer. Het gaat er niet over dat je op basis van het uiterlijk moet herkennen of de passagiers toeristen zijn of naar hun werk gaan. Het gaat over het aggregeren van gegevens. Waarvoor worden veren ingezet? Welke verkeersstromen genereert dat? In het kader van het woon-werkverkeer of eerder recreatief?
Ik heb de administratie gevraagd om die studie opnieuw op te nemen, niet alleen voor W&Z, maar ook ruimer, want er worden bijvoorbeeld ook veren gebruikt in het kader van de maritieme dienstverlening kust. Ik ga toch niet eerst een studie vragen en vervolgens al op voorhand zeggen tot welke conclusie die studie moet komen? Ik wil gewoon weten van mijn mensen op het terrein, mensen uit de administratie die de betrokken veren kennen, waarvoor die worden gebruikt, waartoe die dienen en wat die kosten, op basis van hun kennis, ervaring en expertise. Waarom hebben we die mensen als we op voorhand zeggen tot welke conclusie ze moeten komen? We kunnen hen toch moeilijk het kader geven en hen vragen dat te bevestigen? Zo wil ik niet werken. Ik wil gewoon weten wat men mij en u allen op dat vlak kan suggereren. Dat is de werkwijze die ik wil volgen.
De heer van Malderen heeft het woord.
Minister, een paar dingen rijmen niet. U zegt dat ze die veren kennen en weten waartoe ze dienen. Dan had men die studie niet moeten stopzetten. We hadden die gegevens kunnen gebruiken om van u een beslissing te vragen. Ik heb nog altijd niet gehoord wanneer we uw beslissing mogen verwachten.
Ik weet ook niet wat er is gebeurd met de resultaten van de bevraging van steden en gemeenten. Ofwel komt daar uit dat alles bij het oude blijft – wat ik zelf bepleit –, ofwel dat de gebruiker betaalt, ofwel dat men een derde aanspreekt om de factuur te betalen. U laat iedereen daarover in het ongewisse en komt er zelf niet toe om een einddatum of termijn naar voren te schuiven. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Onverwijld, oké.
De vraag om uitleg is afgehandeld.