Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik grijp bij dezen de kans om u een gelukkige verjaardag te wensen en om dit te laten vereeuwigen in de Handelingen van deze commissie.
Voorzitter, minister, collega’s, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) voorziet in een administratieve geldboete van 5000 euro, opgelegd aan personen die handelingen, werken of wijzigingen voorzetten die in strijd zijn met een stakingsbevel dat door een stedenbouwkundig inspecteur werd bekrachtigd. Op zich is dat uiteraard heel positief. Het biedt de stedenbouwkundige inspecteur een stok achter de deur bij het handhaven van het stakingsbevel.
We stellen vast dat er vaak meerdere boetes worden uitgevaardigd voor dezelfde inbreuk. Ook dat is positief wanneer het gaat om verschillende actoren die eenzelfde inbreuk plegen. Het lijkt me vrij logisch dat ze allemaal gestraft worden.
Het probleem rijst wanneer verschillende rechtspersonen die deel uitmaken van eenzelfde actor, allemaal een administratieve boete krijgen. Zo is er een voorbeeld bekend van een horecazaak waar zeven boetes werden opgelegd voor eenzelfde inbreuk: het strijdig gebruik van grond voor het parkeren van voertuigen. De exploitatievennootschap van de horecazaak, de drie statutaire zaakvoerders van de uitbatingsvennootschap, de vennootschap die eigenaar is van de grond waarop de voertuigen geparkeerd stonden en de twee statutaire zaakvoerders van de patrimoniumvennootschap die eigenaar is van de grond kregen een boete. Het lijkt me billijk indien enkel de exploitatievennootschap van de horecazaak en de patrimoniumvennootschap, die eigenaar is van de grond, een boete krijgen. Dat alle zaakvoerders voor dezelfde inbreuk worden bestraft, is niet billijk. Dit gaat verder dan wat men op strafrechtelijk niveau volgt.
Eigenlijk moet er een lijn worden getrokken op het niveau van de administratie: hoe wordt omgegaan met dit artikel van de VCRO dat voor interpretatie vatbaar is?
Minister, mijn vraag is vrij concreet. Bent u bereid om een lijn te trekken en om ervoor te zorgen dat bij een inbreuk die door één actor wordt gepleegd, slechts één rechtspersoon verbonden aan die actor, de boete opgelegd krijgt?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, over handhaving heb ik het tijdens de vorige legislatuur heel vaak gehad. Ik wil me dan ook graag kort aansluiten bij de vraag van de heer Ronse.
Minister, ik meen dat we het er allemaal over eens zijn dat de boetes in dezen een middel zijn, geen doel. Ik kijk dus benieuwd uit naar uw antwoord.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister, dames en heren, dit zal een eerder technisch antwoord zijn. Ik veronderstel dat het de bedoeling van uw vraag is om even te toetsen hoe dit juridisch in elkaar zit.
Het gaat om artikel 6.1.49, paragraaf 1, van het VCRO. Daar staat letterlijk in dat de rekenplichtige van het Herstelfonds een forfaitaire administratieve geldboete kan opleggen aan “de persoon die handelingen, werken of wijzigingen voortzet in strijd met een bekrachtigd stakingsbevel”.
Er staat dus niet expliciet in dat slechts één persoon kan worden beboet. De boete is wel een persoonlijke sanctie en moet worden opgelegd aan alle doorbrekers, degenen die effectief de handeling hebben gesteld. Of er meerdere personen worden beboet, hangt natuurlijk af van de feitelijkheden van het dossier. De rekenplichtige beschikt niet over enige beleidsvrijheid en moet alle geïdentificeerde personen de administratieve geldboete van 5000 euro opleggen.
Dat is een zware sanctie, vandaar dat ook voorzien werd in de mogelijkheid van een administratief beroep bij de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur. Die inspecteur kan de boete verminderen of kwijtschelden, of hij kan uitstel van betaling toestaan, maar daarvoor moeten gegronde redenen bestaan. De inspecteur zal onder meer nagaan of de opgelegde sanctie evenredig is met het concreet gepleegde feit en zo nodig de boete aanzienlijk verminderen. Dit sluit een beetje aan bij de opmerking van de heer Ceyssens.
Het opleggen van een administratieve geldboete en het beoordelen van een verzoek tot kwijtschelding, vermindering of uitstel, zijn exclusieve bevoegdheden van de rekenplichtige van het Herstelfonds en de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur. Deze bevoegdheden zijn decretaal toegekend. Ik kan als minister binnen de huidige context niet ingrijpen. Volgens de geest van het huidige handhavingsplan geldt de administratieve geldboete niet als sanctie, maar als bijkomende stimulans voor de overtreders om tot vrijwillig herstel over te gaan.
Wanneer de betrokkene meent dat hem ten onrechte een geldboete of sanctie werd opgelegd, al dan niet na vermindering in beroep, kan hij nog altijd verzet aantekenen bij de rechtbank van eerste aanleg. Dat verzet schorst de mogelijkheid tot invordering van de boete.
Er is dus in heel wat rechtsbescherming voorzien. De burger wordt niet aan zijn lot overgelaten.
Het feit dat een rechtspersoon handelt door middel van een natuurlijke persoon, doet geen afbreuk aan het gegeven dat het wel degelijk om twee onderscheiden personen kan gaan aan wie elk een administratieve geldboete wordt opgelegd. Ook in het algemene strafrecht kan aan beiden een straf voor eenzelfde misdrijf worden opgelegd wanneer de feiten wetens en willens zijn gepleegd. Er is dus geen sprake van discriminatie, want ook in het gemene strafrecht bestaat dit.
Na de inwerkingtreding van het decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning zal natuurlijk alles grondig wijzigen. Dat weet u. Er zal niet langer sprake zijn van een forfaitaire boete, waardoor de boete meteen kan worden aangepast aan de relatieve zwaarte van de feiten. We zullen dus anticiperen op het feit dat het nu een vast bedrag is.
Bovendien zal de beboetingsambtenaar over de bevoegdheid beschikken om te seponeren op grond van opportuniteitsoverwegingen. De Vlaamse Regering moet de richtlijnen over dit bestuurlijk sepot opnemen in het nog vast te stellen handhavingsprogramma. Dit is momenteel in opmaak. Overeenkomstig artikel 6.1.3, paragraaf 1, derde lid, van de VCRO treedt het handhavingsprogramma pas in werking na goedkeuring door het Vlaams Parlement. Het parlement krijgt dus de gelegenheid om zijn stem te laten horen in deze discussie. Op basis van de door uw geschetste feiten is er geen discriminatie aan de hand. Er is voldoende rechtsbescherming voor de burger. Uiteraard zullen we bij de aanpassing als gevolg van de nieuwe omgevingsvergunning en de handhaving die daarop geënt is, meer mogelijkheden bieden om rekening te houden met de feitelijke situatie. Dit zal in het Vlaams Parlement verder worden besproken.
De heer Ronse heeft het woord.
Het is helemaal niet mijn bedoeling om een juridisch-technisch discours te houden. Ik herinner me het verslag van de Vlaamse ombudsman van enkele weken geleden waarin dit ook is aangehaald. Het probleem is zeker niet dat er gesanctioneerd wordt. Ik heb het voorbeeld aangehaald dat als verschillende rechtspersonen eenzelfde inbreuk plegen, ze allemaal moeten worden gesanctioneerd. Het is wel kafkaiaans dat zowel zaakvoerders als de vennootschap voor eenzelfde feit een boete krijgen.
Het is inderdaad belangrijk dat er in de wijziging in het kader van de omgevingsvergunning, een sanctionering zal worden opgenomen die in relatie staat tot de inbreuk en geen forfaitaire boete. Zwaardere inbreuken moeten zwaarder worden bestraft. Daar kan geen twijfel over bestaan. Zoals de heer Ceyssens al aangaf: de sanctionering mag geen doel op zich zijn, maar een middel.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik kijk reikhalzend uit naar het ‘moment suprême’ waarop we ons zullen mogen uitspreken over het handhavingsplan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.