Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Collega’s, ik excuseer mij bij sommige collega’s die gisteren ook in de commissie Bestuurszaken en Binnenlands Bestuur aanwezig waren. Ik heb dezelfde vraag daar ook aan minister Homans gesteld, omdat zij de operatie van de integratie van verschillende middelen in het Gemeentefonds coördineert.
Minister, collega’s, in het regeerakkoord lezen we dat we een aantal sectorale subsidies zouden worden geïntegreerd in het Gemeentefonds. Ik zal de passage niet voorlezen, want onze tijd is te kostbaar.
Onze fractie staat zeker achter het principe om een aantal vereenvoudigingen door te voeren. De maatregel is daar ook uit voortgekomen. Maar een aantal gemeenten en steden uit de Vlaamse Rand maken zich zorgen over mogelijke negatieve financiële gevolgen van deze maatregel, omdat er ook gesteld werd dat de verdeling van al die middelen de komende jaren zou gebeuren op basis van de verhouding in 2014. Dat zou ook gelden voor de middelen voor het integratiebeleid.
Daarnet ging het over taalstimulering en internationalisering van de Rand. Het was niet tot onze verbazing, maar wel tot de verbazing van collega’s buiten ons werkingsgebied, dat op het einde van de vorige legislatuur, toen de toenmalige minister van Integratie, Bourgeois, zijn lijst bekendmaakte van steden en gemeenten die vooruitgingen in middelen, bleek dat heel wat steden en gemeenten in de Vlaamse Rand zijn vooruitgegaan. De verhouding tussen 2014 en 2019 toont voor die steden en gemeenten een stijgend budget. Ik heb van een aantal gemeenten het groeiritme dat in die omzendbrief vervat zat, ook weergegeven in de schriftelijke tekst van mijn vraag.
Als we een bevriezing, een verdeling op basis van 2014, zouden krijgen, is dat in het bijzonder nadelig voor de Vlaamse Rand. Ik hoef jullie niet uit te leggen dat bij ons niet alleen de bevolking snel stijgt, maar ook de internationalisering. Als je de criteria bekijkt waarop de middelen van het integratiebudget worden verdeeld, gaat het net over het aantal mensen van vreemde origine, het percentage ten opzichte van de huidige bevolking, het percentage van mensen van vreemde origine binnen de groep van werklozen. Die cijfers bewijzen wat we op het terrein al langer zien, maar naast die vaststelling geven de cijfers en die middelen aan steden en gemeenten in de Vlaamse Rand mogelijkheden om daaraan te verhelpen.
Minister, op basis van een aantal contacten met gemeentebesturen, wil ik u een paar vragen voorleggen. In een recent verleden hebben een aantal gemeenten in de brede rand rond Brussel de nadelen ondervonden van een aantal onbegrijpelijke besparingen of wijzigingen in het beleid. Zo werden in de gemeenten Asse, Halle, Drogenbos, Liederkerke en Vilvoorde de middelen voor maatschappelijk kwetsbare jongeren verminderd of geschrapt.
Minister, was u, als minister van de Vlaamse Rand, zich ervan bewust dat er een mogelijke bevriezing zat aan te komen die zeer nadelig is voor de gemeenten in ons werkingsgebied? Hebt u overleg gepleegd met uw collega’s om die situatie aan te kaarten? Zult u bij de uitwerking van deze maatregel van het regeerakkoord aan uw collega’s vragen om een Vlaamse Randtoets uit te voeren, ten einde een correctie mogelijk te maken?
Mijn enige bijkomende vraag dan. Aan de groep van een vijftigtal steden en gemeenten waarvoor minister Bourgeois eind 2013 aankondigde middelen te hebben voor integratie – een maatregel op het einde van de vorige legislatuur – is de boodschap gegeven dat ze een tussentijdse instap zouden kunnen doen. De gemeenten in onze regio die het hoogste budget zouden kunnen ontvangen als ze zouden instappen, zijn Drogenbos, Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Tervuren, Overijse en Hoeilaart.
Minister, uw collega-minister zei gisteren dat ik me niet te veel zorgen zou moeten maken over wat er al is beslist. Op 30 oktober zouden al de andere gemeenten die zouden moeten kunnen instappen, een bericht krijgen of dat effectief gebeurt, of u daar goed nieuws voor zou hebben. In ons werkingsgebied in de Rand, in de zes maar ook de andere gemeenten, scheelt dat een slok op de borrel. Het gaat tenslotte over jaarlijkse middelen tussen 50 en 150.000 euro. Voor kleine gemeenten is dat niet niks, zeker om aan integratiebeleid te kunnen werken.
Minister Weyts heeft het woord.
Op de vraag of de minister van de Vlaamse Rand zich bewust is dat het bevriezen van de lokale integratiesubsidies op het niveau van 2014 vooral nadelig is voor de gemeenten van de Vlaamse Rand, is mijn antwoord: neen, ik ben me daar niet van bewust, want dat zal ook niet zo zijn. Zelfs integendeel. Eigenlijk is het een positieve zaak. De vooropgestelde groei, of in sommige gevallen misschien een krimp, blijft zo. We gaan dat pad niet verlaten. Bij de integratie in het Gemeentefonds zullen de gemeenten niet worden vastgeprikt op het bedrag van 2014, maar zullen we ook in de volgende jaren het groeipad blijven volgen zoals vooropgesteld. In 2015, 2016 en later zullen de overeenkomstige bedragen worden ontvangen zoals ze zijn opgenomen in het ministerieel besluit dat in 2013 is genomen.
Uiteindelijk is die regeling positief voor alle gemeenten in de Vlaamse Rand. Men heeft een heel goede beleidsmaatregel genomen. Vroeger werden de gemeenten gefinancierd op basis van een historische enveloppe voor een lokaal integratiebeleid. Vervolgens heeft minister Bourgeois, als minister van Inburgering en niet als minister van de Vlaamse Rand, een overgangsfase ontwikkeld om de pil te verzachten voor degenen die wat minder zouden krijgen. Vanaf 2016 zou men volledig financieren op basis van objectieve criteria, zoals het aandeel van personen van vreemde herkomst ten opzichte van de totale bevolking, het aantal personen van vreemde herkomst zelf en enkele achterstandsindicatoren.
Aangezien de historische enveloppe niet overeenstemde met de realiteit, is het een goede zaak voor alle gemeenten van de Vlaamse Rand dat die financiering zal worden afgestemd op objectieve criteria en dus op de realiteit. Dat betekent dat dit voor alle tien gemeenten in de Vlaamse Rand die via die weg financiële middelen krijgen, leidt tot een groeipad. Om een lukraak voorbeeld te geven: Vilvoorde krijgt in 2014 132.000 euro. Door de overgangsperiode wordt dat in 2015 al 160.000 euro, om in 2016 op een bedrag van 189.000 euro uit te komen. Dat is toch een goede zaak. Dit is dus eigenlijk voor alle gemeenten van de Vlaamse Rand een positieve zaak. Ze krijgen allemaal meer middelen. Ik hoop dat ze die middelen dan ook zullen spenderen aan dat lokale integratiebeleid. Daar ga ik van uit.
De tussentijdse instap is een bevoegdheid van de minister van Inburgering. Daar heb ik geen zicht op en geen zeg over.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, bedankt voor deze geruststelling. Eén zaak valt me wel op in deze discussie. Als ze die cijfers bekijken, vragen mensen me hoe het komt dat in mijn regio de gemeenten er financieel op vooruitgaan op dat terrein. Ik leg dan uit wat de criteria zijn en dat het eigenlijk logisch is dat, als je de veranderingen in de Rand kent, de budgetten die daaraan zijn gekoppeld ook stijgen. Het leert me wel dat bovenop het werk aan begrotingen en beleidsnota’s, u en ook wij allemaal een belangrijke taak hebben voor de veranderingen en evoluties in de Vlaamse Rand en Brussel. In deze commissie zijn we toch met die twee bezig.
Als er hier provinciale debatten zijn over economische zaken die gebeuren in West-Vlaanderen, Antwerpen, Brussel of het Gentse havengebied, zijn onze collega’s daar heel sterk in geëngageerd. Wij hebben dan ook een promotionele en pedagogische taak als woordvoerder, niet alleen van onze eigen regio, maar ook binnen onze fracties. We moeten de aandacht daar blijven op vestigen. Hier gaan we vooruit, maar in deze commissie zullen we ook nog wel debatteren over de achterstand die we in de Rand hebben opgelopen inzake onderwijs en welzijn, zeker in vergelijking met de rest van Vlaanderen.
Op dit punt hebben de gemeenten echt wel een mooie sprong gemaakt. Ik hoop dan ook dat die gemeenten zullen doen wat wij doen: niet alleen die middelen gebruiken voor integratie, maar er zelf ook nog een schep bovenop doen.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer De Ro, u had het over het draagvlak voor een Vlaamse Randbeleid. Minister-president Bourgeois heeft in zijn hoedanigheid als minister van Integratie en Inburgering een moedig beleid gevoerd. De subsidiëring werd niet langer gebaseerd op historische enveloppes, maar op de realiteit. Dat heeft tot gevolg dat sommige grote steden erbij inschieten, maar dat steden en gemeenten die effectief in realiteit veel meer dan anderen worden geconfronteerd met de problematiek, ‘loon naar werk’ krijgen. Dat is een goede evolutie, die niet zonder slag of stoot is gebeurd, maar het was een moedige beslissing.
De vraag om uitleg is afgehandeld.