Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de wet betreffende de economische expansie van 1970 werd opgesteld met als doelstelling het stimuleren van economische activiteit in een bepaalde regio. Ze stelde gemeente- en stadsbesturen in staat om tegen een goedkope prijs gronden te verkopen aan bedrijven, om zo economische bedrijvigheid te stimuleren en werkgelegenheid te creëren. De wet voorzag tegelijk voor de besturen in een stok achter de deur door hun de optie van het terugkooprecht te schenken. Die stelt het bestuur in staat grond en de gebouwen erop terug te kopen wanneer een bedrijf er niet in slaagt aan de beloofde voorwaarden te voldoen. Daardoor kan de gemeente erop toezien dat de economische dynamiek in de regio gewaarborgd blijft.
Een van de mankementen in deze wetgeving was echter dat het terugkooprecht was gebaseerd op de geïndexeerde oorspronkelijke terugkoopprijs. Dat is een euvel dat het decreet Ruimtelijke Economie van 2012 heeft verholpen. Dat was dus de vorige meerderheid. Sindsdien gebeurt de waardering aan de hand van de indexatie van de laatste en niet de initiële verkoopprijs, plus – en dat is ook heel belangrijk – de marktwaarde van de gebouwen. Op die manier wordt een marktconforme prijs gegarandeerd.
Het probleem is dat dit decreet Ruimtelijke Economie van 2012 niet met terugwerkende kracht werkt. Er is één belangrijke voorwaarde voor een gemeente om dit terugkooprecht op te eisen, namelijk dat het motief om deze gronden terug te kopen economisch moet zijn. Zo wordt gegarandeerd dat het oorspronkelijke doel, het aanwakkeren van economische bedrijvigheid, wordt nagestreefd. Net daarom is het verboden om gronden terug te kopen op basis van louter financiële motieven.
Net daar zou het schoentje naar verluidt knellen bij sommige gemeente- en stadsbesturen. Een zesde van de gemeenten zou namelijk problemen hebben om in het kader van de beleids- en beheerscyclus de begroting sluitend te krijgen. Om niet onder curatele van de Vlaamse overheid te komen, zoeken zij hun heil in creatieve inkomsten, en die creativiteit zou worden gebruikt bij het terugkooprecht. Bedrijven zouden worden verplicht om dit terugkooprecht af te kopen, met het vooruitzicht dat de steden anders hun terugkooprecht zouden toepassen.
Dit is duidelijk een financieel en geen economisch motief, en dus in strijd met zowel de geest als de letter van het decreet Ruimtelijke Economie. Het is een verdoken belasting ten aanzien van ondernemers, op een moment dat het algemene besef leeft dat we ondernemers net moeten ontlasten.
Minister, zijn er inderdaad gemeenten of steden die bedrijven willen verplichten het terugkooprecht af te kopen, om zo inkomsten te genereren? Bent u het ermee eens dat dit in strijd is met de geest en de letter van het decreet Ruimtelijke Economie? Bent u van plan om maatregelen te nemen om deze praktijk te verhinderen, en zo ademruimte te geven aan die ondernemers die eventueel hiermee worden geconfronteerd?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Gucht, dit is een vrij technische vraag. Ik zal daar ook een vrij technisch antwoord op geven. Ik weet dat het effect ervan niet technisch is, maar het is een vrij technische zaak. Naar aanleiding van uw vraag heb ik mijn administratie gevraagd of ze daar weet van heeft. De administratie meldt me geen weet te hebben van steden of gemeenten die bedrijven verplichten het terugkooprecht af te kopen. Er is wel sprake van een geval waarbij een dading op basis van vrijwilligheid naar voren wordt geschoven om juridische geschillen snel te kunnen beslechten. De dading die werd afgesloten en waarnaar u – gezien uw woonplaats – wellicht verwijst, heeft betrekking op verkoopovereenkomsten waarin clausules werden opgenomen op basis van artikel 32 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, en dus niet op basis van het decreet Ruimtelijke Economie.
Artikel 32 van de wet betreffende de economische expansie bevat geen bepalingen met betrekking tot de modaliteiten op basis waarvan kan worden teruggekocht of op basis waarvan de doorverkoop kan worden geweigerd. Dit zet de deur inderdaad open voor onduidelijkheden, voor verkeerde verwachtingen en ook voor misbruiken. Alleszins zijn er heel wat juridische geschillen geweest en lopen er ook nog geschillen zonder dat er noodzakelijkerwijze sprake is van misbruik, maar die het gevolg zijn van de decreetsbepaling dat een terugkoop van bedrijfspanden door de begunstigde van het terugkooprecht kan gebeuren aan de boekwaarde, als de boekwaarde van de gebouwen lager is dan de marktwaarde. Voor gebouwen waarin daadwerkelijk jarenlang is geproduceerd, zal de boekwaarde doorgaans heel wat onder de marktwaarde liggen, zodat eigenaars de terugkoop als onrechtvaardig beschouwen, zeker als door een verkoop economische activiteiten kunnen worden hervat in het gebouw. Dat lijkt me heel logisch.
Met de inwerkingtreding van het decreet Ruimtelijke Economie werd dit euvel wel verholpen. Het terugkooprecht waarin wordt voorzien in het decreet Ruimtelijke Economie, is gekoppeld aan een bouw- en exploitatieverplichting met betrekking tot de economische bedrijvigheid enerzijds en aan het naleven van de gebruiksvoorwaarden en de sectorale regelgeving anderzijds. Wanneer er bijvoorbeeld een staking van de activiteiten, leegstand en dergelijke meer is, met andere woorden als niet langer voldaan is aan de bouw- en exploitatieverplichting, dan kan een begunstigde van het terugkooprecht ingrijpen. Het terugkooprecht kan dan maar worden uitgeoefend als een substantieel deel van de grond gedurende meer dan twee jaar niet meer wordt gebruikt –wat me al veel lijkt te verduidelijken en beter te maken voor de bedrijven – en pas als na een remediëringstermijn van een jaar na de ingebrekestelling van het bedrijf in kwestie er nog steeds geen activiteit plaatsvindt.
Die maatregel vormt met andere woorden een krachtig instrument om leegstand en verwaarlozing tegen te gaan, maar ook om een correct gebruik van de bedrijfskavel af te dwingen. Tegelijk geeft het ook de tijd om de marktdynamiek te laten spelen, in zoverre de toestemming tot doorverkoop mogelijk is. Dit veronderstelt dus wel dat een dergelijke toestemming tot doorverkoop conform de geest van het decreet gebeurt. Met die maatregelen is dat het geval. Daarom wil ik lokale besturen en begunstigden van het terugkooprecht aanzetten om toch een beleid ter zake te ontwikkelen, door een terreinbeheer- en uitgifteplan uit te werken, zodat investeerders vooraf de spelregels kennen en zodat lokale besturen zichzelf verplichten om goed te overwegen waarom ze eventuele voorwaarden zouden koppelen aan de toestemming tot doorverkoop. Conform het decreet mogen dergelijke voorwaarden dan niet ingegeven zijn door louter financiële overwegingen.
Ik zal mijn administratie de opdracht geven om met de betrokken besturen – voor zover ik weet, gaat het hier over één bestuur – in overleg te treden om in dergelijke dadingsovereenkomsten de modaliteiten te verfijnen, zodat aan de geest van het decreet Ruimtelijke Economie wordt voldaan. Ik denk dat het dit is wat u concreet vraagt. Voor nieuwe akten afgesloten voor bedrijfskavels waarop artikel 26 van het decreet van toepassing is, is een conformiteit met het decreet Ruimtelijke Economie verplicht. Artikel 26 stipuleert dat publieke rechtspersonen bij het verkopen, in opstal, erfpacht of vruchtgebruik geven van hun bedrijfskavels, als ze die bedrijfsgronden hebben ontwikkeld met subsidies of via onteigening of de bedrijfsgronden hebben verkregen na een terugkoop, het recht van terugkoop moeten opnemen in de onderhandse overeenkomst of de authentieke akte.
Dit is vrij technisch en vrij juridisch. Ik denk dat ik het zelf wel heb begrepen. Hiermee wordt een oplossing gegeven aan de problemen die rijzen. Mijn administratie zal nog contact opnemen met het bestuur in kwestie om de geest van de wet duidelijk te doen respecteren. Ik meen dat u zo een antwoord hebt gekregen op uw vraag.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Aangezien het een vrij technisch en juridisch antwoord is, zou ik u willen vragen of ik het ook op papier kan krijgen.
Indien ik het goed heb begrepen, zult u met het betrokken bestuur contact opnemen. Er zijn echter meerdere gemeenten en steden die het terugkooprecht zouden kunnen misbruiken. Zou het mogelijk zijn uw diensten te laten onderzoeken of het decreet van 2012 in dit verband kan worden aangepast?
Indien het decreet met terugwerkende kracht zou gelden, zou dit de onzekerheid wegnemen waarmee veel bedrijven momenteel worden geconfronteerd. Er zijn heel wat bedrijfsleiders die geen financiële problemen hebben, maar toch hun onderneming verhuizen. Ze doen dat dan omdat de productie is toegenomen en hun huidig pand te klein is geworden. Er zijn ook andere redenen. Aangezien ze het geld niet nodig hebben, laten ze het pand leegstaan of verhuren ze het pand. Indien ze het zouden verkopen, zou het gemeentebestuur immers met een dading kunnen komen of het terugkooprecht op onreglementaire wijze kunnen uitoefenen.
Het terugkooprecht is in dergelijke gevallen om eenvoudige redenen niet reglementair. Het terugkooprecht zou enkel reglementair zijn indien het bedrijf, dat de gronden aan een goedkope prijs heeft kunnen kopen, gedurende de jaren dat het over de gronden heeft kunnen beschikken niet zou hebben gedaan wat het moest doen. Het bedrijf moest ervoor zorgen dat mensen een job en zekerheid hadden en op die manier vooruit konden komen in de maatschappij.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer De Gucht, u moet het antwoord nog eens goed bestuderen. Volgens mij ben ik in mijn antwoord ingegaan op het punt met betrekking tot de bedrijven uit het verleden dat u naar voren hebt gebracht. Volgens mij is er een oplossing. Indien dat niet het geval zou zijn, ben ik bereid dit verder te onderzoeken.
Volgens mij is er een oplossing. De schatting van de waarde houdt geen verband met de goedkope aankoop in het verleden. Aangezien een gebouw wordt afgeschreven, ligt de boekwaarde veel lager dan de werkelijke waarde. In mijn antwoord heb ik aangehaald dat dit in het decreet van 2012 is opgelost. Daarnaast heb ik vermeld welke stappen de administratie zal zetten.
Mijnheer De Gucht, volgens mij is het probleem opgelost. Indien dit niet het geval zou zijn, ben ik bereid verder naar een oplossing te zoeken.
Mijnheer De Gucht, we hebben u het antwoord op papier bezorgd. Ik wil ook opmerken dat van elke vergadering Handelingen worden geschreven waarin alles letterlijk staat genoteerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.