Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van mijn schriftelijke vraag nummer 48 had ik graag wat meer verduidelijking gehad op het antwoord dat ik daarop kreeg. Over het ontwerp Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) III, dat Vlaanderen bij Europa heeft ingediend, stelt u dat “de opmerkingen van Europa vaak vragen om verduidelijkingen in de tekst of bijkomende motivatie betreffen waarom bepaalde keuzes gemaakt werden”.
Naar verluidt zouden er vanuit Europa toch redelijk wat opmerkingen zijn gemaakt. Tevens wijst u op een beperkt aantal suggesties voor het inhoudelijk bijsturen en stelt u verderop dat de tekstuele aanpassingen inhoudelijke bijsturingen zo veel mogelijk willen vermijden.
Opmerkelijk is verder dat er blijkens het antwoord op mijn schriftelijke vraag geen concrete tijdslimiet is vooropgesteld voor Vlaanderen om op deze opmerkingen een antwoord te formuleren. Toch zal dit toch gevolgen hebben voor het tijdstip waarop het programma kan beginnen te lopen.
Minister, ik krijg dus graag wat meer details, zoals aanvankelijk de bedoeling was.
Welke concrete vragen om verduidelijking heeft de Europese Commissie geformuleerd ten aanzien van het ontwerp van PDPO van Vlaanderen? Welke concrete suggesties voor inhoudelijke bijsturingen worden er vanuit Europa geformuleerd? Waarom wilt u de inhoudelijke bijsturingen zo veel mogelijk vermijden en dus zo min mogelijk gehoor geven aan de opmerkingen vanuit Europa?
U wijst erop dat er geen tijdslimiet staat op het beantwoorden van de opmerkingen van de Europese Commissie. Welke gevolgen heeft het uitblijven van die antwoorden vanuit Vlaanderen op de inwerkingtreding van het PDPO? Welke timing hebt u zichzelf opgelegd om gevolg te geven aan de vragen van de Europese Commissie?
Minister, ik las deze week toevallig een artikel over het cohesiebeleid en het plattelandsbeleid. Welke minister volgt het cohesiebeleid op? Is dat ook uw bevoegdheid of die van een andere collega?
Ik was wat verrast over de verdeling van middelen in België tussen Vlaanderen en Wallonië wat dat cohesiebeleid betreft. Daarom vraag ik wie daarvoor verantwoordelijk is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vanderjeugd, de Europese Commissie heeft inderdaad een heel pak opmerkingen gemaakt, die dateren van 2 september. Het gaat om 40 bladzijden en 334 opmerkingen. Ik ga ze dus niet allemaal voorlezen.
Die opmerkingen kunnen worden opgedeeld in twee soorten: structurele opmerkingen en inhoudelijke aanbevelingen. De mate van detail varieert heel sterk. Soms gaat het over afrondingsfouten in de ingediende tabellen, maar er zijn ook algemene opmerkingen die bij elke maatregel opnieuw gesteld worden. Dit kan heel veel lijken, maar in vergelijking met andere lidstaten is dat nog beperkt. Men heeft het heel nauwkeurig bekeken en iedereen veel opmerkingen laten maken. Dat geldt ook voor ons.
Bij nazicht van die 334 opmerkingen blijkt dat het overgrote aandeel kleine en aanvaardbare opmerkingen en vragen zijn. Voorbeelden hiervan zijn: vragen naar gebruik van meer recente data, de vraag om cijfers en data tussen verschillende tabellen op eventuele inconsistenties te checken, de vraag naar het bijvoegen van tabellen enzovoort.
Bij de inhoudelijke vragen zien we een aantal clusters. Een eerste cluster omvat de vragen naar duidelijkere omschrijvingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de respons op de aanbevelingen van de ex-ante-evaluator, het verder uitwerken van selectiecriteria, het gebruik van voorschotten, het gebruik van overheidsopdrachten, de rol van de Europese Unie bij publiciteit, extra uitleg van concepten als ‘setting up’ bij jonge landbouwers enzovoort. In een tweede cluster wordt gevraagd om meer de link te leggen met de bestaande Vlaamse beleidsinstrumenten buiten PDPO en met andere fondsen zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Tot slot kan een deel van de vragen worden beschouwd als een cluster waarbij de inhoudelijke keuzes van PDPO extra moeten worden gemotiveerd. Voorbeelden hiervan zijn: vraag naar meer motivatie van de gemaakte strategische keuzes en de gekozen indicatoren, vraag naar meer motivatie van de onrechtstreekse bijdrage van bepaalde maatregelen aan bepaalde prioriteiten, vraag naar meer aandacht voor onderlinge linken.
Ik wil die inhoudelijke suggesties en bijsturingen die een verbetering betekenen, zeker meenemen in de uitwerking. Dat spreekt voor zich. Niet alle inhoudelijke suggesties lopen parallel met de inhoudelijke en strategische keuzes die Vlaanderen wil maken. Die werden trouwens ook bekrachtigd door de Vlaamse Regering en meegenomen in het Partnerschapsakkoord. Hierbij heeft Vlaanderen het recht en de mogelijkheid om waar nodig ook eigen keuzes te verdedigen.
Er zijn geen wettelijke termijnen vastgelegd om te reageren als lidstaat, maar ook ter zake is onze administratie niet bij de pakken blijven zitten. Binnen een maand na ontvangst werd een eerste reeks van antwoorden overgemaakt aan de Europese Commissie. Het resterende pakket antwoorden werd in de tweede helft van oktober overgemaakt. Intussen heeft de secretaris-generaal een schrijven gericht aan de Europese Commissie, met de vraag om snel te antwoorden op die reactie van Vlaanderen. De Europese Commissie kan PDPO III trouwens pas goedkeuren nadat het Partnerschapsakkoord officieel is goedgekeurd, wat vorige week dus is gebeurd.
Mocht daar vraag naar zijn, dan kunnen de gemaakte opmerkingen en de antwoorden daarop ook ter beschikking van het parlement worden gesteld. We zullen die bezorgen. Het is misschien interessant om die informatie ook te hebben.
Mijnheer De Meyer, het cohesiebeleid valt onder mijn collega, minister Muyters. Het Visserijfonds behoort natuurlijk wel tot mijn bevoegdheden. Misschien was er wat verwarring, maar het echte cohesiebeleid is dus de bevoegdheid van minister Muyters.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoor dat we deze opmerkingen zullen kunnen inzien. Dat is goed.
Wanneer zien we PDPO III in werking treden? Ik had gehoord dat dit in de helft van volgend jaar zou gebeuren. Klopt dat, of is dat niet de bedoeling?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Bepaalde maatregelen zijn al van kracht of kunnen al van kracht worden, ook al is er geen definitieve goedkeuring. Dat is dan voorlopig. Het is dus niet zo dat we blijven wachten en ondertussen niets doen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Op die manier zullen we dat dus oplossen, of wordt dat al opgelost.
De vraag om uitleg is afgehandeld.