Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb gelezen dat de staatssecretaris bevoegd voor asiel en migratie plannen heeft om minderjarigen opnieuw op te sluiten in gesloten centra. Als minister bevoegd voor de kinderrechten weet u wellicht dat het opsluiten van kinderen in gesloten centra strijdig is met artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat ook door ons land ondertekend werd. Volgens dat verdrag moet bij alle maatregelen die betrekking hebben op kinderen, het belang van het kind worden vooropgesteld. Het spreekt vanzelf dat het opsluiten van kinderen slechts zelden in hun beste belang is.
Bovendien stelt datzelfde verdrag in artikel 37 dat het opsluiten van kinderen enkel een uiterste maatregel kan zijn die slechts in uitzonderlijke gevallen en voor de kortst mogelijke duur mag worden genomen. Uit het interview van de staatssecretaris blijkt duidelijk dat hij deze maatregel weer systematisch wil invoeren, ondanks de veroordelingen die België in het verleden opliep door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ik verwijs daarbij zowel naar de zaak uit 2007 van een 5-jarig Congolees meisje dat meer dan twee maanden zonder familie opgesloten zat in Steenokkerzeel, waarvoor België werd veroordeeld, als naar een zaak die is uitgesproken in 2010, een veroordeling voor het opsluiten van vier kinderen met hun Tsjetsjeense moeder. Er werden duidelijk ernstige psychologische en psychotraumatische symptomen vastgesteld bij de kinderen, die volgens de uitspraak mee werden veroorzaakt door hun opsluiting. De betrokkenen moesten worden vrijgelaten om verdere schade tegen te gaan.
Ik vind het dan ook belangrijk dat u uw collega’s in de Federale Regering eraan herinnert dat het IVRK door iedereen moet worden toegepast, zodat ook die Federale Regering bij het opstellen van beleidsplannen zich er terdege van bewust is dat u als minister bevoegd voor de kinderrechten zich het lot van die kinderen aantrekt en zult reageren wanneer hun beleidsvoorstellen eventueel indruisen tegen de rechten van het kind.
Minister, welke stappen zult u, minister bevoegd voor de kinderrechten in Vlaanderen, ondernemen om te beletten dat de kinderrechten in dit land op systematische basis zullen worden geschonden? Op welke wijze kunt u uw collega’s in de Federale Regering eraan herinneren dat dat IVRK niet enkel in Vlaanderen, maar ook in België moet worden toegepast?
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, kinderen zijn universeel en belangrijk. Het is niet iets waar men licht over gaat. Ik zeg er duidelijk bij: ook niet voor de N-VA, op gelijk welk niveau.
Uit deze vraag om uitleg zou je kunnen afleiden – maar dat kan enkel gebeuren door kwade geesten – dat wij die intentie niet hebben. Zoals ik al zei: dat zijn dan kwade geesten. Stel je voor dat iemand van mijn partij zomaar luide rockmuziek zou verspreiden om mensen met kinderen te verdrijven. Stel je voor. In die situatie zitten we gelukkig niet.
Deze vraag om uitleg sluit eigenlijk aan op een debat dat werd gevoerd in het federaal parlement. Daarbij werd dit thema al behandeld. De staatssecretaris heeft daarop al een inhoudelijk antwoord gegeven, namelijk tijdens het investituurdebat op 16 oktober. Misschien is die informatie niet tot hier geraakt of is er iets verkeerd gelopen bij de communicatie. Ik weet het niet.
Voorzitter, we kunnen ook altijd een doorslag maken van de federale debatten. Dat is geen probleem voor mij, want wat mij betreft mag alles wat federaal is ook meteen naar Vlaanderen komen. U weet dat. Ik verheug mij daarop. Ik kijk reikhalzend uit naar uw antwoorden.
Ik wil de indruk dat de N-VA kil, harteloos en tegen kinderen is, voor eens en voor altijd naar de prullenbak verwijzen. Ik denk dat iedereen, op Vlaams en federaal niveau, zich ervan bewust is dat je alles moet doen en daarbij de kinderrechten en mensenrechten moet bewaken. Ik denk dat een humaan beleid in alle opzichten en op alle terreinen mogelijk moet zijn. Ik ben mij ervan bewust dat het niet altijd een gemakkelijke oefening is.
Ik wil vanuit mijn fractie aansluiten in dit debat, maar ook een beetje vanuit mijn voorzittersrol.
Mijnheer Meremans, het is niet de bedoeling om hier een doorslag te maken van de federale debatten. Laat dat duidelijk zijn.
Kinderrechten zijn een Vlaamse bevoegdheid. Dat is uitdrukkelijk zo bepaald in het decreet. Er is in het decreet geen restrictieve interpretatie van wat jeugdbeleid is. Het is een brede interpretatie. Ik kan dus niet anders dan daarop door te gaan. Dat is een formeel antwoord.
Dat parlementen of overheden op elkaar wegen, toezien en kritiek hebben, is normaal in een democratie.
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, binnen de Vlaamse Regering sta ik in voor de coördinatie van het kinderrechtenbeleid. Die coördinatie blijft uiteraard beperkt tot de bevoegdheden van de Vlaamse overheid. Ik zal trouwens vanuit dat oogpunt, in deze beleidsperiode, toezien op de verdere invoering van de slotbeschouwingen van het Internationaal Comité voor de Rechten van het Kind met betrekking tot de uitvoering van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind in België.
In de uitvoering van het VN-Kinderrechtenverdrag moet Vlaanderen rapporteren over de toepassing ervan, wel te verstaan binnen de eigen bevoegdheden. Die Vlaamse rapportage wordt vervolgens ingebracht in een Belgisch rapport dat gecoördineerd wordt door de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind (NCRK). Binnen die commissie werd een sjabloon opgemaakt om te verzekeren dat de rapportage zou beantwoorden aan de richtlijnen van de Verenigde Naties en een antwoord zou bieden op de slotbeschouwingen die België ontvangen heeft bij de voorstelling van het gecombineerde derde en vierde periodiek rapport over de toepassing van het Kinderrechtenverdrag door België, in juni 2010.
In het kader van het voorzitterschap van het Comité van Ministers van de Raad van Europa organiseert het Vlaamse Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media in samenwerking met de FOD Justitie en de Franse Gemeenschap een Europese conferentie over het belang van het kind. Aanleiding is de 25e verjaardag van het Kinderrechtenverdrag. Opzet is om het vage en complexe concept ‘belang van het kind’ beter te begrijpen en te vertalen naar concrete handvaten voor de professionals en beleidsmakers in de 47 lidstaten van de Raad van Europa. De focus zal liggen op het belang van het kind in familiale aangelegenheden. Daarbij kan ik u verzekeren dat de situatie van kinderen in asielcontext ook ter sprake zal komen.
Wat betreft het opsluiten van kinderen uit asielzoekende gezinnen stelt de slotbeschouwing 77: “Het Comité dringt er bij de Lidstaat op aan een einde te maken aan de detentie van kinderen in gesloten centra, alternatieven voor detentiemogelijkheden te creëren voor gezinnen die asiel aanvragen en de noodzakelijke maatregelen te treffen om snel tijdelijke huisvesting te vinden om gezinnen wiens asielaanvraag geweigerd werd en die op straat leven, een onderkomen te bieden.”
Persoonlijk zou ik er, op basis van een of meer persartikels of interviews, nooit van durven uitgaan dat de nieuwe Federale Regering zich niet zal houden aan de internationale verdragen die de federale overheid in het verleden heeft gesloten. Bovendien heeft de staatssecretaris vorige week donderdag in de plenaire vergadering van de Kamer letterlijk verklaard: “Ik garandeer u dat deze regering alle internationale en Europese rechtsregels zal respecteren. Laat daarover niet de minste twijfel bestaan.”
Ik heb daarover trouwens met de staatssecretaris op zijn initiatief een goed en correct contact gehad.
Ik ben er trouwens van overtuigd dat, wanneer de internationale rechtsregels toch zouden worden geschonden, de controlemechanismen die daarvoor bestaan in een democratische rechtsstaat ook hun werk zullen doen. Ik denk dan in de eerste plaats – en dat mag u mij niet kwalijk nemen – aan het federale parlement. Wanneer de federale overheid hierover in de fout gaat, dan dient zij, en niet de Vlaamse overheid, zich daarvoor te verantwoorden. Ik voel me in dezen dus niet aangesproken.
Heel concreet kan ik concluderen dat ik niet in de bevoegdheid ben om de zogenaamde mogelijke vrees die u aanhaalt, aan te pakken. Toch zal ik er alles – wat binnen mijn bevoegdheden mogelijk is – aan doen om de kinderrechten te vrijwaren en toezien op de verdere invoering van de slotbeschouwingen van het Internationaal Comité voor de Rechten van het Kind met betrekking tot de uitvoering van het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind in België.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, uw antwoord heeft mij deels gerustgesteld, maar ook deels teleurgesteld. Het is niet zomaar een vermoeden of intentieproces van mijn kant.
U mag natuurlijk zeggen dat iets dat in de krant staat, geen aanleiding hoeft te zijn om te denken dat mensen ook menen wat ze in de krant zetten. Maar meestal ga ik ervan uit dat wanneer een persoon iets zegt, hij dat dan ook meent, tenzij het achteraf wordt rechtgezet.
Er stond heel duidelijk in De Standaard dat staatssecretaris Francken ook opnieuw mogelijk wil maken om gezinnen met minderjarige kinderen zonder verblijfspapieren in het gesloten centrum 127bis in Steenokkerzeel op te sluiten. België is daar in 2008 mee gestopt.
Het gaat hier om een beleidsintentie die wordt geuit. Ik vind het jammer dat u zegt dat u zich niet aangesproken voelt, maar doen alsof de vrees eerder in mijn hoofd zou bestaan dan dat het een intentie zou zijn van de federale staatssecretaris, lijkt mij absoluut onterecht.
Ik vind het een mooi initiatief dat u een aantal stappen zet om het belang van het kind beter te kunnen omschrijven en begrijpen. In dezen wil ik wel duidelijk stellen dat het nooit in het belang is van het kind om opgesloten te worden in een gesloten centrum. Daar is rechtspraak ook erg duidelijk over.
U zegt, en daar leid ik dan toch indirect een zekere bezorgdheid uit af, dat uzelf blij bent dat de staatssecretaris vorige week heeft gezegd zich te zullen houden aan de internationale verdragen inclusief het verdrag dat zeer specifiek het opsluiten van minderjarigen veroordeelt. U hebt ook contact gehad met de staatssecretaris. Ook daaruit blijkt toch misschien een heel klein beetje dat, ook al voelt u zich niet aangesproken, er toch iets in u is geweest dat het zinvol vond om daar even over te spreken. Ik ben daar wel blij om.
Ik ben ook blij met de toezegging van de staatssecretaris om alle rechtsregels te respecteren. Ik zeg het ook als het goed is. Als hij duidelijk toezegt aan minister Gatz om de regels te respecteren, dan ben ik daar blij om. Ik ga er dan ook van uit dat geen enkel minderjarig kind zal worden opgesloten in Steenokkerzeel zoals België dat al sinds 2008 niet meer doet. (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
En ik ga er ook van uit dat dankzij deze toezegging, en ook dankzij de verduidelijking van mijn goede collega, geen enkel kind zal worden opgesloten. Ik dank u voor die belofte, mijnheer Meremans. Misschien voelde de minister zich niet helemaal aangesproken, maar u voelde zich duidelijk wel aangesproken, en u hebt mijn vrees helemaal weggenomen, waarvoor dank.
De heer Meremans heeft het woord.
Er is een verschil tussen mij en mevrouw Van den Bossche. Ik kan niet in het hoofd van de minister kruipen. Mevrouw Van den Bossche kan dat blijkbaar wel. Ik wist dat niet.
Mevrouw Van den Bossche, u probeert de mensen weer woorden in de mond te leggen. Het wordt ook weer persoonlijk gespeeld. Ik heb het liever over de inhoud en minder over de mensen. Die stijl is niet de mijne.
U hebt gelijk dat er een klacht is ingediend over het opsluiten van minderjarigen, maar daar zijn ook oplossingen voor aangereikt. Misschien moet u eens over de grenzen kijken naar hoe men de zaken daar aanpakt. Zijn al die landen dan ook allemaal zo slecht bezig?
Ik garandeer u – het zal u misschien verbazen, mevrouw Van den Bossche – dat wij altijd hebben gezegd dat wij voorstander zijn van een humane behandeling. Staatssecretaris Francken zou zelf het initiatief hebben genomen om met minister Gatz rond de tafel te gaan zitten. Dat is heel positief. Of u zich zorgen moet maken weet ik niet, maar ik kan u wel zeggen dat onze partij die rechten en verdragen altijd zal respecteren, tot het tegendeel wordt bewezen.
Minister, er is afgesproken dat over het Vlaams Actieplan Kinderrechten en het Vlaams Jeugdbeleidsplan jaarlijks wordt gerapporteerd in de commissie. Na afloop worden zij ook geëvalueerd in de commissie. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Er is wel een tussentijdse evaluatie gebeurd maar geen eindevaluatie. Volgens mijn informatie is die in de maand mei overgemaakt aan het kabinet van de toenmalige minister van Jeugd, maar is die niet doorgestroomd naar de commissie. Minister, ik zou u willen vragen dat na te kijken en daarover contact op te nemen met de administratie. Verder wil ik ook vragen om de regels uit het decreet te respecteren, zodat we dit binnen afzienbare tijd kunnen plannen. Dat staat nog niet op de werkplanning die u hebt gekregen. Ik heb die informatie ook pas gisteravond laat ontvangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.