Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, dit is de allereerste vraag om uitleg in het Vlaams Parlement over het fenomeen van de zelfrijdende wagen. Dit fenomeen is geen sciencefiction, het is een realiteit die zich volop ontwikkelt en die de afgelopen dagen en weken in het nieuws is geweest. We hebben vernomen dat heel wat autoconstructeurs, zoals Nissan, Mercedes, General Motors en Tesla, daar fors in investeren. Ook een bedrijf als Google verwacht veel van deze technologie.
Verschillende overheden en landen springen op de kar en organiseren proefprojecten en partnerschappen met de sector. Het gaat onder meer om de Verenigde Staten, Japan, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, maar dichter bij huis ook om Nederland, dat met betrekking tot deze materie echt een voortrekkersrol wil spelen. De Nederlandse minister Schultz-van Haegen heeft verklaard dat hij bijzonder veel positieve effecten verwacht. (Opmerkingen)
Excuseer, het is blijkbaar een vrouw. Ik ken haar niet persoonlijk. In elk geval heeft zij gesteld dat het tijdperk van de zelfrijdende auto is aangebroken. Zij wil dat Nederland daar niet alleen klaar voor is, maar met betrekking tot deze innovatieve ontwikkeling internationaal voorop moet lopen. De zelfrijdende auto zal een positieve bijdrage leveren aan de doorstroming en de veiligheid van het verkeer. De zelfrijdende auto is zuiniger en is goed voor mens en milieu.
Ik ben het volledig eens met minister Schultz-van Haegen. Vlaanderen is een regio die zich op het vlak van onderzoek en ontwikkeling sterk profileert. Jammer genoeg kent deze regio ook een gigantisch mobiliteitsprobleem. Vlaanderen heeft de mogelijkheid en bevindt zich in de ideale context om zelfrijdende wagens te testen en om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van deze technologie die met betrekking tot heel was aspecten van onze mobiliteitsproblematiek grote stappen voorwaarts kan betekenen.
Ik denk in dit verband onder meer aan de veiligheid. Zelfrijdende wagens sms’en niet achter het stuur, drinken niet te veel en rijden niet te snel. Ik denk ook aan het milieu. Ze rijden zuinig en er is de mogelijkheid elektrische wagens in te zetten. Ik denk ook aan de doorstroming. Die auto’s zullen met elkaar kunnen communiceren. Daarnaast kan op deze manier ook de mobiliteit worden verbeterd van mensen die nu moeilijk toegang tot mobiliteit hebben, zoals mensen met een beperking, ouderen en jongeren.
De automobielindustrie is al een hele tijd in ons land aanwezig. We kijken soms met lede ogen toe, want de investeringen in ons land zijn de afgelopen jaren afgebouwd. Die sector staat echter te springen om samen met de overheid in de ontwikkeling van dergelijke technologieën te kunnen investeren.
Alle ingrediënten zijn aanwezig om op de kar te springen. De vraag is of de politieke wil ook aanwezig is. Wil de Vlaamse overheid, bijvoorbeeld in samenwerking met de Nederlandse overheid, investeren in de ontwikkeling van deze veelbelovende technologie? Het steunt me in elk geval vreugdevol op Belga een bericht te lezen van een lid van CD&V dat een schot voor de boeg heeft gegeven en voorstelt hier werk van te maken. Ik roep de Vlaamse Regering hier ook toe op.
Minister, wat is uw mening over het fenomeen? Bent u het ermee eens dat zelfrijdende wagens een groot potentieel hebben als toekomstige schakel in ons beleid? Bent u bereid proefprojecten met die voertuigen bij ons mogelijk te maken? Hoe zult u de ontwikkeling van die technologie verder opvolgen en voorbereiden? Wordt er eigenlijk al studiewerk verricht of voorbereid?
Mijn laatste vraag heeft betrekking op het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Ik heb in het Vlaams regeerakkoord gelezen dat dit plan verder moet worden afgewerkt. In de ontwerpversie viel over intelligente mobiliteit bijzonder weinig te lezen. Misschien vormt dit een aanleiding om het punt in het Mobiliteitsplan Vlaanderen wat meer aan te scherpen. U zou daar wat meer visie en ambitie in kunnen leggen. Hoe ziet u dat precies?
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, volgens mij heeft de heer Vandenbroucke al een zeer goede inleiding gegeven. We moeten nieuwe technologieën absoluut omarmen. Nederland fungeert op dit vlak eens te meer als gidsland. Mevrouw Schultz-van Haegen is een aangename dame van VVD-signatuur. (Opmerkingen van de heer Joris Vandenbroucke)
Mijnheer Vandenbroucke, ik wil u zeker eens aan haar voorstellen. Volgens mij komt ze binnenkort trouwens eens naar Gent.
De zelfrijdende wagen heeft ongelooflijke voordelen. Het fileleed wordt verzacht, de verkeersveiligheid wordt bevorderd en het energieverbruik wordt beperkt. Er kunnen ook interessante verbanden met onze industrie worden gelegd.
Minister, welke ambities koestert u ter zake? Zult u initiatief nemen? Ik heb vernomen dat er een bevoegdheidsverdeling tussen de federale en de Vlaamse overheid is. Het zou goed zijn indien u, in het licht van het samenwerkingsfederalisme, op korte termijn met de federale minister rond de tafel zou kunnen zitten.
Bent u dat van plan? Ik denk dat we nu de kiemen moeten leggen om die nieuwe technologie kansen te geven.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik sluit me aan bij deze vraag, die me een beetje doet denken – tenzij ik me totaal vergis –aan het boek van Jan Terlouw, ‘Vechten voor overmorgen’, dat ik twintig jaar geleden heb gelezen. Dat was toen een zeer futuristisch boek, waarbij iedereen in bepaalde stromen reed.
Ik denk dat we positieve innovaties moeten onderzoeken en die beter moeten ondersteunen. Ik heb me ook laten vertellen dat er nog altijd redelijk veel onduidelijkheid bestaat over het regelgevend kader. Ik sluit me dan ook graag aan bij de opmerking van de heer De Clercq. Minister, kunt u daar duidelijkheid over verschaffen? Is Vlaanderen volledig bevoegd of bestaat er ondanks de zesde staatshervorming nog een versnippering, waarbij nog een heel deel federale bevoegdheid is en waarbij Vlaanderen dus niet bevoegd zou zijn om dergelijke technieken op de openbare weg toe te laten, al was het maar voor een proefproject? Zitten we hier met een knoop op het federale, laat staan Europese niveau? Het lijkt me belangrijk om in eerste instantie daarover duidelijkheid te krijgen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, los van de vraag of dit mogelijk zou zijn in Vlaanderen met het dichte wegennet en de grote verkeersdrukte en alle andere juridische en technologische aspecten die nog moeten worden onderzocht, wil ik u attent maken op een bericht dat gisteren in The Telegraph is verschenen: ‘Driverless buses on the way’. Uw collega-minister van Transport uit het Verenigd Koninkrijk, Claire Perry, wil laten onderzoeken of zelfrijdende bussen zouden kunnen worden ingezet, onder andere op het platteland, waar de kost van een chauffeur hoger ligt dan in stedelijk gebeid. Dat is een economische evidentie.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik ben blij te horen dat iedereen het idee steunt, ook onze fractie, maar tussen droom en werkelijkheid staan in het bijzonder wetten en praktische bezwaren. Ik denk dat we vooral daarop moeten focussen, om ervoor te zorgen dat we die hinderpalen wegwerken. Dat is de grootste uitdaging bij elke innovatie. Iedereen begroet het idee, maar daarna moet men het wel realiseren.
U hebt misschien de eerste vraag gesteld over de zelfrijdende auto, ik heb de intentie om de eerste resolutie in te dienen over de zelfrijdende auto – het moet vooruitgaan in deze materie – met als bedoeling in kaart te brengen welke problemen er zijn. Zoals terecht gezegd, is er de Vlaamse materie. We hebben nu een aantal nieuwe bevoegdheden op dat vlak, waaronder het gebruik van de weg. Maar bijvoorbeeld vergunningen zijn nog altijd een federale materie. Ik heb in de wandelgangen al gehoord dat de federale minister van Mobiliteit een sympathieke dame is. Misschien is het dus wel mogelijk om daar vooruitgang te boeken. Ik heb ook vastgesteld dat er in een ander, federaal, regeerakkoord de politieke wil is om een juridisch kader te creëren voor de zelfrijdende auto. Ik denk dan ook dat een aantal puzzelstukken aan het samenvallen zijn om de weg vrij te maken voor een innovatie waar in het bijzonder Vlaanderen heel veel meerwaarde uit zou kan puren. Laat ons dus de tanden zetten in dit dossier om er een succes van te maken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Zo veel fictie is het eigenlijk niet. Voor de nieuwe collega’s wil ik aangeven dat we vorig jaar met deze commissie een bezoek hebben gebracht aan Volvo in Stockholm. Heel wat collega’s waren onder de indruk van de capaciteiten die toen werden gepresenteerd.
En ik denk dat het inderdaad, zoals een aantal collega’s hebben aangegeven, raadzaam is om te kijken wat we met deze technologie in Vlaanderen en België kunnen doen. Ik onderschrijf de opmerkingen die de heer Van Rompuy heeft gemaakt. Ik denk dat we eerst zeer goed de wettelijke bepalingen en voorschriften moeten bekijken voordat we bijvoorbeeld overgaan naar proefprojecten.
Alleszins hebben de mogelijkheden van dergelijke innovatieve ontwikkelingen mij en heel wat andere collega’s toen in de commissie verbaasd. Het omarmen van dergelijke innovatieve ontwikkelingen die op het vlak van mobiliteit toch wel zeer interessante opportuniteiten openen, heeft vanuit onze fractie de volle steun. Minister, ik vermoed dat u binnenkort, gezien het grote aantal vragen dat hier wordt gesteld, een zeer lijvige beleidsnota zult voorleggen waarin al die visies samenkomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik dank u alvast voor de aanmoediging.
De ontwikkeling van de zelfrijdende wagen spreekt tot de verbeelding. Je leest dat bedrijven als Google en Yahoo daar enorm in investeren. Voor alle duidelijkheid: in Nederland is er sprake van experimenten. Men zit daar in de planfase. Er worden wel promoritten georganiseerd, maar men zit daar in de planfase. Voor alle duidelijkheid: ook in Nederland is de wetgeving nog niet in orde.
Ik ga dadelijk wat dieper in op de sporen waarop we moeten werken.
Ten eerste is dat het wettelijke spoor, waar we allen samen toch nog enig werk voor de boeg hebben.
Ten tweede moeten we nagaan wat we kunnen doen op het vlak van het effectief in de toekomst uitrollen, vooraf met proefprojecten, maar nadien op de openbare weg.
Ten derde moeten we bekijken wat we op voorhand al kunnen doen op de semipublieke of niet-publieke wegen.
Wat de wettelijke beperkingen betreft, is er sprake van een federale bevoegdheid. Onder andere in het koninklijk besluit houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het gebruik van de openbare weg zijn er verschillende artikels die daarvan gewag maken. Men definieert eerst een bestuurder als al wie een voertuig bestuurt of trek-, last- en rijdieren of vee geleidt of bewaakt. U merkt: er is een overlap tussen mijn bevoegdheden.
Artikel 8.1 van dat KB zegt: “Elk voertuig of sleep in beweging moet een bestuurder hebben.” Dat concept van die bestuurder komt regelmatig terug. Dat komt omdat het ook teruggaat op een interessant nationaal verdrag, namelijk dat van Wenen, inzake wegverkeer, waarvan die federale regelgeving uiteindelijk een omzetting is. Het verdrag van Wenen stipuleert zo bijvoorbeeld in artikel 7: “Every driver, pedestrian or other road user, shall conduct himself in such a way as not to endanger or obstruct traffic. He shall avoid all behavior that might cause damage to persons or public or private property.” Dan heb je artikel 8: “Every vehicle or combination of vehicles proceeding as a unit shall have a driver.” De invulling van dat begrip bestuurder is een cruciaal gegeven waaraan we niet alleen op Vlaams, nationaal, maar ook op ander niveau enige invulling moeten geven.
Die beperkingen gelden trouwens ook voor Nederland. Nederland is ook nog niet klaar met die wetgeving. Dat staat dan nog los van de discussie over de bevoegdheid.
Het klopt inderdaad dat er op federaal niveau een heel aangename dame verantwoordelijk is. De contacten zullen daar ongetwijfeld prima verlopen.
Ik onderschrijf ten volle het potentieel van de technologie. De voordelen zijn opgesomd door de heer Vandenbroucke. Het wetgevende en het verkeerstechnische aspect moet worden uitgeklaard.
We hadden contact met de ITS-federatie (intelligent transportsysteem) en Fédération Belge de l'Industrie de l'Automobile et du Cycle (Febiac) met de vraag of ze al proefprojecten met zelfrijdende auto’s op het oog hebben. Dat was vooralsnog niet het geval. Ik wil daar in samenspraak met hen wel werk van maken. Ik wil bekijken hoe we die piste kunnen onderzoeken en kunnen meewerken aan een project. We zullen die vraag ook voorleggen binnen de ITS-stuurgroep die momenteel bestaat binnen het domein Mobiliteit en Openbare Werken. We zullen nagaan of er een rol is weggelegd voor Flanders Drive, dat ook zeer specifiek zou kunnen werken op dat punt.
Ik bekijk ook, los van de wetgevingsproblemen, of we in samenspraak met De Lijn al een proefproject kunnen opzetten dat handelt over de semipublieke of semiprivate baan. Dit is de derde pijler waar ik het over had, en die betreft natuurlijk het openbare domein. Ik kan u hier helaas nog niet meer over zeggen, dit bevindt zich nog in een heel pril stadium. Ik moet nog bekijken of de middelen voorradig zijn.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u voor uw hoopgevend antwoord. Ik ben blij dat de collega’s van de meerderheid het met me eens zijn dat we een gigantische opportuniteit voor ons hebben liggen. Dat bevestigt u ook. Uiteraard moeten de wettelijke restricties en de verkeerstechnische aspecten heel grondig worden bekeken en uitgeklaard alvorens u de baan opgaat met dit soort dingen.
Ik heb vooral begrepen dat u de hand uitsteekt naar partners. En ik heb u ook heel concreet horen spreken over een samenwerking met De Lijn om werk te maken van een proefproject. Ik heb er alle begrip voor dat u daarover nog niet het achterste van uw tong kunt laten zien, maar ik durf toch te concluderen dat het organiseren van proefprojecten met zelfrijdende wagens in Vlaanderen voor u geen sciencefiction is, maar dat u er werk van maakt. Dat stemt me heel tevreden.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Het boek is van Evert Hartman en heet ‘Vechten voor overmorgen’. Het is geschreven in 1980 en het beschrijft de periode 1992 tot 1997. De inhoud wordt zo samengevat: “Het boek beschrijft de toenemende vervuilingsproblematiek die resulteert in een politieke omwenteling, waarna de individuele vrijheden sterk onder druk komen te staan.”
De vraag om uitleg is afgehandeld.