Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik heb ook in de vorige legislatuur verschillende vragen gesteld over Werkervaring of WEP+. Dat stelsel is uiteindelijk verlengd tot midden 2015, maar ook dat komt er al heel snel aan, vandaar dat ik hier opnieuw een aantal vragen wil stellen over het statuut van WEP+.
WEP+, collega’s, is een stelsel waardoor langdurig werklozen gedurende twaalf maanden, uitzonderlijk verlengbaar tot achttien maanden, tewerkgesteld worden. Een tewerkstelling in het kader van WEP+ moet voor de aangeworven medewerkers een brug vormen tussen een periode van werkloosheid en een periode van werk, dit door hun voldoende bagage – opleiding, begeleiding en werkervaring – te geven om de stap te zetten naar werk. Werk wordt dus gecombineerd met opleiding op de werkvloer.
In het regeerakkoord is sprake van één nieuw systeem van tijdelijke werkervaring. Daar moet wel nog wat werk voor gebeuren, want de maatregelen van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA), artikel 60 en 61, gesco (gesubsidieerde contractueel) en WEP+ worden daarin geïntegreerd. De plannen van de Vlaamse Regering met betrekking tot de maatregel zijn echter nog niet duidelijk. WEP+ werd oorspronkelijk goedgekeurd voor een periode van vier jaar, van 2009 tot en met 2012. In 2013 werd de maatregel met een jaar verlengd. In de loop van 2014 werd de maatregel verlengd tot juni 2015.
In het besluit van de Vlaamse Regering van juli 2013 lezen we: “De minister kan na de verlenging, vermeld in het eerste lid, beslissen om reeds goedgekeurde werkervaringsprojecten bijkomend te verlengen met één jaar, zonder dat de promotor hierbij een nieuwe aanvraag overeenkomstig artikel 19 moet doen. In uitzonderlijke omstandigheden kan de minister na de verlenging, vermeld in het tweede lid, beslissen om reeds goedgekeurde werkervaringsprojecten nogmaals te verlengen met één jaar, zonder dat de promotor hierbij een nieuwe aanvraag overeenkomstig artikel 19 moet doen.”
Begrijpen we het goed, minister, dat alle projecten nog een jaar verlengd kunnen worden, dus tot eind 2015? Zo ja, werden er voldoende middelen uitgetrokken om ook die brug te maken tot eind 2015? Wordt het systeem van werkervaringsprojecten verlengd om de begeleidingstrajecten voor langdurig werkzoekenden binnen WEP+ ook na juni 2015 te garanderen?
Wordt er in een overgangsmaatregel voorzien die een succesvolle transitie naar het nieuwe systeem voor tijdelijke werkervaring mogelijk maakt? Op het moment dat wij een nieuw systeem hebben van werkervaring, zal er immers ook de nodige tijd moeten zijn om naar dat nieuwe systeem te groeien, als wij niet willen dat mensen in opzeg geplaatst worden. Heel wat mensen hebben ondertussen een contract van onbepaalde duur, doordat ze verschillende keren een contract van bepaalde duur hebben, waardoor opzegperiodes wat langer zijn. Als we projecten niet in de problemen willen brengen, denk ik dat het zinvol zou zijn om naast een verlenging ook in een transitie te voorzien, zodat die overgang zo vlot mogelijk kan gebeuren.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, mevrouw Claes heeft een heel goede schets gegeven van de situatie. Ik weet niet of het ermee te maken heeft dat mevrouw Claes deel uitmaakt van de meerderheid, maar wat niet blijkt uit haar vraag – en wat ik vandaag absoluut wil inbrengen – is de ongerustheid die er vandaag op het werkveld acuut bestaat. We zijn midden oktober 2014. Dit kader loopt tot – het is daarnet geciteerd – juni 2015. Dat betekent in de praktijk dat organisaties en mensen zich nu moeten afvragen wat het kader is waarin ze moeten functioneren – ‘if at all’, als ze überhaupt al kunnen functioneren.
Als je het hebt over begeleiding, moet men nu op straffe van faillissement van die organisaties afwegen of men al dan niet mensen in vooropzeg plaatst.
We hebben allemaal de ambitie om zo veel mogelijk mensen aan de slag te helpen. Het gaat hier over 2400 doelgroepwerknemers die in een precaire situatie zitten. Doe er nog een paar honderd mensen in begeleiding bij en je komt tot – als dit zou kapseizen – niet minder dan een sociaal drama.
Ik sluit mij aan bij mevrouw Claes. Ik pleit ervoor om op heel korte termijn duidelijkheid te creëren. Er is het verhaal van de aanbieder, maar ook het verhaal van diegene voor wie zij aan de slag zijn. Op het moment dat groencontracten voor lokale besturen worden vernieuwd en je bent een aanbieder die onzeker is over de toekomst, is dat niet echt wervend. Daar moet ik geen tekening bij maken. Volgens mij – en ook daar ben ik het eens met mevrouw Claes – is er een nieuw kader nodig. Ik denk niet dat het bestaande VDAB-decreet afdoende is om wat in het regeerakkoord staat, uit te voeren. Dat heeft zijn tijd nodig. Als je daar tegen 1 juni wilt zijn, moet je daar op dit moment mee bezig zijn. Tot nu hebben we dat nog niet gezien. Ik denk dat je inderdaad op heel korte termijn een periode moet vastleggen die lang genoeg is om een overgang mogelijk te maken. Ook moet er nu al een kader worden gecreëerd dat is aangepast aan die doelgroep en dat minstens de finaliteit van de bestaande projecten vrijwaart.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, de problematiek is ingegeven door een bepaald bedrijf dat ons allemaal heeft gecontacteerd. Ik heb vernomen dat velen van ons het bedrijf hebben bezocht. Het betreft een leerwerkbedrijf waar op dit moment 54 werkers aanwezig zijn. Zij vinden de problematiek inderdaad zeer dringend, wat misschien ook wel terecht is. Ik wil het echter ook enigszins nuanceren. Voor hen is de vraag vooral: wat moeten we doen met de begeleiders die daar rondlopen? Normaal gezien moeten zij nu een opzegperiode opstarten voor hun begeleiders omdat zij geen werk meer kunnen garanderen als die WEP+-projecten niet meer plaatsvinden. Dat was de grote vraag: wat moeten we doen met de begeleiders, opzeg geven of niet?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, tijdens deze legislatuur gaan we zoals afgesproken in het regeerakkoord het geheel integreren in één systeem van tijdelijke werkervaring. U hebt dat ook al zo genoemd. Daarin worden de verschillende instrumenten geïntegreerd. We willen een systeem ontwikkelen dat openstaat voor alle werkgevers, met vooral de bedoeling dat mensen competenties en werkervaring kunnen opbouwen om dan door te stromen naar een reële arbeidsmarktomgeving of de reguliere werkgelegenheid. Het accent ligt daarbij op het activeren van de personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Die tijdelijke werkervaring moet voor hen een opstap zijn.
Om die visie om te zetten – dat lijkt mij het antwoord op uw vraag – werken we concreet met twee sporen. Enerzijds zal de huidige WEP+-maatregel worden ingekanteld in de werking van VDAB. Anderzijds is er een plan van aanpak waarbij we een eengemaakt systeem van tijdelijke werkervaring zullen uitwerken. Het eerste spoor, de WEP+-maatregel inkantelen in VDAB, is een spoor op korte termijn. De hervorming van het WEP+-instrument wordt momenteel overlegd met de betrokken stakeholders en met de sociale partners binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). We zullen erover waken dat de lopende WEP+-contracten kunnen blijven lopen tot de opstart van een nieuw systeem dat nu wordt gepland op 1 oktober 2015. Zodra het toekomstig concept duidelijk is, zullen alle betrokken werkgevers op de hoogte worden gebracht van de hervorming en de overgangsmaatregelen.
Het concreet plan van aanpak met betrekking tot het tweede spoor, namelijk de eenmaking naar één instrument van tijdelijke werkervaring heeft een iets langere termijn nodig – daarover spraken jullie ook al – en zal dus uiteraard ook meer tijd vragen. Dat plan zal de modaliteiten uitwerken van het systeem in zijn geheel. Ook dat zal uiteraard gebeuren in samenspraak met de sociale partners en de betrokken stakeholders.
Mevrouw Verlinde heeft het woord.
WEP+ wordt op korte termijn ingekanteld in de VDAB. Er zal geen periode zijn waarin er geen systeem bestaat, want het nieuwe systeem zal het oude vervangen. Over de inkanteling op korte termijn en de eenmaking op middellange termijn wordt overleg gepleegd.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik ben zelf voorzitter van een WEP+-bedrijf. Ik had de informatie, die wij inderdaad hebben gekregen van een bedrijf, niet nodig. Ik ken de sector van werkervaring van binnenuit, omdat ik in mijn vrije tijd zelf werkgever ben.
Minister, ik kan mij eigenlijk niet zoveel voorstellen bij het inkantelen van WEP+ in de VDAB. Kunt u verduidelijken wat u daarmee bedoelt?
De lopende contracten blijven een zekerheid tot oktober 2015. Mag ik daaruit besluiten dat ze verlengd worden tot oktober 2015? Nu is dat juni 2015. Zo ja, zijn er middelen voor?
Ik ben blij dat u in overgangsmaatregelen voorziet zodat een inkanteling in het nieuwe systeem mogelijk is.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik dank de schaduwminister voor de zeer heldere samenvatting. In één zin hebt u het antwoord van de minister samengevat. U bent misschien een bijzin vergeten: maar op dit ogenblik kunnen we absoluut geen zekerheid bieden aan degenen die dat vragen. Dat is de essentie van ons betoog.
Ik denk dat u vandaag een helder signaal zou kunnen geven dat die ongerustheid wegneemt. Ik herhaal – andere collega’s hebben dat ook gedaan –: men vraagt zich daar af of men mensen hun vooropzeg moet geven of niet.
Minister, u gaat dat inkantelen in de VDAB. Ik weet niet wat ik me daarbij moet voorstellen. Ik ben daar blijkbaar niet alleen in. Het overleg loopt, maar ook de tijd om dat te doen loopt. De eerste vraag daarbij is: hoe gaat u ervoor zorgen dat die doelgroep aan bod kan blijven komen? U laat in het midden hoe lang zo’n verlenging – ik weet niet hoe ik dat moet zien – een serie van ‘verlengingskes’ misschien – zou moeten gaan duren. Eigenlijk is dat bijna pesten: we gaan u nu nog niet dood doen, maar we gaan u morgen misschien dood doen, of misschien overmorgen of de dag nadien. De mensen vragen een perspectief om te kunnen werken. U zou vandaag gewoon het signaal kunnen geven: we gaan het verlengen tot het nieuwe kader er is. (Opmerkingen)
Minister, u hebt het gehad over lopende contracten. Doordat mensen uitstromen op een jaar, stoppen de contracten die vandaag worden gesloten. Er is geen nieuwe instroom. Dat heeft consequenties voor de continuïteit van die diensten. Dat is toch eenvoudig?
Welke timing plant u voor dat nieuwe kader?
Het nieuwe systeem zal breder zijn dan de huidige werkervaringsmaatregel. Plant u daarover overleg met de OCMW’s?
De heer Wouters heeft het woord.
Mijnheer en mevrouw de minister, ik krijg hier een hoog Kulderzipkengehalte.
Begrijp ik het goed, minister, dat het de bedoeling is om naar één statuut te gaan? Soms vinden de mensen met al hun verschillende statuten de weg niet meer door het bos. Ze worden vaak van het ene statuut naar het andere geschoven. We moeten naar de reguliere arbeidsmarkt evolueren. Dat mogen we niet uit het oog verliezen.
Mijnheer en mijnheer, dat is hetzelfde, want ook u hebt een vervanger voor de Zuiddag.
Niet voor de WEP+ maar voor de anderen wordt er naar één werkervaringssysteem geëvolueerd. Dat zal helderheid brengen.
Betreffende de WEP+: het is niet de eerste keer dat we in overleg treden met de sociale partners. Begin 2012 of zelfs al in 2011 heb ik daarom gevraagd. In de vorige legislatuur werd hier in de commissie telkens weer gezegd: oei, ze komen er niet, kunt u het niet een jaar verlengen? Dat heb ik twee keer gehoord. De sociale partners hebben me telkens verzekerd: volgende keer geven we u een advies. Het jaar daarop was dat hetzelfde en hebben we het opnieuw verlengd met een jaar. Ik hoor nu zowat weer hetzelfde.
Ik zal de lopende contracten effectief verlengen totdat de inkanteling in de VDAB gerealiseerd wordt, totdat er een nieuw systeem is. Dat verzeker ik u vandaag. Ik ga ervoor, mijnheer Van Malderen, dat heb ik al gezegd, om dat tegen 1 oktober 2015 te realiseren. Dat is over een jaar ongeveer. Dan hebben we een jaar tijd. Ik hoop dat de sociale partners heel wat vroeger komen. Een jaar tijd hebben we dan om het geheel te realiseren. (Opmerkingen van de heer Bart Van Malderen)
Ik wil eerst een akkoord met de sociale partners nu. Ik wil de druk hoog houden. Ik wil gaan naar de inkanteling in het bestaande systeem, in de VDAB in 2015.
Mevrouw Claes, ik moet u net als mevrouw Idrissi ontgoochelen. Hoe zit het nu? Dat is nu juist wat ik al in 2011 en 2012 gevraagd heb aan de sociale partners. Er bestaan wel ideeën, maar het overleg grijpt nog plaats. Hoe dat juist wordt ingekanteld, kan ik u nu niet vertellen. Dat zit in het sociaal overleg.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het is oké voor mij. De bedoelingen zijn duidelijk. Ik kan me daar voor een deel in vinden. Voor mij is het belangrijk dat contracten kunnen doorlopen tot er een nieuw systeem is. U hebt aangegeven dat er overgangsmaatregelen komen zodat er geen bloedbad ontstaat. Uiteindelijk is dat het belangrijkste.
Ik sta achter die hervorming. We moeten dat een kans geven. Ik begrijp ook wel het conflict van de sociale partners – ik weet niet of ik het zo mag noemen. De discussie tussen de sociale partners maakt het heel erg moeilijk. Maar u moet, als er geen akkoord komt, toch op een bepaald moment beslissen. Uiteindelijk duurt dat al twee, drie jaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.