Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, het volledig doven van de lichten op de autosnelwegen in Vlaanderen kreeg in het verleden ruime steun in het parlement. Er bestond reeds een regeling om tussen bepaalde tijdstippen in de nacht de lichten te doven, maar het niet meer aansteken van de lichten was een nieuw type van beleid.
Uiteraard was een van de voorwaarden dat de nodige maatregelen werden genomen inzake veiligheid, zoals voldoende kwalitatieve reflectoren langs de weg, nieuwe beschildering van de weg met aangepaste fluorescerende structuurmarkeringen, het laten branden van de lichten op gevaarlijke locaties zoals op- en afritten en de mogelijkheid om de bestaande verlichting te kunnen laten ontsteken wanneer hierom wordt gevraagd door de politie of wanneer de toestand dit vereist zoals bij zware regenval.
Minister, ondertussen is gebleken dat het doven van de lichten een positief verhaal is geworden en dat de veiligheid, mits voldaan is aan de hierboven opgesomde voorwaarden, er niet onder lijdt.
Nu hebt u laten weten ook de lichten te willen doven op de gewone gewestwegen, al dan niet geïnspireerd door het succes van het doven van de lichten op de autosnelwegen. In ieder geval mag duidelijk zijn dat de twee wegtypes niet met elkaar te vergelijken zijn. Op een gewone gewestweg zijn er meerdere kruispunten, in- en uitritten van winkels en bedrijven, inritten van woningen, fietspaden die niet altijd gescheiden liggen van de weg, dikwijls minder brede rijstroken, veel meer en scherpere bochten enzovoort.
Bovendien zijn, door het fenomeen van lintbebouwing, onze gewestwegen druk bebouwd. Al die zaken maken het geen evidentie om hier de lichten te doven. Daarnaast speelt ook het gevoel – misschien een onterecht gevoel – van sociale controle voor de bewoners langs deze gewestwegen. Immers, een verlichte straat geeft een veel groter gevoel van veiligheid. Waar er veel steun was voor het doven van de lichten op de autosnelwegen, zijn er voor het doven van de lichten op de gewone gewestwegen heel wat bezwaren en bedenkingen.
Minister, op welke wijze denkt u de opgesomde probleempunten op te lossen om uw beleid van het doven van de lichten op de gewestwegen gestalte te geven? Zijn er nog andere probleempunten dan de opgesomde? Welke zijn de minimale voorwaarden waaraan de gewestweg en zijn wegaanhorigheden moeten voldoen voor men overgaat tot het doven van de verlichting? Zal er voorafgaand overleg worden gepleegd met de lokale overheden en zullen ze mee een inbreng in de besluitvorming krijgen?
Dit is een zaak voor alle overheden, want zij staan symbool voor de samenleving. De mensen wonen altijd in een stad of een gemeente, en heel uitzonderlijk op het Martelaarsplein of in de Wetstraat. De lokale besturen zullen dus een inbreng moeten krijgen in de besluitvorming ter zake.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil het pleidooi voor nuance en voorzichtigheid van de heer Keulen ondersteunen, maar ik wil er nog een element aan toevoegen. De heer Keulen heeft erop gewezen dat er gebouwen staan langs gewestwegen, dat er scholen staan en dat er nog andere functies zijn. Ik wil ook wijzen op de aanwezigheid van fietspaden langs de meeste gewestwegen, en de lamentabele toestand van de meeste van die fietspaden, die niet afgescheiden zijn van de weg, zonder veiligheidsstrook enzovoort. Vlaanderen staat op dat vlak voor een ongelooflijke inhaaloperatie.
Minister, wat zijn uw inzichten over fietspaden, die meestal niet afgescheiden zijn van de weg en zonder veiligheidsstrook in verband met de problematiek van de openbare verlichting?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, wij zijn voorstander van het lichtplan zoals het op de autosnelwegen is ingevoerd, in combinatie met aangepaste bebakening en markering. Wij kunnen ons ook vinden in het lichtplan op gewestwegen. Wij vinden dat er wel twee belangrijke elementen aan moeten worden toegevoegd, namelijk dat er ruimte moet zijn voor maatwerk en dat er nood is aan intensief overleg met de betrokkenen.
Minister, toen het lichtplan voor de autosnelwegen is ingevoerd, is er ook een klankbordgroep samengekomen die een draagvlak heeft gecreëerd. Zal eenzelfde klankbordgroep worden geconsulteerd voor de lichtvisie op de gewestwegen?
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zou me ook willen aansluiten bij de vraag van collega Keulen. Wij hebben hier in het verleden van de bevoegde administratie een toelichting gekregen over het plan van aanpak voor de gewestwegen.
We merken dat verscheidene gemeentebesturen ook een masterplan openbare verlichting opmaken. Op dit moment krijgen zij van de bevoegde administratie het antwoord dat de gewestwegen niet meer kunnen worden opgenomen in hun plan. Dat komt nogal eigenaardig over: een lokaal bestuur kan wel een masterplan opmaken voor de lokale wegen, maar u zult begrijpen dat een lokaal bestuur zeer dicht bij de burger staat, en dat er bij het lokale bestuur behoefte is om een beroep te kunnen doen op de diensten van het gewest voor bepaalde verzuchtingen van de burgers. Men gaat daar dus niet op in.
Minister, kunt u er bij de bevoegde administratie op aandringen dat zij aan de lokale besturen die werk maken van hun openbare verlichting, hun visie en instructies zouden overmaken?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, ik zal even de voorgeschiedenis schetsen. Voor 2011 werden de lichten op de autosnelwegen ’s nachts meestal gedoofd tussen 0 en 6 uur. Vanaf juli 2011 is er een nieuwe regeling gekomen, met als vrij drastisch principe ‘licht uit als het kan, maar aan als het moet voor de verkeersveiligheid’. Dat heeft ertoe geleid dat het aantal verlichte wegvakken gedaald is met meer dan 50 procent, maar ook dat het aantal permanent verlichte stroken – op- en afritten, ringwegen, wegvakken met meerdere op- en afritten over een traject van 3 kilometer – gestegen is. Het gaat om een dynamische verlichting, afhankelijk van weer, wegwerkzaamheden of ongevallen of files. Het doel daarvan was om de lichtvervuiling te verminderen en een energiebesparing te realiseren.
In januari 2014 heeft collega Crevits – ook in deze commissie – een nieuwe lichtvisie toegelicht die in augustus 2014 werd gecommuniceerd als ‘Lichtvisie gewestwegen’. Het gaat wel niet over een uitdoofplan of afschakelplan, het gaat over een toetsingskader voor verlichting langs gewestwegen bij nieuwe projecten of herinrichtingsprojecten.
Dat is dus een fundamenteel verschil met het beleid voor de verlichting van autosnelwegen dat in 2011 is ingevoerd. De doelstelling van dat beleid is meer uniformiteit te brengen in het verlichtingsbeleid en een duidelijk toetsingskader scheppen: niet verlichten, tenzij waar nodig en met de juiste flankerende maatregelen.
Dat heeft geleid tot een soort classificatie van elf types ruimte. Vijf van die ruimtes worden permanent verlicht en vijf ‘als noodzakelijk’. Daarnaast zijn er nog de fietspaden. De fietspaden hebben hun eigen beslissingsboom. Nieuwe aanliggende fietspaden mogen in principe niet voorkomen in wegvakken die niet verlicht of gedoofd worden. Als het uitzonderlijk toch zo is, wordt er verlichting geplaatst.
Waar wordt steeds verlicht? Het gaat over tunnels, fietspaden, schoolomgevingen, bebouwde kom, verkeerslichtengeregelde kruispunten.
Een tweede categorie waarvoor een specifieke beslissingsboom bestaat, is de categorie ‘verlicht als noodzakelijk’. Het gaat over oversteekplaatsen buiten de bebouwde kom, in- en uitritten van winkels en bedrijven, bebouwing waarvoor specifieke richtlijnen bestaan: verlicht als er per 200 meter minstens zes wooneenheden zijn en een bebouwingsdichtheid van minstens 33 procent.
U vraagt ook wat de minimale voorwaarden zijn voor het doven van de verlichting. Omdat het niet gaat over een afschakelplan van bestaande verlichting van de gewestwegen, is het niet van toepassing.
Er werden ook vragen gesteld over betrokkenheid en consultatie. In de aanloop naar dit lichtplan is er wel degelijk overleg geweest. AWV betrekt steeds de lokale besturen bij nieuwe projecten langs gewestwegen. De lichtvisie voor gewestwegen, zoals de heer de Kort ook aanhaalt, kan door lokale besturen ook gehanteerd worden voor gemeentewegen. Ik denk wel dat daar inderdaad meer overleg en consultatie mogelijk is.
Tijdens de opmaak van de lichtvisie is op de betrokkenheid van alle partijen ingezet. De opmaak van de lichtvisie is door een studiebureau begeleid. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de distributienetbeheerders en de administratie waren in de stuurgroep vertegenwoordigd. Daarnaast was er ook een klankbordgroep, onder meer bestaande uit de Preventie Lichthinder vzw, het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV), de Vlaamse Automobilistenbond (VAB), Touring, de vzw Voetgangersbeweging, De Lijn en de Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV). Er heeft in de aanloop naar de lichtvisie heel wat consultatie plaatsgevonden.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, ik vind dat uw antwoord volstaat. Het lijkt me vooral belangrijk de lijnen met de openbare besturen open te houden. AWV is soms nogal hiërarchisch ingesteld. U moet in een patroon van dialoog en overleg stappen.
U moet het bovenlokaal belang bewaken. Dat is soms, maar niet altijd congruent met het lokaal belang. Met open lijnen en een goede communicatie kunnen de lokale besturen en het Vlaamse Gewest met betrekking tot de mobiliteit en de verkeersveiligheid samen stappen voorwaarts zetten.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, u hebt net naar de fietspaden verwezen. U hebt verklaard dat in dit verband een apart plan wordt opgesteld. Ik vrees dat ik dat niet helemaal heb begrepen. Kunt u dat misschien wat ruimer toelichten?
Ik heb daarnet toegelicht dat er een classificatie met elf ruimtetypes is. Die types zijn in drie groepen onderverdeeld. Voor de eerste groep is de verlichting verplicht. Voor de tweede groep geldt dat wordt verlicht indien dat noodzakelijk is. De derde groep betreft de fietspaden.
Wat de fietspaden betreft, is het principe heel duidelijk. Aangezien het gaat om nieuwe infrastructuur, meer bepaald nieuwe projecten of de herinrichting van bestaande projecten, mogen er in principe geen nieuwe aanliggende fietspaden komen naast wegvakken met een gedoofde verlichting. Indien dit vanwege de infrastructuur uitzonderlijk niet anders kan, wordt in verlichting voorzien. Dat is het basisprincipe dat we hanteren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.