Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de waterkwaliteit in Vlaanderen
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is een gekoppelde vraag maar met andere klemtonen. De heer Van Campenhout gaat in de breedte in op de waterkwaliteit en ik heb het specifiek over vermesting.
Er was recent een hoerastemming over de kwaliteit van ons oppervlaktewater. Ik weet niet of die hoerastemming op zijn plaats was, want we halen het tussentijdse doel van 2014 niet, namelijk maximaal 16 procent van de meetpunten met een overschrijding van de nitraatnorm. Het Europees vastgelegde doel voor 2018 wordt maximaal 5 procent meetpuntoverschrijdingen. De opgelopen achterstand uit het Mestactieplan (MAP 4) moet met andere woorden worden bijgebeend in het komende actieprogramma, wat een zeer grote uitdaging wordt. Voor fosfaat steken we met ruim twee op de drie meetpunten uit boven de Europese norm. Voor fosfaat is er zelfs een achteruitgang tijdens het vierde mestactieplan.
MAP 5 staat intussen in de steigers. In Boer en Tuinder van 12 september verwijst Boerenbondvoorzitter Vanthemsche naar het overmaken van het Vlaamse voorstel met betrekking tot MAP 5 aan de Europese Commissie. Hij schrijft ook dat naar aanleiding van de reactie en vragen van de commissie er deze zomer drie werkgroepen werden opgericht, waaronder een waarin de fosfaatproblematiek specifiek behandeld wordt.
Voor het komende MAP 5, dat afloopt in 2018, is het de doelstelling om nog in maximum 5 procent van de MAP-meetpunten overschrijding van de nitraatnorm te hebben. Specifiek in ‘probleemstreek’ West-Vlaanderen laat het MAP-meetnet momenteel nog 44 procent overschrijdingen zien voor het IJzerbekken en 36 procent overschrijdingen voor het Leiebekken.
Minister, wat hield dat Vlaamse voorstel aan Europa in, waarover Boer en Tuinder bericht? Heeft de commissie hierop al formeel gereageerd? Zo ja, wat was die reactie? Kunt u ook wat toelichting geven bij de drie werkgroepen die zijn opgericht?
MAP 4 gaf via inspanningsverbintenissen en intensieve begeleiding een grote autonomie aan de landbouwsector zelf – wat goed is. Dit leidde weliswaar tot een verbetering van de resultaten, maar die zijn onvoldoende om de doelen van 2018 te halen. Wordt er in MAP 4 nog steeds met inspanningsverbintenissen gewerkt, of bent u van plan om in de richting van resultaatsverbintenissen te gaan en om eventueel met afdwingbare sanctioneringsmechanismen te werken?
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de waterkwaliteit is inderdaad sterk verbeterd en dat stemt ons natuurlijk gunstig. Wat betreft de doelstelling in MAP 4 voor 2014 zijn er 16 procent meetpunten waar de drempel van 50 milligram per liter wordt overschreden.
In gebieden met een overschot aan dierlijke mest komen hoge nitraatconcentraties voornamelijk voor in de wintermaanden, met piekconcentraties rond nieuwjaar. Zou het dan niet zinvoller zijn om in de toekomst in winterjaren te meten, dat is van juli tot juni, in plaats van in kalenderjaren? In het winterjaar 2012-2013 overschreed 26 procent van de meetpunten in het MAP-meetnet, dat zich bevindt in kleinere waterlopen waar de landbouw de doorslaggevende factor is in de stikstofverontreiniging, de norm van 50 milligram nitraat per liter. Dat is een flinke verbetering in vergelijking met het winterjaar 2006-2007 toen de 50 milligramnorm nog in 43 procent van de meetpunten werd overschreden.
Dit zijn gunstige, algemene cijfers, maar er zijn grote regionale verschillen. In 2012 werd in vijf bekkens de doelstelling van MAP 4 voor 2014 al bereikt: Dender, Nete, Gentse kanalen, Brugse polders en Dijle/Zenne. De bekkens van de Maas en de IJzer zitten, ondanks een verbetering de laatste jaren, nog ruim boven de doelstelling. In de bekkens van de Demer en de Leie zien we in 2012-2013 zelfs een achteruitgang tegenover 2011-2012. U zult het me niet ten kwade duiden dat ik het gunstig vind dat het Scheldebekken bijna de norm haalt.
Ik vul de vragen van de heer Vandaele aan. Minister, bent u op de hoogte van het gegeven dat, ondanks de algemene vooruitgang, in sommige bekkens de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater opnieuw verhoogt?
Zult u laten onderzoeken wat de oorzaak is van de verslechtering van de toestand in bepaalde bekkens? Wat zijn de belangrijkste vervuilingsbronnen?
Zult u bijkomende maatregelen nemen om, vooral in de gebieden die nog ver boven de 50 milligramnorm liggen, een verbetering van de waterkwaliteit te verkrijgen?
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik heb enkele korte opmerkingen. Uiteraard moeten we streven naar een verbetering van de waterkwaliteit, maar ik betreur het altijd als een aantal collega’s de inspanningen die de landbouwers de afgelopen jaren al hebben gedaan, wat negatief benaderen. Iedereen heeft er baat bij om hieraan te werken, zeker ook de landbouwers.
Wat de meetpunten betreft, hebben we in het verleden, in de vorige legislatuur, regelmatig een discussie gehad, onder meer met de heer Callens, over de correctheid ervan.
Ik heb ook een praktische vraag naar de werkzaamheden. Ik herinner me dat ik ook in de vorige legislatuur enkele vragen over de mestproblematiek heb gesteld. Toen heeft de toenmalige voorzitter gevraagd om ze te bundelen in een soort van opvolgingscommissie, een soort vast punt voor het op stapel staande MAP 4. De collega verwijst naar een artikel in een of ander ledenblad. De komende maanden en jaren zullen er continu vragen en reacties komen van verschillende landbouworganisaties en natuurverenigingen. Het wordt te veel als iedere keer dat iets verschijnt, een vraag om uitleg wordt ingediend. Ik roep op om er, net zoals tijdens de vorige legislatuur, een vast agendapunt van te maken en om er een soort opvolgingsvergadering over te organiseren.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, uiteraard steunen we uw strijd voor het verkrijgen van een betere waterkwaliteit, maar we willen ook graag de vragen van de heer Vandaele steunen. Als het klopt dat er een voorstel werd overgemaakt aan Europa, hoop ik dat we als commissie ook op de hoogte worden gebracht van de details van het voorstel en van de werkgroepen.
Minister, u herinnert zich nog wel dat ik tijdens de vorige legislatuur samen met een aantal collega’s een voorstel heb uitgewerkt met betrekking tot gerichte besproeiing. Dat zou een oplossing kunnen bieden aan deze problematiek. Ik verwees toen telkens naar een project in Nederland, maar ik wou graag opmerken dat er ondertussen ook een coöperatieve gestart is in Wallonië. Ik wou u daar gewoon op wijzen. Misschien kan uw kabinet dit onderzoeken, het zou misschien een deeloplossing kunnen zijn.
De heer Vandaele merkte op dat de ene vraag wat enger en de andere wat ruimer is opgevat. Mijns inziens worden ze allebei door hetzelfde artikel ingegeven en dus leek het me heel terecht om ze te koppelen.
Wat de bundeling betreft, ook dat is een overweging geweest toen we de twee vragen afwogen. Vorige week heb ik aangegeven dat we zullen proberen om met thema’s te werken. Ik had het toen ook over het voortgangsrapport over het MAP. Dat zal waarschijnlijk in januari of februari geagendeerd worden. Omdat deze vragen gebaseerd waren op een artikel over de waterkwaliteit, meende ik dat het te lang zou duren indien we zouden wachten op het voortgangsrapport. Ik stel wel voor om vragen in de toekomst wat te bundelen.
Minister, ik heb nog twee korte vraagjes. Wat betreft de berichtgeving van de afgelopen weken, vond ik het positief dat ook positieve resultaten effectief worden meegegeven in de publieke opinie, vooral ten aanzien van de vele mensen die de inspanningen doen. We zijn inderdaad nog niet aan het eindpunt, dat werd ook in de berichtgeving duidelijk meegegeven. Ik zou het heel erg betreuren indien bij het behalen van positieve resultaten de mensen niet gestimuleerd zouden mogen worden. Ze putten er kracht uit om de trend door te zetten. Ik wil dan ook vragen om zeker de positieve resultaten en de ‘good practices’ nog meer in de kijker te zetten en positief te belichten om zo de mensen nog meer te stimuleren om verder werk te maken van het uitvoeren van deze moeilijke maatregelen.
Het klopt dat er ook een bestraffing noodzakelijk zal zijn indien er effectief overtredingen gebeuren of indien zaken niet opgevolgd worden. Ik vraag om de sancties af te stemmen op het milieueffect. We moeten nadenken bij welke maatregelen een overtreding een grote impact heeft en daar de sanctie op afstemmen. Dan heeft de sanctie het meeste effect en zal er een groter draagvlak zijn voor bestraffende maatregelen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, ik zal beide vragen niet door elkaar beantwoorden, ik zal het eerst over het MAP hebben.
Mijnheer Vandaele, voor MAP 5 is er inderdaad een voorstel ingediend bij de Europese Commissie. Het gaat om een nota met een tiental hoofdlijnen voor het vijfde actieprogramma. Het is een van de stappen die we zetten om te komen tot een nieuw MAP 5. Het is de bedoeling om opnieuw een derogatie aan te vragen bij de Europese Commissie in het licht van de nitraatrichtlijn.
Over dat voorstel werd overlegd in de Opvolgingscommissie Mestactieplan (OMAP). Dat is een commissie die officieel bestaat en die ook bij het vorige MAP werd opgericht om telkens de vooruitgang ervan te kunnen bespreken. Voor wie geïnteresseerd is in de samenstelling van het OMAP, heb ik de lijst bij. Het komt erop neer dat zowel milieu- als landbouworganisaties en alle betrokken administraties er deel van uitmaken.
Het gaat zowel om wetenschappelijke organisaties, zelfs universiteiten, maar ook om het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), de afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen (ALBON), de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Iedereen die enigszins betrokken is zit erin, ook de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat (ABS), BioForum, Natuurpunt en de Bond Beter Leefmilieu (BBL) zaten mee aan tafel waar dit werd voorgesteld.
Het resultaat ervan hebben we ingediend. Het werd ook besproken met de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft ons immers gevraagd om wat we hebben ingediend te komen toelichten.
Er is ook een formele reactie gekomen van de Europese Commissie, op 27 juni 2014. In reactie op onze voorstellen stelt de Commissie dat er inderdaad al heel wat inspanningen gebeurd zijn en dat er een duidelijke verbetering is. Dat weten we natuurlijk allemaal al. Maar, en dat is duidelijk en wordt wellicht door niemand hier betwist, in een aantal rivierbekkens moeten de nitraatconcentraties nog dalen. Dat rechtvaardigt een echte gebiedsgerichte aanpak.
Mijnheer Sintobin, in het verleden is er inderdaad wat discussie geweest over het MAP-meetnet. Op een bepaald moment hebben we bekeken of er moest worden bijgestuurd. Op dit moment komt het ons eigenlijk heel goed uit dat we een dergelijk fijnmazig MAP-meetnetwerk hebben. Zo kunnen we heel gebiedsgericht bekijken waar de nitraatconcentraties zich bevinden. We kunnen ook gebiedsgericht extra maatregelen nemen. Iedereen is het erover eens dat het op dit moment een heel handig instrument is om heel concreet op lokale situaties in te spelen.
Ik zei dat de reactie van de Europese Commissie er kwam op 27 juni. Ik hoef u niet uit te leggen dat dat een heel bijzondere periode was: tussen de vorige Vlaamse Regering en de nieuwe. We zaten in volle formatieperiode, het was niet zo evident toen. Om geen tijd te verliezen en om de continuïteit te bewaren – want er was natuurlijk ook tijdsdruk – hebben we de VLM gevraagd om een aantal zaken die de Commissie vroeg, verder uit te werken in technische werkgroepen om er daarna mee naar de OMAP te gaan.
Wie zit er in die werkgroepen? Het zijn mensen van milieuorganisaties, deskundigen van de overheid, landbouworganisaties, bodem- en bemestingsdeskundigen en wetenschappelijke instellingen. Zij zitten allemaal in die technische werkgroepen om zo concreet te kunnen antwoorden op de vragen van de Europese Commissie.
In MAP 5 zal heel resultaatsgericht worden gewerkt. We zullen werken met een resultaatsverbintenis: in 2018 mag maximum 5 procent van de meetpunten in het MAP-meetnet de norm van 50 milligram nitraat per liter overschrijden. Dat is de doelstelling. Om dat te bereiken moeten we goed controleren, maar ook sancties kunnen opleggen. Natuurlijk zal ook een efficiënte en effectieve controle het sluitstuk vormen van het volgende MAP.
Een beetje in de lijn van wat mevrouw Rombouts heeft gezegd, is het logisch dat we er echt voor zorgen dat de zware overtredingen en misdrijven ook zwaar worden aangepakt. Dat zal de weg zijn die we zullen inslaan. Iedereen weet het: als je af en toe een pluim geeft, krijg je vleugels. In dat licht was er de terechte communicatie over de waterkwaliteit. Het is goed om te tonen dat de zware inspanningen die we met zijn allen leveren, resultaat opleveren.
Mijnheer Van Campenhout, ik kom tot uw vragen. U verwijst naar het winterjaar 2012-2013. Ondertussen beschikken we al over meer recente cijfers, de resultaten van 2013-2014 zijn bekend en er is een verbetering merkbaar. We zien dat in slechts 21 procent van de meetpunten in het MAP-meetnet de norm van 50 milligram nitraat per liter minstens een maal werd overschreden. Dit is opmerkelijk beter dan het vorige winterjaar, toen er nog in 25 procent van de MAP-meetpunten overschrijdingen waren.
Wanneer we verder kijken per bekken, dan is voor het winterjaar 2013-2014 de MAP 4-doelstelling behaald in zeven van de elf bekkens. Het percentage meetplaatsen met minstens een overschrijding daalt ten opzichte van het voorgaande winterjaar in vijf bekkens, met name IJzer (-5 procent), Beneden-Schelde (-5 procent), Boven-Schelde (-3 procent), Leie (-17 procent) en Demer (-19 procent). Het blijft status-quo in drie bekkens: Brugse Polders, Dender en Dijle-Zenne. En het neemt toe met 1 tot 3 procent in drie bekkens: Nete, Maas en Gentse Kanalen.
Om te bepalen of de nitraatconcentratie daalt of stijgt, is het aangewezen om naar langetermijntrends te kijken. We moeten ook verder kijken dan een jaar omdat ook rekening moet worden gehouden met klimatologische omstandigheden zoals neerslag en temperaturen.
Tijdens de periode van 2000 tot 2013 zien we een heel gunstige trend in bijna 35 procent van de meetpunten, wat vier keer meer is dan de punten met een ongunstige trend. Dat is heel positief. Dit betekent echter niet dat we er al zijn. We moeten nog verdere stappen zetten. Dat doen we door heel gericht in te zetten op de zwakke punten en op de bekkens waar het beter moet. In deze gebieden is het laatste jaar gericht ingezet op extra begeleiding, sensibilisering en controle. Die drie pijlers zijn belangrijk.
Er zijn al heel wat maatregelen genomen. De resultaten tonen dat ook aan. Ook het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB) ontvangt de fijnmazige resultaten en analyses van het MAP-meetnet. Zij gaan daarmee aan de slag in de waterkwaliteitsgroepen en confronteren de landbouwers met die resultaten. Ze zoeken naar oplossingen en kijken hoe een en ander kan worden verbeterd.
Mevrouw De Vroe, ik ga zeker aan de slag met de suggesties die u doet. Wij zullen daar in de verschillende werkgroepen rekening mee houden.
Natuurlijk blijven we ook telkens nagaan wat de oorzaken zijn om daaruit te leren. Er zijn niet-landbouwgerelateerde oorzaken die in bepaalde regio’s een rol spelen, bijvoorbeeld de snelle uitspoeling door de structuur in de grond. Daarnaast zijn er ook landbouwgerelateerde oorzaken, en ook daar wordt mee aan de slag gegaan.
Ik ben ervan overtuigd dat de gebiedsgerichte of lokale aanpak de juiste aanpak is. We hoeven dus niet iedereen te sanctioneren wanneer het ergens fout loopt, we moeten nagaan wat er in die focusgebieden kan gebeuren door daar een bijkomende resultaatsverbintenis op te leggen. Door strengere normen op te leggen kan men tot resultaten komen. We zien dat dit in de praktijk werkt.
In het voorjaar van 2014 hebben toezichthouders van de dienst handhaving van de Mestbank extra controles uitgevoerd in de gebieden waar de resultaten niet goed zijn. Van bij de start van het uitrijseizoen op 16 februari tot eind mei was bijna elke dag een controleploeg van de dienst handhaving aanwezig in de gebieden. Tegelijk heeft de dienst bedrijfsadvies van de VLM in die gebieden 184 landbouwbedrijven intensief begeleid en geadviseerd.
Er is ook de VODKA-actie. VODKA staat voor Verantwoord Opbrengen van Dierlijke mest, Kunstmest en Andere meststoffen. Die aanpak is bedoeld om de kennis op het terrein te verbeteren. Deze gebiedsgerichte aanpak zal nog verder geïntensifieerd worden binnen het nieuw mestactieprogramma voor de periode.
Mijnheer Van Campenhout, de tweede generatie stroomgebiedbeheerplannen, inclusief het maatregelenprogramma, ligt voor in een openbaar onderzoek. U kunt dit terugvinden op www.volvanwater.be. Daar vindt u de verschillende scenario’s met bijhorende maatregelen en actieprogramma’s die vaak verband houden met de waterkwaliteit. We hopen snel tot die definitieve stroomgebiedbeheersplannen te komen.
Mevrouw Rombouts, u vroeg naar de sanctionering. We moeten de sancties aanpassen aan de impact die een overtreding heeft op het milieu.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is een stap in een verhaal dat nog niet geschreven is. We komen daar zeker nog op terug tijdens de komende maanden.
Mijnheer Sintobin, u gaf de indruk dat wij negatief doen over de inspanning die de landbouw doet of deed. Dat is zeker niet het geval. We weten dat die inspanningen er zijn en we zien de verbeteringen op het terrein. We moeten elkaar echter geen blaasjes wijsmaken. We hebben nog een hele weg te gaan. We moeten die Europese doelstellingen in elk geval halen. Zo niet, zullen niet alleen de landbouwers daarvoor opdraaien, maar de hele samenleving. Die doelstellingen blijven hoe dan ook belangrijk.
Minister, u zegt dat de Europese Commissie u een brief heeft gestuurd op 27 juni, met een antwoord op uw laatste suggesties of verduidelijkingen aan Europa. Kunnen wij die brief van u krijgen? We weten dat de tijdsdruk groot is. MAP 4 loopt ongeveer af, we moeten dus echt werk maken van MAP 5. We moeten met zijn allen aan die kar trekken, aan die mestkar.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.