Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ook ik heb de gewoonte om mijn vragen kort te stellen. Ik zal ze dan ook niet in extenso stellen zoals ingediend. Wie geïnteresseerd is, zal de vraag ongetwijfeld gelezen hebben.
Ongeveer vier jaar geleden startte een proces van lange adem dat moest uitmonden in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, de opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). In mei 2014 besliste de toenmalige minister van Ruimtelijke Ordening, Philippe Muyters, om politiek niet meer te beslissen en het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen door te schuiven naar zijn opvolger of opvolgster. Er lang nochtans al heel wat klaar. De minister was echter van oordeel dat er niet voldoende draagvlak was om de definitieve tekst door te duwen en dat “wanneer maatschappelijke organisaties en experts niet achter de beleidsvisie staan, het plan een doodgeboren kind wordt.”
Ik zal nog even verduidelijken waar ruimtebeslag precies over gaat. Het ruimtebeslag is de ruimte die wordt ingenomen door onze nederzetting, dat betekent huisvesting, commerciële en industriële doeleinden, transport, infrastructuur, recreatieve doeleinden, parken en tuinen.
Nadat de minister had beslist niet verder te gaan en alles door te schuiven naar de volgende legislatuur was het wat stilletjes rond het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Het was eigenlijk opmerkelijk dat de vorige Vlaamse Regering er niet in slaagde om een langetermijnvisie te formuleren. Bijna twintig jaar na het RSV is er nog altijd geen nieuw beleidskader. Ook het nieuw Vlaamse regeerakkoord is bijzonder vaag over wat de toekomst ons moet brengen, en brengt niet onmiddellijk duidelijkheid. Er was wel een studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch onderzoek (VITO) die in opdracht van Ruimte Vlaanderen is opgemaakt over de evolutie van het ruimtebeslag in Vlaanderen. Er werden een aantal conclusies geformuleerd die in extenso te lezen zijn op de website van Ruimte Vlaanderen. Het rapport bevat ongeveer 80 bladzijden. Daar kan over worden gedebatteerd, onder meer inzake de conclusies die de minister trekt uit dit rapport.
Samengevat, het is misschien wat kort door de bocht maar algemeen kunnen we stellen dat elke dag in Vlaanderen 6 hectare open ruimte voor bebouwing verdwijnt.
In 1985 was nog maar 157.000 hectare bebouwd of 11,6 procent van de in totaal 1,35 miljoen hectare Vlaamse grond. Vorig jaar was dat al 253.000 hectare of 18,7 procent. Een aantal experten roepen de beleidsmakers op om in te grijpen. Ik citeer: “Als we zo doorgaan, bouwen we Vlaanderen kapot.” Het is natuurlijk een conclusie die we al langer dan vandaag trekken.
Misschien een belangrijker punt is de correlatie tussen migratie en de aangroei van de bevolking en het ruimtebeslag. In de studie worden er geen echte conclusies getrokken, maar men stelt – en ik heb zo’n beetje de indruk dat men de discussie uit de weg gaat – dat men moeilijk kan bewijzen dat een en ander met elkaar te maken heeft. Men stelt wel vast dat de aangroei van het ruimtebeslag gelijk loopt met de aangroei van de bevolking, maar echte conclusies trekt men daar niet uit.
Minister, wat is de stand van zaken van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen? Wat doet u met de conclusies van de VITO-studie? Is er een tijdspad om opnieuw een beleidsplan voor jaren of een beleidskader voor jaren op te stellen? In alle teksten die ik gelezen heb, stelt men dat het opmerkelijk is dat de evolutie van de bebouwde oppervlakte doorheen de tijd, los blijkt te staan van demografische factoren als vergrijzing, bevolkingsgroei of migratie. Er kunnen zeker vragen over worden gesteld. Minister, bent u bereid om verder onderzoek te laten voeren naar het verband tussen migratie, vergrijzing, bevolkingsgroei en de evolutie van het ruimtebeslag in Vlaanderen?
De heer Ronse heeft het woord.
Het is vandaag blijkbaar de dag om het vrij kort te houden, dus zal ik dat ook doen.
Ik heb twee bedenkingen. In het Vlaamse regeerakkoord is vermeld dat de evenwichten van het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen worden meegenomen. Is er al een visie over hoe dat zal worden aangepakt, vooral in functie van de historische achterstand van bos en groen ten opzichte van de doelstellingen die in het structuurplan zijn opgenomen?
In het regeerakkoord wordt ook vermeld dat het Mobiliteitsplan Vlaanderen wordt afgewerkt en goedgekeurd in samenhang met het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en het Klimaatbeleidsplan. In de commissie Mobiliteit nu donderdag wordt het rapport van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) voorgesteld en de MORA vraagt ook een afstemming om verkokering tegen te gaan. Minister, hoe wilt u dat aanpakken?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De vorige Vlaamse Regering heeft in 2011 het traject ingezet naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Op 4 mei 2012 was er het groenboek dat diende als basis voor een brede maatschappelijke discussie. Het groenboek ging uit van drie grote krachtlijnen: de metropolitane allure versterken, de mensenmaat in de ruimte koesteren en de veerkracht van de ruimte verhogen.
Bij de start is er een consultatieproces geweest, en een aantal ideeën werden verder uitgediept. Niettemin blijft de discussie vrij theoretisch, tot soms zelfs academisch. Er was weinig ruchtbaarheid rond het BRV bij het ruime publiek. Ik wil daarom, om tot een goed witboek te komen, het consultatieproces voortzetten en de lokale realiteit toetsen aan wat er in het groenboek staat.
Hoe gaan we dat aanpakken? We gaan een startconferentie houden en gebiedsgericht, in een aantal gebieden per provincie, gaan we alle betrokken actoren en middenveldorganisaties rond de tafel brengen. Het gaat om lokale besturen, gewone burgers, bedrijven, organisaties, de Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO), middenveldorganisaties die worden samengebracht om het gesprek en de discussie tussen alle actoren meer op gang te brengen over waar we met Vlaanderen naartoe willen op het vlak van ruimtelijke planning. Het is niet de bedoeling om het op de lange baan te schuiven. We willen tot een relatief kort traject komen zodat we in de loop van 2015 tot besluitvorming kunnen overgaan.
Het klopt dat de doelstellingen en de uitgangspunten van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen overeind blijven en samen met het groenboek BRV zullen we dat ook samen doen.
Het voorbereidend onderzoek uit de vorige legislatuur is te vinden op de website www.ruimtelijkeordening.be. Ik bezorg de secretaris van de commissie een digitaal exemplaar. Het is echt een expertenadvies van de VITO wat natuurlijk zeer waardevol is en als achtergrond kan dienen om verder op te bouwen.
Het regeerakkoord – en er is terecht naar verwezen – spreekt over kwaliteitsvolle ruimte, voldoende ‘ruimtelijk rendement’ realiseren. Natuurlijk moet dat gebeuren in samenspraak met alle andere plannen die er zijn. Ik denk aan het Klimaatbeleidsplan dat het niet alleen heeft over mitigatie maar ook over adaptatie, en waar we dus al rekening houden met overstromingsgevoelige gebieden enzovoort. Uiteraard moet ook dat worden vertaald in het BRV. Hetzelfde geldt voor het Mobiliteitsplan. Het is logisch dat die ook doorwerken. Zodra het Mobiliteitsplan er is, zullen we het ook zoveel mogelijk laten doorwerken. We nemen alles op in de gebiedsgerichte visie die we in 2015 concreet zullen uitwerken.
Er is ook een vraag gesteld over migratie. Uiteraard hebben demografie en bevolkingsaangroei een effect op de ruimte. Dat is logisch. Er zijn al heel wat studies rond gebeurd, ook in de schoot van de Vlaamse Regering. Er is zelfs een studiedag rond georganiseerd ‘Internationale migraties en migranten in Vlaanderen’ waar ook de ruimte in werd opgenomen. Die resultaten zijn ook beschikbaar. .
Het Steunpunt Ruimte werkt aan een ruimtemonitor. We weten dat de bevolking aangroeit en dat is een aspect waarmee we moeten omgaan.
Er wordt gezegd dat er een achterstand voor bos en natuur zou zijn. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor bos en natuur, maar ook voor sommige andere doelstellingen. Het spreekt voor zich dat we de duidelijke afbakening in het buitengebied tot een goed einde moeten brengen. Deze Vlaamse Regering heeft ook plannen om aan de zonevreemde bossen bestemmingen te geven.
Al deze elementen staan in het regeerakkoord en zullen worden uitgediept in de beleidsnota. De komende jaren zullen we er ook werk van maken. Er is nog een hele weg te gaan, maar als we het draagvlak kunnen vergroten door ruim en concreet in debat te gaan, zal het ook makkelijker zijn om tot oplossingen en compromissen te komen in soms heel ingewikkelde gebieden waar tal van conflicten zijn en waar tal van initiatieven zijn, boven en naast elkaar, vaak van hetzelfde Vlaamse niveau. We moeten proberen om die mooi in elkaar te laten samenvloeien om tot goede gebiedsgerichte oplossingen te komen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u opnieuw de draad oppikt waar minister Muyters de draad heeft losgelaten.
U wilt een startconferentie organiseren, u wilt alle actoren opnieuw samenbrengen. Het maatschappelijk draagvlak is natuurlijk heel belangrijk. Minister Muyters heeft dat ook al voor een deel geprobeerd. Ik vraag me dus af of u niet opnieuw hetzelfde werk gaat doen.
Het verbaast me een beetje dat het om een heel kort traject gaat. Minister, u zegt dat u zult starten met een conferentie om alle actoren samen te brengen. U spreekt ook over een nieuw beleidskader in 2015. Dat is heel nabij. Ik hoop dat u slaagt, maar ik vrees ervoor.
Minister, ik ben al blij dat u erkent, in tegenstelling tot vele anderen, dat migratie en demografie ook een effect hebben op het ruimtebeslag in Vlaanderen. Ik weet wel dat we de discussie over migratie hier niet zullen voeren, maar ik ben in ieder geval blij dat u toch erkent dat er een probleem is met de massale immigratie van de afgelopen decennia.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u voortbouwt op het werk van minister Muyters, 2015 in het vizier houdt, dat u de ruimtebalans zult respecteren en dat u zult afstemmen.
Het was mijn eerste betoog. Minister, ik hoop dat ik met elk antwoord van u zo blij zal kunnen zijn.
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, om ‘mislezingen’ van het verslag te voorkomen, zou ik willen zeggen dat ik de heer Sintobin en minister Schauvliege over migratie en ruimtegebruik toch niet hetzelfde heb horen zeggen. Dit voor alle duidelijkheid.
Ik denk dat ieder zijn conclusie kan trekken en mogelijk andere dingen heeft verstaan. Dat laat ik voor ieders persoonlijke interpretatie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.