Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, een recente bevraging door Natuurpunt – voor zover we niet allemaal lid zijn van Natuurpunt, kennen we Natuurpunt als de grootste ledenvereniging van het land die zich onder andere bezighoudt met promotie van natuur in de meest brede zin – onder 10.000 leden en 5000 niet-leden van de vereniging, bracht aan het licht dat 9 op de 10 ondervraagden natuur op wandelafstand van hun eigen woonomgeving belangrijk vinden als bron van rust en inspiratie. Het zijn trouwens bevindingen die in de lijn liggen van wat al eerder is bevraagd en wat we met z’n allen spontaan aanvoelen.
Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) formuleerde een aantal jaar geleden groennormen om een planning op lange termijn mogelijk te maken. De bedoelde richtnormen bestaan uit twee aspecten. Vooreerst een globale streefnorm, uitgedrukt als een ideaal aantal vierkante meter per inwoner, afhankelijk van de grootte van de bebouwde buurt. En daarnaast normen die preciseren op welke maximumafstand het groen zich voor elke inwoner mag bevinden, in functie van het soort groen. Een buurtparkje is iets anders dan een groot stadspark. Decretaal verankerd zijn ze niet, het gaat om richtcijfers.
De minister voorzag in 2013 in projectsubsidies voor een aantal groene projecten die onder de noemer ‘nabij groen’ kunnen vallen. Vier ‘Groen in de Stad’-projecten werden gesteund in het kader van Vlaanderen in Actie (ViA), er werden vijf nieuwe bebossingsprojecten opgestart, voornamelijk in het eerder bosarme westelijke deel van Vlaanderen, een handvol jeugdgroepen kreeg budget om hun terreinen in te groenen en avontuurlijk te maken.
Minister, de groennormen zijn tot nu toe niet decretaal verankerd. Hebt u plannen om dit te wijzigen? Waarom wel of waarom niet? Hoe worden deze groennormen – niet decretaal verankerd, maar toch door ANB als richtcijfers naar voren geschoven – gebruikt bij het uittekenen van het beleid? Bestaat er een behoeftekaart voor Vlaanderen waarop men kan zien of de noden nog groter zijn dan op andere plaatsen op basis van die richtcijfers? In hoever wordt bij het verlenen van subsidies, ingegaan op de bestaande lokale dynamiek? En bent u van oordeel dat, waar die lokale dynamiek niet bestaat, de overheid een tandje kan bijsteken om die lokale dynamiek wat te stimuleren of wat op gang te trekken?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wou toch even zeggen dat het huidige Vlaamse regeerakkoord een voortzetting is van de visie op lokale besturen. Die visie is vorig jaar al naar voren gebracht en beschouwt lokale besturen als volwaardige partners. De vorige legislatuur is er zwaar ingezet op de planlastvermindering voor de lokale besturen. Er moeten minder sectorale normen worden opgenomen in allerlei plannen die lokale besturen moesten opmaken. Er is zwaar ingezet op de planlastvermindering en deze Vlaamse Regering wil verdergaan met minder betutteling van de lokale besturen vanuit de Wetstraat naar de Dorpsstraat.
Wij zijn zelf geen voorstander van een decretale groennormering. Ik ben zelf actief in een gemeentebestuur en ik kan u zeggen dat lokale besturen zeer intens bezig zijn met thema’s zoals groenbeleving, natuurbeleving. Lokale besturen zetten er zwaar op in: bijkomende bossen, speelbossen, speelterreinen die avontuurlijk worden ingericht enzovoort. Praktisch elke gemeente zet ook zwaar in op een goed onderhoud van een park in de stad of gemeente. Ik denk ook aan de lokale ruimtelijke uitvoeringsplannen waar er heel wat mogelijkheden liggen voor meer groen in verkavelingen.
Op het vlak van wonen zijn de lokale besturen aangeduid als regisseur van het lokale woonbeleid. Vlaanderen biedt een kader aan aan de gemeenten. Ik wil de redenering doortrekken voor natuurbeleving: laat het lokale bestuur de actoren samenbrengen rond natuurbeleving. Vlaanderen kan goede voorbeelden aanleveren via projecten van het Bossencompensatiefonds of via ‘Groen in de Stad’.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, ik wil nog even de resolutie van voormalig parlementslid Khadija Zamouri van Open Vld, gesteund door het voltallig parlement, onder de aandacht brengen.
Eigenlijk was het de bedoeling om een algehele visie op groene ruimten en parken in de stad te creëren, en op alles wat daarbij hoort. Ik wilde graag nog eens even de resolutie onder de aandacht van de minister brengen, want die past bij deze vraag. Er werd in de resolutie aan de minister bevoegd voor stedenbeleid alsook aan de minister bevoegd voor natuur gevraagd om die visie uit te werken. De resolutie dateert van mei 2013. Ik wou die nog even onder de aandacht brengen, ik weet niet of er ondertussen al stappen zijn gezet. Zo ja, dan hoor ik dat heel graag.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Bruyn, mevrouw Taeldeman en mevrouw De Vroe, u weet dat Vlaanderen met Vlaanderen in Actie volop inzet op groen in de stad. Het doel is dat elke Vlaming op wandel- en loopafstand over groen beschikt. Daarop wordt volop ingezet. We bekijken dit veeleer op een ondersteunende en stimulerende manier. Die weg hebben we de voorbije jaren ingeslagen en willen we verder bewandelen.
Natuurlijk is er het ANB dat heel wat expertise levert, ook aan de lokale besturen. Er is ook het Ondersteunend Centrum van het ANB, met heel wat kennisopbouw en kennisdeling. Er is ook de website www.natuurinjebuurt.be met heel wat concrete tips, informatie, vademecums, opleidingen, studiedagen en zelfs groensafari’s, georganiseerd door het ANB.
Ik zei het al: stimulerend en ondersteunend. Een rode draad doorheen dit regeerakkoord is immers minder planlast, minder betutteling en geloof in de lokale autonomie. Mevrouw Taeldeman merkte dat terecht op. Het is die lijn die we ook op het vlak van het natuurbeleid willen voortzetten. Uiteraard zullen de projecten en de subsidies aan de lokale besturen worden voortgezet volgens die lijn en stimuleren we op die manier ook nieuwe projecten en ideeën.
Natuurpunt werd terecht vernoemd, want is in dezen een heel belangrijke partner. Ook die wordt lokaal ondersteund, vaak met projecten vanuit Vlaanderen.
Mijnheer De Bruyn, u vraagt ook heel specifiek naar de groennormen. Die bestaan inderdaad, het betreft een kader dat intern werd opgemaakt door het ANB. Alles wordt afgetoetst. Het zijn streefcijfers, ze zijn niet zwart-wit. Dat is belangrijk, zo kunnen ze richting geven aan initiatieven die worden ingediend. Zo kan worden bekeken of die initiatieven al dan niet passen binnen de groennormen. Ze worden ook gebruikt om gemeenten en steden te ondersteunen bij de opmaak van hun eigen ‘stedelijk groenplan’ en ook om een soort groenbehoeftekaarten op te maken. Dat staat dus allemaal ter beschikking van de lokale besturen, maar bijvoorbeeld ook van de Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP).
We zijn er echter geen voorstander van om er echt een dwingend instrument van te maken. Wel is er een soort richtlijn ‘opmaak van een stedelijk groenplan’, dat past een beetje in de resolutie waar mevrouw De Vroe naar verwijst. Het ANB werkt aan een actualisering ervan, samen met het VRP.
U vroeg ook of die kaarten voor heel Vlaanderen bestaan. Dat is niet het geval. In 2010 konden steden en gemeenten inschrijven om een groenbehoeftekaart op te maken. Dertien steden en gemeenten hebben die aangevraagd. Andere steden en gemeenten hebben de groenbehoeftekaarten in eigen beheer opgemaakt. Een groenbehoeftekaart geeft indicaties, ik herhaal dat die niet zwart-wit is. We moeten vooral inzetten op toegankelijkheid, op het opstellen van de aanwezige groene ruimte.
Het subsidiebeleid omvat heel veel aspecten en wordt ook voortgezet vanuit het ANB. Het projectteam Natuur in je Buurt bestaat momenteel uit drie personen op de centrale diensten in Brussel, aangevuld met in elke provincie één deeltijdse medewerker, die ook echt een ambassadeur is van Natuur in je Buurt. Het zijn de vijf mensen op de provinciale diensten die er onder het ANB voor zorgen dat ook dichtbije natuur tot ontwikkeling komt. Ze detecteren potentieel, ze kunnen lokale besturen bijstaan. We merken inderdaad grote verschillen, sommige steden en gemeenten zijn heel enthousiast en doen er heel vaak een beroep op, anderen doen dat minder. Ook dit valt natuurlijk onder de verantwoordelijkheid van de lokale besturen.
We spelen dus in op kansen en we zetten de projectmatige ondersteuning verder. Dat lijkt me de enige juiste manier. Er komen ook vaak voorbeeldboeken uit. Zo worden goede praktijken van steden en gemeenten gedeeld met andere gemeenten. Ze worden gestimuleerd om er veel aan te doen. Natuurlijk is er ook een warme oproep tot de lokale bestuurders en democratisch verkozenen op de diverse lokale niveaus om hier werk van te maken. We werken niet bestraffend, we zullen dit niet decretaal verankeren, want ik meen dat dat averechts zou werken. De manier waarop we het nu doen, lijkt me beter.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.
Voor alle duidelijkheid heb ik mijn vraag nog eens nagelezen, en ik las er geen pleidooi in voor een decretale verankering: ik stelde een vraag naar de stand van zaken. Ik kan alleen maar zeggen dat ik de bekommernis goed begrijp die ik bij mevrouw Taeldeman hoorde om alstublieft niet nog meer betutteling van onze lokale overheden te veroorzaken, net op het ogenblik dat we proberen om een heel deel planlasten weg te nemen. We waren, zijn en blijven op dat vlak bondgenoten. Ik hoop dat daarmee, indien dat misverstand bestond, het bij dezen is uitgeklaard.
Wat ik onthoud uit het antwoord van de minister en dat ik ook belangrijk vind, is dat de groennormen, die streefcijfers zijn en een behoefte blootleggen, voor een stuk worden gebruikt als afwegingskader op het ogenblik dat initiatieven worden genomen, dat ze gebruikt worden als toets bij vragen naar subsidiëring van initiatieven. Aan groeicijfers hebben we niets als ze niet ook voor een stukje worden opgenomen in het overwegingskader. Ik zeg heel bewust “voor een stuk” en “voor een stukje” omdat er daarnaast natuurlijk ook andere elementen in het overwegings- of afwegingskader zitten.
Minister, u sprak over dertien steden die de groenbehoeftekaart hebben aangevraagd en een aantal die het op eigen initiatief hebben gedaan. Ik veronderstel dat ik op uw diensten kan rekenen om een overzicht van die steden te krijgen. Gewoon informatief zou dat niet alleen voor mij, maar ook voor de collega’s interessant kunnen zijn.
Ik heb net de toezegging gekregen dat de lijst van de steden via de diensten aan u zal worden bezorgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.