Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, van het feit dat de Vlaamse suïcidecijfers hoog – te hoog – zijn, zijn we met zijn allen overtuigd. Minister, zowel het tweede Vlaamse actieplan dat u vorig jaar lanceerde als de oprichting van beleidszijde van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) waren pogingen om daar iets aan te doen. Er zijn zeer concrete doelstellingen vooropgesteld. We weten welke weg er nog voor ons ligt, en dat ter zake nog stappen moeten worden gezet.
Ondertussen kunnen we echter toch niet anders dan vaststellen, en dat ook niet voor het eerst, dat er bepaalde doelgroepen zijn waarvan de cijfers nog veel meer precair zijn dan die van de algemene populatie. Ik denk dan aan holebi’s en transgenders. Het was ook naar aanleiding van een recente suïcide van een transgenderpersoon dat ik ertoe ben gekomen om de vraag te stellen. Als we even op die bijzonder kwetsbare doelgroep inzoomen, dan stellen we vast dat maar liefst 22 procent van de transgenders een suïcidepoging onderneemt. Dat zijn cijfers die doen duizelen. Als maatschappij en als overheid kunnen we niet anders, en willen we hopelijk ook niet anders, dan daar adequaat op reageren.
Vanuit de transgenderbeweging komt er al langer de vraag om die specificiteit ook te erkennen in het beleid. Met die vraag kijkt men in de richting van de overheid: in welke mate is het mogelijk om een suïcidepreventiebeleid voor een stuk of een stukje specifiek af te stemmen op die bijzonder kwetsbare doelgroep? Dat is een pleidooi dat overigens ook bij çavaria, als ruimere koepel van holebi- en transgenderverenigingen, al langer mee op het eisenlijstje of het verwachtingslijstje staat ten opzichte van het beleid dat wordt gevoerd.
Minister, bent u van oordeel dat er momenteel voldoende kennis aanwezig is in het brede welzijnsveld om adequaat in te spelen op die toch specifieke zorgbehoeften en -noden bij transgenders? Dan mag het van mij vandaag gerust toegespitst zijn op die vraag naar de preventie van suïcide.
We zien dat holebi’s en transgenders terecht werden opgenomen als bijzondere doelgroep in het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie, maar, als ik correct ben ingelicht, tot nu toe nog zonder dat daar concrete actiepunten aan verbonden zijn om bij die groep ook daadwerkelijk het aantal suïcides en suïcidepogingen te doen dalen. Hebt u intenties om dat in de nabije toekomst wel te doen? Zo ja, met welke partners kan dat gebeuren?
Op mijn volgende vraag ken ik wellicht al het antwoord, maar ik laat het toch graag aan u om dat te geven. Is er al een budgetraming wat het verder uitvoeren van het actieplan betreft? In dat plan was indicatief een budgetraming opgenomen. Kunt u wat dat betreft eventueel al een tipje van de sluier lichten?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb een gelijkaardige bezorgdheid. Als we niet eens kijken naar het aantal mensen die dat overweegt, maar naar het aantal opgroeiende jongeren die effectief een poging ondernemen, dan zien we dat een op de acht homojongens dat doet, dus het dubbele van het aantal bij heterojongens, en een op vier lesbische meisjes, het vijfvoudige als men vergelijkt met heteromeisjes. Niet alleen heeft een op de drie holebi-jongeren en meer dan 60 procent van de transgenders dergelijke gedachten, veel jongeren gaan dus helaas over tot een poging.
Minister, ik weet dat u een jaar geleden op een gelijkaardige vraag hebt geantwoord dat u het raadzaam vond om hulpverleners in suïcidepreventie deskundig te maken in het omgaan met deze specifieke doelgroep. Ik geloof zelfs dat die vraag ook van de heer De Bruyn kwam. U zei toen dat u er nog geen zicht op had op welke manier die deskundigheidsbevordering vorm zou kunnen krijgen, en wie dat zou uitvoeren.
Hebt u daar intussen zicht op? Zijn er stappen ondernomen?
Ik heb nog vragen over twee andere risicogroepen. Dat zijn gedetineerden, die vijf keer zoveel suïcide plegen en ook kansarmen, bij wie de cijfers erg hoog liggen in vergelijking met andere groepen. Hebt u specifieke acties of vorming van hulpverleners gepland om hen beter met de problematiek bekend te maken?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ter aanvulling van de vermelde cijfers: 62 procent van alle transgenders speelde ooit met een zelfdodingsgedachte en 12 procent deed effectief een poging. Dat zijn verontrustende cijfers, vandaar dat ik deze oproep steun om te werken aan een betere preventiestrategie, want het blijkt duidelijk dat men zich niet aangesproken voelt door de bestaande suïcidepreventie.
Zult u initiatieven nemen om naast een algemeen beleid ook specifieke strategieën uit te denken voor de kwetsbare groepen? Welke concrete acties zult u in dit verband aan het Vlaams actieplan suïcidepreventie koppelen waarin holebi’s en transgenders genoemd worden als kwetsbare groepen? Zult u in uw komende beleidsnota concrete pistes en maatregelen formuleren?
Is er al een overleg geweest met çavaria? Welke voorstellen werden eventueel geformuleerd door de organisatie? Welke lijken u daarvan uitvoerbaar? Voorziet u in een specifiek budget voor deze extra kwetsbare doelgroepen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Onderzoek van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen uitgevoerd door het Steunpunt Gelijke Kansenbeleid aan de Universiteit Antwerpen toonde in 2009 aan dat 62,3 procent van de transseksuelen ooit met zelfmoordgedachten worstelde. 22 procent ondernam minstens één zelfmoordpoging. Uit het onderzoek blijkt ook dat 39,4 procent van de transgenders, mensen van wie het geslacht juridisch en operatief wordt aangepast, geen hulp zoekt. De helft geeft aan geen hulp te zoeken omdat ze geen hulp willen of nodig hebben. De andere helft durft geen hulp te vragen of geeft aan niet te weten waar ze hulp kunnen krijgen.
Zij die wel hulp zoeken, komen voornamelijk terecht bij de huisarts, psychiater of psycholoog. De ervaringen die ze hiermee hebben, zijn dubbel. Enerzijds positief aangezien de meesten de indruk hebben dat de hulpverleners wilden helpen, anderzijds minder positief aangezien ze ook de indruk hebben dat de hulpverleners geen of alleszins onvoldoende informatie hadden over de thematiek.
Vanuit de vaststelling dat er niet veel onderzoeksgegevens bestaan rond specifieke welzijnsnoden bij transgenders, verleenden wij in 2014 een projectsubsidie van 22.000 euro aan het Transgender Infopunt van het Centrum voor Seksuologie en Genderproblematiek aan het Universitair Ziekenhuis van Gent. Met dit project werd in de eerste plaats een verbetering van de opvang, zorgverlening en doorverwijzing van personen met genderidentiteitsproblemen, hun partners, kinderen en ruimere familie beoogd. Concreet werd de toegankelijkheid van informatie verbeterd door de inventarisatie van het zorgaanbod. De sociale kaart is te consulteren via de website http://transgenderinfo.be.
Daarnaast werd er een zorgpad opgemaakt en een zorgnetwerk opgezet. Het zorgpad omschrijft wat er allemaal mogelijk is voor een transgender persoon, met welke voorbereiding en nazorg men rekening moet houden, welke disciplines hierbij belangrijk zijn, hoe en wanneer er het best kan worden doorgestuurd enzovoort. Het Transgender Infopunt wil op deze manier kapstokken bieden aan het reguliere, niet specialistische hulp- en zorgaanbod om een deel van het zorgpad van de transgender en zijn context op te nemen.
Voortbouwend op de opgedane deskundigheid in het project werd in het Actieplan Gelijke Kansen, dat is goedgekeurd door de Vlaamse Regering van 4 april 2014, het bevorderen van de kennis over transgenderzorg opgenomen. Concreet bestaat de actie uit het bevorderen van de kennis over transgenderzorg en de doorverwijsmogelijkheden in Vlaanderen binnen de centra algemeen welzijnswerk (CAW) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen en het implementeren van het transgender zorgpad en het opstellen van een zorgnetwerk in Vlaanderen.
Specifiek wat suïcide betreft, is de deskundigheidsbevordering van hulpverleners, onder andere huisartsen, in het bijzonder voor specifieke doelgroepen, cruciaal. Het is wetenschappelijk aangetoond dat deskundigheidsbevordering in suïcidepreventie een effectieve en kosteneffectieve strategie is. Hieraan wordt gewerkt door de suïcidepreventiewerking van de cgg’s en door het Centrum ter Preventie van Zelfdoding.
Vanuit het eerste Vlaams Actieplan Suïcidepreventie werd, in samenwerking met çavaria, ingezet op deskundigheidsbevordering voor het thema suïcidepreventie bij intermediairen die werken met holebi’s. Een vorming vanuit çavaria werd gegeven in samenwerking met het Centrum ter Preventie van Zelfdoding. Çavaria werd betrokken bij het voortraject van de gezondheidsconferentie suïcidepreventie in 2011. Bij de opmaak van het nieuwe actieplan werden holebi’s als doelgroep ingeschreven onder de deskundigheidsbevordering van nieuwe doelgroepen. Deze opdracht werd toegewezen aan de suïcidepreventiewerkers binnen de cgg’s en zij zullen hier ook op worden bevraagd en geëvalueerd.
De Vlaamse werkgroep suïcidepreventie, waar çavaria lid van is, besprak in juni 2014 het thema suïcide bij holebi’s en transgenders. Er werd vastgesteld dat men onvoldoende kennis heeft over de aard en mate waarin holebi’s en transgenders de reguliere hulpverlening weten te vinden en of het aanbod suïcidepreventie voor deze doelgroep toereikend is. Volgend hierop vond er een overleg plaats met het VLESP, çavaria, de suïcidepreventiewerking binnen de cgg’s en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding om te onderzoeken wat we kunnen ondernemen om een suïcidepreventiebeleid te voeren dat zich ook toespitst op de doelgroep en of een categoriale aanpak wel de meest aangewezen aanpak is.
Op dit overleg werd beslist om in het najaar – dus in de loop van de komende maanden – met deze organisaties een uitwisselingsdag te plannen. Concreet zal op die dag worden gewerkt om het aanbod deskundigheidsbevordering suïcidepreventie meer holebi- en transgender-gevoelig te maken. Omgekeerd zal çavaria input rond suïcidepreventie krijgen. Tevens zullen de organisaties die dag bespreken hoe ze de doelgroep zelf kunnen sensibiliseren rond het thema suïcidepreventie. We vertrekken hierbij niet van nul. Er zijn goede buitenlandse praktijken bekend die uitgaan van informatie, sensibilisering en deskundigheidsbevordering over het risico op suïcide bij de doelgroep. Ook zijn er een aantal veelbelovende interventies in de Verenigde Staten die gebruikmaken van een hulplijn, een sociaal netwerk voor jongeren en trainingsmodules voor intermediairen. Ook in Vlaanderen zijn er goede voorbeelden, zoals de Holebifoon waarvan de vrijwilligers een vorming krijgen van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding. Op 17 november is de volgende Vlaamse Werkgroep Suïcidepreventie. Op deze vergadering zal het Vlaams expertisecentrum suïcidepreventie een stand van zaken geven van het actieplan en zal de vergadering de prioriteiten voor het volgende jaar bepalen.
Bij de opmaak van het Vlaams actieplan Suïcidepreventie voor 2012-2020 werd effectief een budgetraming opgemaakt. Hierin werden een aantal concrete acties berekend, en werd een globale groeivoet voorgesteld vanaf de huidige, nieuwe regeerperiode. We zullen dit in het raam van de begrotingsbesprekingen nader bekijken. We willen er wel opnieuw op wijzen dat deskundigheidsbevordering in de enveloppefinanciering van de cgg’s reeds is opgenomen. Zij hebben hiervoor ook een uitbreiding gekregen met 6,5 vte.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, we delen dezelfde bekommernis. Hier past niets anders dan een pleidooi te houden om op te ingeslagen weg voort te gaan en suïcidepreventie als een absolute prioriteit voor het Vlaamse welzijnsbeleid te blijven beschouwen.
Minister, ik hoor dat u een categoraal beleid voorzichtig benadert. Er is een opdracht gegeven om het te bekijken en een en ander te inventariseren. Op de volgende vergadering van de Werkgroep Suïcidepreventie zal dat aan bod komen. Ik hoop dat daar inderdaad een aantal concrete projecten uit voortvloeien.
Ik wil nog twee zaken in herinnering brengen. We hebben op 2 april vorig jaar een resolutie aangenomen in het parlement met betrekking tot de maatschappelijke positie van transgenders. Het doet me dan ook veel plezier dat twee dagen later al een van onze aanbevelingen is doorgegeven, namelijk om ervoor te zorgen dat in het brede welzijnsveld bijkomend aandacht wordt besteed aan de reële zorgbehoeften van transgenders. Dat is absoluut nodig.
Een tweede pleidooi dat ik wil houden, is een pleidooi voor het veiligstellen van het Transgender Infopunt. Ik wil daarbij heel nadrukkelijk aanstippen, minister, dat dit geenszins een exclusieve bevoegdheid is van Welzijn. Uiteraard is ook het kabinet Gelijke Kansen daarbij betrokken. Ik hou een sterk pleidooi om samen middelen te vinden om het Transgender Infopunt operationeel te houden.
Volgens mij zou het zinvol zijn om in een later stadium, dit is eerder een suggestie aan u, voorzitter, met de commissie eens te kijken hoe we de verdere ontwikkeling en toepassing van het Vlaams actieplan hier kunnen bespreken.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, wellicht bent u in de veelheid van uw antwoorden vergeten te antwoorden op de vraag naar eventuele maatregelen voor de specifieke doelgroepen kansarmen en gedetineerden. Daar liggen de cijfers van zowel suïcidegedachten als -pogingen erg hoog.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik deel de bekommernissen van de heer De Bruyn, ik zal ze niet herhalen. Dat zou de vergadering alleen langer doen duren.
We waren aan het kijken of in het strategisch plan de gedetineerden als een expliciete doelgroep staan omschreven. In het plan wordt gedetecteerd welke groepen een verhoogd risico lopen en waarop we bij voorkeur moeten focussen. Ik denk niet dat zij er als dusdanig staan vermeld, maar dat heeft misschien te maken met het feit dat de opvang, begeleiding en bejegening van gedetineerden in de eerste plaats een federale penitentiaire aangelegenheid is. We zijn daar niet zo rechtstreeks bij betrokken, tenzij met die diensten van de Vlaamse Gemeenschap die in de gevangenis aanwezig zijn en waarvoor wij een aanbod moeten organiseren. Als u dat goed vindt, bekijk ik het plan nog eens om te zien of ik u daar feedback kan geven.
Zoals gezegd, we hebben aan het Vlaamse Expertisecentrum voor de Suïcidepreventie gevraagd om een evaluatie te maken van het actieplan. Uiteraard kan die dan ook in het parlement besproken worden.
Als u echt online geïnteresseerd bent, kan ik u wel zeggen wat we ondertussen nog teruggevonden hebben.
Wat de gedetineerden betreft, kunnen we alleen maar samenwerken met Justitie die voor het gezondheidsbeleid in de gevangenissen verantwoordelijk is.
Als er nog documenten of informatie aangeleverd worden, kunnen we die op de commissiepagina van het intranet plaatsen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.