Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het gaat niet zo goed met de kleinhandel. Tussen 2008 en 2013 nam het aantal kleinhandelszaken met 23 procent af. Dat blijkt uit cijfers van het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ), dat die op zijn beurt heeft gehaald bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen (RSVZ). Als we dat in absolute cijfers bekijken, dan wordt het eigenlijk nog iets tastbaarder. Eind 2013 waren er net geen 60.000 detailhandelaars in ons land, terwijl dat er 5 jaar eerder nog 77.000 waren.
Als oorzaken worden heel wat elementen aangehaald. Er is de toename van het aantal baanwinkels. Er zijn de grote ketens die zich aan de rand van een stad of gemeente vestigen en zo de oudere kernen, waar de meeste kleinhandelszaken gevestigd zijn, deels leegzuigen. Daarnaast wordt ook gewezen op de opmars van shoppingcenters en megalomane projecten à la Uplace, die de kleinhandelaars de das zouden omdoen. Uiteraard is er ook de digitalisering, die maakt dat onlinewinkels een deel van de markt innemen die vroeger door kleinhandelaars werd ingenomen.
De gevolgen van deze evolutie zijn niet min te noemen. In bepaalde kernen wordt het aanbod voor de consument angstwekkend klein, wat de aantrekkelijkheid van kernen serieus hypothekeert en op zich een vicieuze cirkel in gang kan zetten, die nefast is voor anderen die nog in die kernen gevestigd zijn, of in oude winkelstraten in grote steden en dergelijke meer. Het is echt geen kwestie van landelijk tegen stedelijk Vlaanderen: ook in steden heb je die evolutie. Ook nemen de leegstand en de onveiligheid toe en dreigen kleine dorpen en wijken een deel van hun aantrekkingskracht te verliezen.
Nu kan een overheid hierin een essentiële rol spelen, door een handelsvriendelijk beleid te voeren, maar ook uiteraard door handelaars aan te zetten tot innoverende concepten. Mijnheer Gryffroy, we zijn absoluut voor innoverende handelaars, als dat op de juiste manier gebeurt.
In het regeerakkoord lees ik daarover: “We realiseren een doorbraak in de betrokkenheid van KMO’s bij het innovatiebeleid en de middelen die naar KMO’s gaan met zeer laagdrempelige projectsteun op KMO-maat (o.a. voor haalbaarheidsstudies, projecten, intellectuele eigendom en onderzoeksinfrastructuur). We schenken daarbij ook specifieke aandacht aan onze familiebedrijven en stellen de ondersteuningsinstrumenten zoveel mogelijk open voor de zelfstandige kleinhandel, vrije beroepen, zorgberoepen en KMO’s.”
Tekstueel kan men moeilijk het omgekeerde gaan beweren, maar als we dan naar de daden kijken – luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden –, dan staan daartegenover megalomane winkelprojecten zoals Uplace, waaraan de Vlaamse Regering ondanks een reeks negatieve adviezen haar steun blijft verlenen.
Minister, hoe reageert u op de cijfers van het RSVZ? Welke initiatieven kunt en zult u nemen om een handelsvriendelijk beleid te voeren en ook steden en gemeenten hierbij te betrekken? Acht u maatregelen nodig om kleinhandelaars te stimuleren om te innoveren? Zo ja, welke? Ik vraag u dus een concretisering van die zin in het regeerakkoord. Hoe motiveert u die steun en aankondigde initiatieven in het licht van die al eerder geciteerde megalomane winkelcomplexen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, het regeerakkoord lijkt me op dat vlak relatief duidelijk. We gaan onder meer voor een vereenvoudiging van de regelgeving, voor een vereenvoudiging van onder meer het aanspreekpunt, voor het eenloketprincipe. Dat is ook nodig. Daarin kan ik de heer Van Malderen bijtreden. Het is niet altijd negatief als hij iets zegt. Uit recente studies van Trends en KPMG is gebleken dat kmo’s het meest klagen over onder meer de loonkosten, de fiscale onzekerheid en die ondoorzichtige regelgeving. Ook bijvoorbeeld het vinden van startkapitaal is een groot probleem. De samenwerking met banken of het zoeken naar geld is soms een echte calvarietocht. Voor bedrijven met groeiambities is dat dan zeer moeilijk.
Mijnheer Van Malderen, als u het regeerakkoord echter goed leest, dan staat daar ook in dat de Vlaamse Regering alle mogelijke middelen zal inzetten om de kleinhandelaars in de stadskernen te ondersteunen en te versterken. Men gaat de kernwinkelgebieden versterken en handelslinten tegengaan. U moet er ook rekening mee houden dat die handelslinten er eigenlijk vooral zijn gekomen dankzij die IKEA-wet. Dat is onder Verhofstadt II gebeurd. Niet alleen Open Vld, maar ook sp.a zat daarin. Onder andere door die IKEA-wet en het feit dat toen de mogelijkheid is geschapen om te gaan naar die heel grote projecten waarover u spreekt – en u zat ook mee in de regering toen men daartoe heeft besloten – moet er nu inderdaad een zeer goede afweging gebeuren als het gaat over de vraag hoe we de kernen met de lokale handelaars, met de kleine kmo’s enzovoort gaan versterken. Het regeerakkoord is daar heel duidelijk in. We willen dat ook veranderen en voorrang verlenen aan aantrekkelijke, betaalbare en bereikbare kernen in wijken, dorpen, steden en gemeenten. Dat staat in het regeerakkoord. Ik veronderstel dat de minister dan ook mijn vraag zal beamen dat het regeerakkoord zal worden uitgevoerd zoals het er staat.
Voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Blijkbaar is dat al gegeven.
Mijnheer van Malderen, als u constructief wilt zijn … Ik zal zeer constructief zijn. We hebben die tekst zelf opgemaakt. We hebben er zelfs geen overleg over gehad met onze minister.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het belang van het handelsbeleid wel is aangetoond in deze commissie. Het is de derde vraag op rij. Eerst was er de vraag over het handelsvestigingsbeleid. Er was de vraag over hinder bij openbare werken. Nu is er de vraag van de heer Van Malderen. We zullen de komende weken, maanden en jaren zeker de nodige aandacht aan deze problematiek besteden.
Ik wil het ook graag hebben over de randvoorwaarden. Ik steun de vraag van de heer Van Malderen, maar ik vind ook de randvoorwaarden belangrijk om een kernversterkend beleid te voeren. Daarbij denk ik specifiek aan alles wat met parkeren te maken heeft. Bij een groothandel of een vestiging aan de periferie staat de winkel zelf in voor parkeerruimte. In de stadskern moeten de gemeenten instaan voor de parking, het parkeerbeleid, de netheid van de openbare ruimte. Iedereen weet dat de gemeenten niet in het geld zwemmen, integendeel. Ik wil ook vragen dat bij het kernversterkend beleid middelen worden uitgetrokken om de gemeenten de tools te geven waarmee zij kunnen voorzien in parkeergelegenheid, openbaar domein en faciliteiten om die winkels aantrekkelijk te maken. Wanneer men niet met de wagen of op een andere eenvoudige manier in een stad kan geraken, dan is dat voor de winkels niet aantrekkelijk meer. Ik vraag u dan ook om voldoende rekening te houden met de randvoorwaarden.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Fournier, ik ben het met u eens dat randvoorwaarden belangrijk zijn. Ik kom daar nog op terug in het antwoord op de vraag van de heer Van Malderen. Het is echter aan de gemeenten om keuzes te maken binnen hun budgettair kader. Ook wij moeten rekening houden met de budgettair krappe ruimtes. Ik begrijp uw bezorgdheid, maar uiteindelijk moeten die keuzes door de gemeenten zelf worden gemaakt. Ik wil dat verder bekijken, maar ik wil u nu nog niet zeggen dat we daar bijkomend geld voor zullen uittrekken. De Vlaamse Regering doet ook al heel veel moeite door het groeicijfer van 3,5 procent van het Gemeentefonds te behouden.
Mijnheer Van Malderen, u hebt gelijk dat ondernemen in dit land geen evidentie is. Dat geldt voor alle bedrijven maar in het bijzonder voor de kleinhandel. Bovendien wordt die kleinhandel onder invloed van steeds prijsbewustere consumenten ook uitgedaagd door een trend naar schaalvergroting en filialisering, die we ook in de buurlanden zien. Daarnaast is er de prijsconcurrentie, waarin het e-gebeuren ook een rol speelt.
Wanneer men enkel op de prijzen moet concurreren, dan is een lastenverlaging zeer belangrijk. Ik ben dan ook blij te horen dat de federale overheid daarin voorziet. Toch zullen onze bedrijven het moeilijk blijven hebben. Innovatie in de brede zin van het woord is dan ook essentieel, ook voor de kleinhandelaar. In de brede zin van het woord omdat men innovatief moet denken maar ook aantrekkelijke randvoorwaarden moet hebben, zodat ook de detailhandel de klant kan verleiden. Er is een aangenaam kader nodig maar ook innovatieve dienstverlening en service op maat. Al die zaken zijn belangrijk om succesvol te concurreren met grotere winkels. Ik heb ook zelf die ervaring. Op zaterdag ga ik naar de bakker en de slager. Ik ga nog altijd naar de kleinhandelaar omdat de service toch wel verschillend is. Als de slager vraagt of je zelf gaat koken en je daarbij een bepaald stuk vlees specifiek aanbeveelt, dan geeft dat toch een meerwaarde. En ja, ik kook.
De overheid moet in de eerste plaats een bijdrage leveren voor mooie stadskernen. Je goed voelen in een mooie stadskern kan aangenaam winkelen bevorderen en die detailhandel helpen. Maar ik wil van detailhandelaars ook actieve innovatievolgers maken. Ik denk niet dat elke detailhandel zelf innovatief moet zijn maar zij kunnen wel trendvolger zijn van innovatieve concepten. We kunnen dat doen door hen in contact te brengen met nieuwe concepten en nieuwe ontwikkelingen die hun een perspectief kunnen bieden om hun zaak aantrekkelijk te houden of te maken voor consumenten.
Op dit moment loopt bijvoorbeeld het project Commerciële Inspiratie, dat voortbouwt op de voorbije projecten Commerciële Innovatie, waarbij in een periode van vier jaar aan zeshonderd handelaars een intensief en individueel traject wordt aangeboden om hun zaak te innoveren en aan te passen aan de veranderde marktomstandigheden. Mijnheer Van Malderen, ik denk dat dit de initiatieven zijn die ervoor moeten zorgen dat onze detailhandel aantrekkelijk blijft.
Vanuit die visie kunnen grote winkelcomplexen en kleinhandel complementair zijn. Conform het Vlaams regeerakkoord willen we een integraal handelsvestigingsbeleid voeren dat gestoeld is op een decreet dat zowel op planningsniveau als op vergunningenniveau een instrumentarium aanreikt. Een van de doelstellingen van het integraal handelsvestigingsbeleid is om ruimte te creëren voor kleinhandelszaken, voor zover dat ruimtelijk duurzaam ontwikkeld kan worden. Zo kunnen zones voor detailhandel een oplossing bieden voor kleinhandelslinten. Handels-en horecazaken zijn essentieel voor de leefbaarheid in de steden. Via dat decretaal instrumentarium willen we meer mogelijkheden scheppen om de complementariteit tussen nieuw gecreëerde detailhandelszones en de handelskernen te bewerkstelligen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben ervan overtuigd dat we daar nog een aantal keren op zullen terugkomen. Een algemene bedenking in de opsomming die u maakt, is dat u wel een aantal hefbomen hebt maar de kracht die u daar kunt genereren, wordt heel vaak opgeheven door andere maatregelen die worden genomen. Ik heb zelf verwezen naar de problematiek van concepten zoals Uplace waarvan men redelijkerwijze kan aannemen dat die een enorme impact hebben op alles wat daarrond ligt. Wat u hier nu naar voren schuift als mogelijke oplossing wordt door de feiten gedeeltelijk tegengesproken. Er is al verwezen naar de IKEA-wet, maar ook in het structuurplan Vlaanderen wordt het inplanten van nieuwe grootschalige shoppingcentra aan de rand van stedelijke gebieden afgeraden. Als men de instrumenten gebruikt die men heeft, zou men al een heel eind verder zijn.
Ik ben blij dat u de concurrentie op prijs relativeert. Service en innoveren zijn daarin belangrijk. We moeten niet meegaan in een ‘cutthroat competition’ waar de prijzen steeds lager liggen maar waar men op een bepaald moment ook met een schraler aanbod wordt geconfronteerd en waarbij men wellicht ook inboet op kwaliteit en service. U bent blij dat de federale overheid zich voorneemt om een veel bescheidener lastenverlaging dan eerst was aangekondigd door te voeren. Daar staat dan tegenover dat het Vlaamse luik in het competitiviteitspact niet wordt ingevuld. Daar staat evenzeer tegenover dat het beschikbaar inkomen van de consumenten door deze regering op het Vlaamse niveau en nu ook aangekondigd op het federale niveau, serieus wordt aangetast. Alle goede dingen die u doet en één indexsprong verder, en de mensen hebben 2 procent minder te besteden. En dan heb ik het niet over de facturen die uw regering aan diezelfde gezinnen die de consumenten zijn van die kleinhandelaars aanbiedt. Er zijn dus goede voornemens te over maar wat u wilt doen, wordt voor een deel door uw eigen daden opgeheven.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, u raapt heel wat losse items bij elkaar om dan plots tot iets te komen. We moeten zorgen voor een goed evenwicht tussen eventueel mogelijke projecten buiten de stad – en dat is geen uitspraak van ons – en wat een integraal handelvestigingsbeleid moet zijn.
Mijnheer Van Malderen, wees gerust, ik spreek hier niet in naam van de minister. Wij hebben als ploeg samengewerkt om het regeerakkoord op te maken. Wij weten dus wat erin staat. Mocht u dat stuk goed gelezen hebben, dan had u een antwoord gekregen op uw vragen. Niet alleen in Vlaanderen maar ook in het buitenland zie je dat je met een integraal handelsvestigingsbeleid, waarbij men ruimte creëert voor toegevoegde waarde, een goede afstemming kunt bereiken tussen wat er buiten de stadskern gebeurt en wat er in de kern gebeurt. Daarbij zijn er wel mogelijkheden.
Toen ik zoveel jaar geleden nog voorzitter was van de lokale afdeling van UNIZO heb ik een bevraging gedaan bij alle handelaars in het Gentse. De vraag luidde: “Stel dat er in Gent een IKEA komt, is dat dan een nadeel voor u als lokale winkel?” Die IKEA staat er ondertussen. Het resultaat was onthutsend. De grote jongens, meubelhandelaars à la Weba, zagen er een nadeel in. Maar de detailzaken, die zich specialiseerden en iets anders aanboden dan IKEA en een eigen marktsegment en een andere niche bedienden, die geïnnoveerd hadden en een ander type van publiek hadden, vonden het geen nadeel. Zij vonden dat het zelfs een voordeel kon zijn, want het brengt een stroom van mensen naar de regio Gent.
Wat wij inderdaad willen, is een integraal handelsvestigingsbeleid met alle mogelijkheden om kernversterkend te werken. Dat is voor een deel huiswerk voor de lokale entiteiten.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik ben het niet helemaal eens met uw antwoord. Dat gebeurt niet veel. U zegt dat de gemeenten zelf moeten instaan voor hun parkeerbeleid en zelf initiatieven moeten nemen voor wat zij doen met hun geld. Ik bedoelde eigenlijk dat er in de vorige legislatuur een kernversterkend beleid was. Daarvoor werd, als ik mij niet vergis, 70 miljoen euro uitgetrokken. Een van de projecten waarop men kon inschrijven, was mobiliteit. Daar was ook geld voor uitgetrokken. Ik vroeg eigenlijk dat als je geld uittrekt voor kernversterkend beleid, er ook rekening zou worden gehouden met alles wat met mobiliteit te maken heeft. Dat was mijn vraag, en daarom was ik niet echt tevreden met uw antwoord.
Minister Muyters heeft het woord.
Daar wil ik dan wel in meegaan. En zo komen we weer overeen.
Mijnheer Van Malderen, u haalt Uplace een paar keer aan, zo met bijvoegsels. Ik moet u er niet aan herinneren door welke regering en met ondersteuning van welke minister Uplace is gestart en de brownfieldconvenant werd getekend. Dat moet ik echt niet herhalen. Het zal wel passen in de flexibiliteit en het groeiend inzicht, als u daar nu anders over spreekt. Laten we het houden bij wat het is. U ging er iets te veel op in opdat ik er nu over zou zwijgen. Aan Uplace werd natuurlijk ook een sociaal-economische vergunning toegekend. Niemand, ook geen burgemeester van Leuven, heeft daartegen bezwaar ingediend.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, Uplace is een pars pro toto voor een beleid dat men voert, maar het is wel zeer zichtbaar. Ik kan uw woorden gebruiken: de tijden veranderen, en in functie van andere inzichten wordt ook wel duidelijk wat het probleem is. Ten gronde is er de impact op de omgeving. En dan is er het puur juridische bezwaar.
U verwijst naar een sociaal-economische vergunning. Ik kan evengoed verwijzen naar de procedurele problemen. We hebben die aangekaart, maar men heeft daar niet willen naar luisteren. Daar was dus geen voortschrijdend inzicht. Nadien is men tegen de juridische muur van de Raad van State gebotst. Voorzitter, dat zit ver van deze vraag, maar de waarheid heeft haar rechten.
Over die elementen zal er ongetwijfeld ook in andere commissies worden gedebatteerd. Ik sluit af met een positieve noot: de minister zal voor de commissie koken. Hopelijk zijn er geen vegetariërs bij, want hij gaat uitsluitend winkelen bij de slager. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.