Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik wens u veel succes in deze legislatuur. U staat voor een ongelooflijk belangrijke uitdaging. U bent minister van de toekomst en dat is een mooie bevoegdheid in de politiek. Ik wil me verontschuldigen voor mijn afwezigheid vorige week. Ik was op de OESO-conferentie in Parijs, waar interessante inzichten over de staat en de stand van ons onderwijs met ons werden gedeeld.
Mijn eerste vraag om uitleg behandelt een interessant onderzoek van de ouderkoepels in het secundair onderwijs aan het begin van het schooljaar. Het siert de koepels dat ze dat onderzoek over de oplopende schoolkosten in het secundair onderwijs zelf voeren.
We zien sterk uiteenlopende kostprijzen, afhankelijk van de opleidingen. Dat lijkt me nog normaal en verdedigbaar. Maar we zien ook een groot verschil in kostprijs tussen dezelfde opleidingen aan de verschillende instellingen in verschillende scholen. Dat is natuurlijk niet altijd evident. We zien een grote variëteit aan activiteiten waarvoor een kostprijs wordt doorgerekend: didactisch en andere materiaal, omkadering, activiteiten, vervoer. Dat kan erg verschillen van school tot school. De moraal van het verhaal is dat er heel weinig transparantie is over de schoolkosten in het secundair onderwijs. Dat is niet noodzakelijk een goede zaak.
Ouders en kinderen zijn zo een beetje overgeleverd aan de willekeur van de instelling wat betreft het doorrekenen van schoolkosten. Wij vinden dat niet zo’n goede zaak omdat we zo het risico lopen dat de schoolkeuze die vrij is en dat moet blijven, niet altijd wordt bepaald op basis van de talenten van het kind of de richtingen die een school aanbiedt, maar op de kostprijs. Dat vinden wij een gevaarlijke evolutie.
De sociaal-economische achtergrond van de ouders mag voor ons nooit bepalend zijn voor het ontginnen van de talenten van kinderen. We moeten als gemeenschap dan ook waakzaam zijn dat we die drempels niet – weze het verdoken – verhogen of opwerpen.
Een ander risico kennen we allemaal uit onze dagelijkse praktijk, als we eerlijk zijn. Toen ik zelf schepen was van Onderwijs heb ik wel eens vastgesteld dat het imago van een school bewust bepaald werd door de kosten die werden doorgerekend. Sommige scholen durven de kosten wel eens pimpen als een soort kwaliteitslabel; andere scholen met een ander publiek hebben het moeilijk om de kosten door te rekenen en krijgen dan eerder een zwak imago, en dat lijkt me ook geen goede zaak.
Minister, hoe zouden we erin slagen om die schoolkosten transparanter te maken? Vindt u het een goede zaak om dat op zijn minst te proberen? Zo ja, hoe gaan we de kosten dan ook proberen te beheersen? Ik weet dat we in een besparingscontext leven, dat er bespaard wordt op de werkingsmiddelen in het secundair onderwijs. Overweegt u minstens in de eerste brede graad – gesteld en gehoopt dat die er komt – een systeem van maximumfactuur in te voeren?
Kunnen we om de transparantie te bevorderen bijvoorbeeld op stedelijk niveau, op departementsniveau, of minstens in de doorlichtingsverslagen, de schoolkosten die worden doorgerekend aan de ouders opnemen?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, wij delen de bekommernis om de schoolfacturen. Mijn fractie wil uiteraard niet aanvaarden dat de sociaal-economische achtergrond de schoolkeuze of studierichting bepaalt. Op dat punt ben ik het eens met mevrouw Gennez. Ik steun haar vraag om transparantie.
Ik wil daar wel meteen aan toevoegen dat wij geen vragende partij zijn voor de maximumfactuur in het secundair onderwijs, omdat we van mening zijn dat de maximumfactuur niet het ideale instrument is om tegelijk de kosten te monitoren en een degelijk aanbod te doen op het vlak van cultuur, educatie en sportactiviteiten zoals zwemmen. We zien in de lagere scholen dat die activiteiten te lijden hebben onder de maximumfactuur, zeker in landelijke gebieden waar men het vervoer niet kan betalen. Het lijkt me niet wenselijk om dat uit te breiden naar het secundair onderwijs. Veel scholen maken al te weinig ruimte voor cultuurparticipatie en -educatie. Dat hoeft niet altijd veel te kosten, daarover ben ik het met u eens, maar dan moeten we naar creatieve oplossingen gaan om toch een kwalitatief hoogstaand aanbod te doen aan al onze leerlingen, en inderdaad aan een voor iedereen betaalbare prijs.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, ik wil graag voortgaan op de vraag van mevrouw Gennez. Op 29 en 30 september berichtte de media het volgende: 10 procent van de leerlingen in de kleuter- en basisschool in Oostende moeten het met lege brooddozen stellen. Vroeger was dit vooral een probleem in de grootsteden, hoe langer hoe meer krijgen ook plattelandsscholen er nu mee te maken.
Niet toevallig stonden een jaar geleden dezelfde berichten in de kranten en werd dit probleem aangekaart in de commissie Onderwijs. Toen werd er onder andere verwezen naar een advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). In dat advies drong de Vlor aan op meer samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn. Het behoort inderdaad niet tot de kerntaken van Onderwijs om in gratis maaltijden te voorzien voor leerlingen, en de scholen moeten ook hun facturen kunnen betalen. Dit betekent echter niet dat we zomaar kunnen aanvaarden dat kinderen honger lijden: samenwerking met het OCMW en de sociale diensten is dan ook aangewezen.
Hebt u zicht op de grootte van dit probleem in het Vlaams onderwijs? Zijn er afspraken gemaakt tussen het kabinet Onderwijs en de kabinetten Welzijn en Armoedebestrijding om deze problematiek aan te pakken?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik sluit me ook aan bij de vraag van mevrouw Gennez. Ik vind het ook belangrijk dat we die kostenbeheersing onder controle houden. Onderwijs is een recht voor iedereen en moet betaalbaar blijven. Er moeten zo weinig mogelijk drempels zijn. De maximumfactuur in het basisonderwijs heeft ervoor gezorgd dat die schoolkosten beheersbaar zijn geworden. Ze heeft heel wat scholen doen nadenken over onnodige en overbodige schoolkosten.
Toch zijn er nog geregeld problemen. We horen dat in de media. De armoede neemt toe. Heel wat scholen krijgen te maken met onbetaalde facturen. We lezen dan berichten zoals scholen die weigeren aan de kinderen nog maaltijden te geven of die rapporten niet afleveren bij onbetaalde facturen. Daar zit dus nog wel een probleem. Er zijn heel wat mensen die ook nu nog problemen hebben met facturen.
De vraag komt op een ironisch moment, op een moment dat de maximumfactuur in het basisonderwijs wordt opgetrokken omdat er een besparing is op de werkingsmiddelen. Mevrouw Brusseel, het is inderdaad evident – dat vinden wij ook – dat er voldoende culturele en sportactiviteiten moeten worden gegeven, in het lager onderwijs en zeker ook in het middelbaar onderwijs. Niemand kan daar tegen zijn. Maar ook dat behoort tot de taak van het onderwijs. Dat zou in de werkingsmiddelen moeten vervat zijn. Als je echter bespaart op de werkingsmiddelen voor scholen, moet je het geld bij de ouders halen. Dat is echter niet onze visie op onderwijs. Onderwijs is een basisrecht en moet zo kosteloos mogelijk zijn en toegankelijk voor iedereen. Cultuur- en sportactiviteiten zijn inherent aan onderwijs en moeten door de werkingsmiddelen worden opgevangen. Daar zit, denk ik, een fundamenteel probleem.
Minister, naast een eventuele maximumfactuur in de eerste graad van het secundair onderwijs lijkt het ons ook bijzonder nuttig om iets te doen om de armoede te bestrijden door de studietoelagen automatisch toe te kennen. Daar is al heel lang sprake van. Armoedenetwerken schuiven dit naar voren. Zij willen werk maken van de maximumfactuur maar ook van de automatische toekenning van de schooltoelage. Minister, bent u van plan om dat prioritair aan te pakken? Dat zou voor heel wat mensen al een grote hulp zijn.
Minister, ik heb tegen het eind van de vorige legislatuur een vraag gesteld over de kostenbeheersing in het secundair onderwijs. Wij hebben dit in het parlement goedgekeurd toen Frank Vandenbroucke minister van Onderwijs was. Wij hebben toen de hele afweging gemaakt: maximumfactuur of geen maximumfactuur. Het parlement heeft toen geoordeeld dat het niet wenselijk was om een maximumfactuur in te voeren in het secundair onderwijs. Wij kozen voor het secundair onderwijs wel voor een vorm van kostenbeheersing. Wij stonden daar allemaal achter.
In de loop van de vorige legislatuur heb ik gevraagd in welke mate de scholen effectief aan kostenbeheersing doen en of wij daar zicht op hebben. Ik ben toen, op basis van het antwoord van de minister, tot de vaststelling gekomen dat wij daar geen opvolging voor hebben. Wij vragen dat er een vorm van kostenbeheersing is, maar wij weten niet of dat nu wordt toegepast of niet, en wat het resultaat is. Wij kunnen ons vandaag enkel en alleen baseren op rapporten van ouderkoepels, die ons informeren over de kost binnen het secundair onderwijs. Maar op de wijziging die zich mogelijk heeft voorgedaan binnen de scholen doordat wij in het parlement een beslissing hebben genomen, hebben wij geen zicht. Het was de vorige legislatuur ook niet de optie van de minister om dat te monitoren. Maar ik vraag mij nu toch af hoe wij met een kostenbeheersing omgaan die wij in het parlement hebben goedgekeurd. Wij hebben verwachtingen ten aanzien van de scholen, maar wij hebben het gevoel dat de kosten niet zijn gedaald. Hoe gaan wij om met de kostenbeheersing die wij hebben goedgekeurd?
Collega’s, dit is opnieuw een zeer interessante vraag. Er zijn hier twee ‘à côté’-discussies toegevoegd aan de vraag. Er is een vraag over de maximumfactuur in het basisonderwijs. Uit respect voor de mensen die een volgende week geagendeerde vraag om uitleg hebben gesteld, zal ik daarop nu niet doorgaan. Ik heb wel goesting, maar ik zal het niet doen. Ik vind dat niet kunnen, we zullen dat luik volgende week behandelen. Dan is er, bij deze vraag over schoolkosten in het secundair onderwijs, een uitgebreide vraag naar de hele discussie over de brede eerste graad. Dat zal ik nu ook niet behandelen. De vraag gaat over de kosten. Als iedereen het daarmee eens is, zou ik het daartoe willen beperken.
Dat onderzoeksrapportje is heel interessant. Het is geen wetenschappelijk onderzoek, maar het is niet omdat het niet wetenschappelijk is dat het niet interessant zou zijn. De cel Ouderbetrokkenheid is een netoverschrijdend samenwerkingsverband tussen de drie ouderkoepelverenigingen: de Koepel van Ouderverenigingen van het Officieel Gesubsidieerd Onderwijs (KOOGO), de Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen (VCOV) en GO!-ouders. Ze hebben aan een tweehonderdtal ouders gevraagd om gedurende het schooljaar 2012-2013 een kostendagboek bij te houden. Het resultaat van dat onderzoek werd overgemaakt aan de administratie (zie rapport). Dat is van voor mijn tijd. Nu ja, mijn tijd is nog maar heel kort. (Gelach)
Ik vind het wel chique om te zeggen dat het van voor mijn tijd is. Ik voel mij nu heel belangrijk. (Gelach)
Ik heb het wel al gelezen. Het is heel interessant. Er werden hierover een aantal zeer interessante aanvullende vragen gesteld. Het is belangrijk dat we op kostenbeheersing blijven inzetten. Ook in het secundair onderwijs. Er bestaan vandaag een aantal decretale verplichtingen waarvan ik mij afvraag of scholen ze wel accuraat toepassen. Ik heb hier, terwijl jullie vragen aan het stellen waren, druk zitten lezen. Ik kan twee dingen tegelijk doen: lezen en luisteren.
Scholen zijn vandaag verplicht om bij het schoolreglement een bijdrageregeling te voegen. Die moet aan de ouders inzicht geven over de te verwachten schoolkosten. Ze zijn decretaal verplicht om die bijdrageregeling correct te communiceren met de ouders. Ik vind dat belangrijk als basis. Elke school moet op een transparante wijze zeggen welke kosten redelijkerwijze mogen worden verwacht. Wie kijkt naar de resultaten van dat onderzoek, ziet dat daar al het schoentje een beetje knelt. Van die tweehonderd ouders zijn er veel die het op voorhand niet zo duidelijk wisten, en ze wisten ook niet, toen ze de facturen kregen, waarvoor het moest dienen. Op dat punt moeten we werken.
Verder heeft het Rekenhof, naar aanleiding van andere rapporten, gezegd dat de administraties bij die scholen aansturen op de opstelling van een bijdrageregeling die volledig en duidelijk is en kostennota’s voor de ouders die voldoende en correcte informatie bevatten. De basis is het inzicht. Je moet weten wat je moet betalen en waarvoor. Daaraan moeten we werken.
Moeten de scholen dat elk op hun eigen manier doen of kunnen we de scholen een instrument aanreiken om te monitoren? Er loopt – en dat is interessant – bij mijn diensten een onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek dat nagaat of je een studiekostenmonitoringssysteem kunt opzetten waarvan je gebruik zou kunnen maken om schoolkosten te monitoren. De oplevering van dat systeem is vastgelegd voor het najaar van 2015. Ik heb dat niet uitgevonden, het loopt al. Ik moet nog eens navragen hoe het precies werkt, maar het lijkt mij wel nuttig om na te gaan hoe die schoolkosten worden gemonitord.
Bovendien, collega’s, is er een specifieke zaak die het in het secundair onderwijs een beetje moeilijker maakt om te spreken over een maximumfactuur. Ik vind dat persoonlijk heel moeilijk: er zijn heel verschillende richtingen en de ene is duurder dan de andere. Moet je dan per richting een factuur bepalen? Ik zal er volgende week meer over zeggen, maar ik heb graag dat het eenvoudig is en dat de mensen niet beginnen te vergelijken tussen de verschillende richtingen.
Ik vind dat een school transparant moet communiceren met wie schoolloopt over de te verwachten kosten. Ik wil nagaan of het studiekostenmonitoringsysteem iets is dat zou kunnen worden gebruikt door scholen. Want blijkbaar zijn er heel veel verschillen tussen scholen onderling. En zelfs al volg je dezelfde richting, dan kan daar nog een groot verschil zijn.
Mevrouw Helsen heeft gelijk: het is nog niet gemonitord, behalve het onderzoek bij tweehonderd gezinnen waaruit we een aantal interessante zaken kunnen halen.
U vraagt of het mijn bedoeling is om een maximumfactuur in te voeren. Op dit ogenblik is dat niet mijn bedoeling. Ik zie dat mijn administratie een aantal suggesties heeft gedaan, zoals het informeren van de scholen over het belang van een transparante kostenbeheersing en over de commissie Zorgvuldig Bestuur. Misschien moeten we alvast daar werk van maken. Anno 2014 zijn er inderdaad nog een aantal problemen inzake die transparantie.
Ik heb dus een aantal knelpunten vermeld die het voor mij moeilijk maken om een maximumfactuur in te voeren. Ik vind dat helderheid en duidelijkheid de eerste prioriteit zijn.
Wat de transparantie betreft, is er de decretale verplichting, het schoolreglement, de schoolraad die moet worden geraadpleegd, de bijdrageregeling die in het schoolreglement moet staan. Daarnaast moeten we bekijken wat we met die monitor zouden kunnen doen.
Er zijn suggesties gedaan over die studietoelage. Dat is het omgekeerde. Ik denk dat het aansluit bij de vraag van mevrouw Meuleman. Ik vind het bijna evident dat het geautomatiseerd is als je recht hebt op een studietoelage. Ik heb begrepen dat de schooltoelagen vanaf het schooljaar 2014-2015 effectief ook gedeeltelijk automatisch zullen worden toegekend. Wat betekent dat? Als je een toelage voor de eerste keer aanvraagt, moet het nog via de klassieke weg. Vanaf het tweede jaar gebeurt alles automatisch en moet de potentiële aanvrager enkel nog zijn of haar goedkeuring geven.
Wat mij betreft, mag alles automatisch lopen. Ik heb de knelpunten gelezen die er zijn bij het automatiseren. Je moet dan iedereen aanspreken en hebt heel veel gegevens nodig. Ik weet dat mijn voorganger pogingen heeft ondernomen om dat te realiseren. Daarom is de eerste stap gezet. De eerste keer moet je zelf een aanvraag indienen en vanaf de tweede keer gaat het automatisch. Ik vind de zorg daarover terecht.
Ten slotte was er nog een vraag over de middagmalen. Die vraag hangt natuurlijk ook samen met het schooltoezicht. In het vrij onderwijs wordt er al heel lang een bijdrage gevraagd voor het schooltoezicht onder de middag. Ik weet dat het nu ook in sommige steden en gemeenten wordt gevraagd in het gemeentelijk onderwijs. Ook hier is absolute transparantie en zeer goede communicatie van belang. Dat is trouwens ook niet altijd even goed gelukt met de ouders.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is inderdaad goed om de discussie niet te overladen. In onderwijs wordt vaak te veel op één hoop gegooid, waardoor de kar dan door haar assen zakt en we geen vooruitgang meer boeken. Ik wil het expliciet niet hebben over het basisonderwijs. Laten we proberen dat volgende week te doen. Over het optrekken van de maximumfactuur zullen we ongetwijfeld nog heel vaak discussie voeren.
Eerst en vooral wil ik u danken voor uw engagement om kostenbeheersing ernstig te nemen. Ik denk echt dat het een probleem is. Er is niet enkel dit onderzoek van de ouderkoepels. Het is eigenlijk spijtig of tragisch dat we, anno 2014, wanneer er zoveel wordt gemeten, zeker in ons onderwijs, aan ouders moeten vragen om een overzicht te maken waarop wij ons dan baseren om ons beleid te voeren. Dat lijkt mij niet van deze tijd.
Ik ben zelf schepen geweest en heb vanuit de stedelijke overheid ook pogingen gedaan om die kosten te monitoren. Scholen staan daar niet altijd even open voor. Getuige het feit dat er effectief een decretale verplichting bestaat en dat veel ouders het niet weten, niet alleen ouders die doorgaans niet makkelijk aan informatie geraken, maar ook andere, hoogopgeleide ouders, omdat de school aan het begin van het jaar nog geen duidelijk overzicht heeft van wat er in de loop van het jaar zal worden doorgerekend aan de ouders. Ik denk dat dat in sommige scholen het probleem is. Dus graag transparantie.
Er zijn heel wat instrumenten die scholen samenbrengen en kenmerken van leerlingen verzamelen. Kunnen we niet proberen het overzicht heel dicht bij de scholen samen te brengen? Dit kan op een objectieve manier worden gecommuniceerd, niet alleen vanuit de scholen zelf maar ook vanuit netoverschrijdende en autonome instanties die burgers informeren. Kan dit, naast het instrument waarvan u spreekt, eventueel worden onderzocht? Het is een goede zaak om uniform te monitoren. Scholen zijn snel geneigd te zeggen dat ze geen boodschap hebben aan planlast. Als het departement een instrument kan aanbieden, is dat argument snel gecounterd. Transparantie staat voorop.
Mevrouw Brusseel zegt dat er een aantal opdrachten té belangrijk zijn om de maximumfactuur niet in te voeren of uit te breiden, zoals sport- en cultuuractiviteiten en voor het basisonderwijs ook voor-, middag- en naschoolse opvang. Als onderwijs een basisrecht is – wat mij betreft is het de belangrijkste gemeenschapsvoorziening die er bestaat –, dan moeten we aan ouders durven te zeggen dat de schooldag niet alleen begint om halfnegen en eindigt om twintig over drie of vier uur. Die schooldag duurt voor veel kinderen langer omdat de ouders gaan werken. Dat is een goede zaak en dat willen we aanmoedigen. Ik pleit ervoor om alles samen te nemen om na te gaan wat de basisopdracht is. Dit zijn geen dingen die we extern aan een schooldag kunnen blijven beschouwen. Wat mij betreft, hoort zinvolle voor- en naschoolse opvang daar ook bij, net zoals middagopvang en culturele en sportieve activiteiten. Laat ons nagaan wat dat allemaal samen kost naast de specifieke les- en leeropdracht. Op die manier voeren we een veel eerlijkere discussie en kunnen we ermee stoppen om vanuit verschillende niveaus facturen aan gezinnen te sturen.
Heel veel steden en gemeenten hebben in het verleden vanuit het lokaal flankerend onderwijsbeleid een dotatie gegeven aan de netten om bijvoorbeeld middagopvang te organiseren. De stedelijke besparingen maken ook daar slachtoffers. Het komt allemaal op de rug van de ouders en de scholen terecht. De discussie moet zo breed mogelijk worden gevoerd.
Ik dank u om de transparantie te willen monitoren, zowel centraal als gedecentraliseerd. Het debat over de maximumfactuur moet zeker worden gevoerd met àlle kosten die ouders maken in het kader van een schooldag.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De transparante schoolrekening is sowieso van belang, transparante communicatie daarover evenzeer. Op die manier weten ouders op voorhand ongeveer wat het zal kosten. In die communicatie kan misschien ook worden meegegeven dat, indien het niet lukt om de factuur in één keer te betalen, er een kostenspreiding mogelijk is.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben het ermee eens dat er grote verschillen zijn in het secundair onderwijs tussen richtingen en dat het daarom moeilijker is om een maximumfactuur in te voeren. Onder meer onderwijskoepels stellen echter dat het kan worden geprobeerd in de brede eerste graad waar de verschillen nog niet zo groot zijn. Deze ambitie zou tijdens deze legislatuur vooropgesteld kunnen worden om dan later het systeem eventueel uit te breiden. Ik heb begrip voor de moeilijkheden die achteraf kunnen ontstaan, maar ik vind het jammer dat u dat niet van plan bent.
Wat betreft de schooltoelage is er een gedeeltelijke automatische toekenning. Heel wat verenigingen vinden het jammer dat dit niet volledig automatisch gebeurt. Er is nog steeds een hoge drempel om de aanvraag te doen en heel wat mensen weten ook niet dat ze recht hebben op een schooltoelage. U zegt dat u niet verder kunt gaan en dat er heel wat praktische moeilijkheden zijn om de toelage volledig automatisch in te voeren en te geven aan iedereen die er recht op heeft. Welke initiatieven plant u dan om mensen die er recht op hebben maar ze niet aanvragen, toch te bereiken?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik vind het vreemd dat mevrouw Gennez zegt dat er nog niets wordt gedaan voor de monitoring. Mijn voorganger was van uw partij. Ik ga er geen gewoonte van maken om het systematisch te zeggen, maar ik kan alleen maar vaststellen dat het zo is. Ik ben ook voorzichtig met grote uitspraken te doen dat ik het allemaal beter ga oplossen. Anno 2014 is het zo dat het bijzonder moeilijk is om de schoolkosten zorgzaam te monitoren. U leidt daaruit af dat ik een systeem ga opzetten om centraal alles te monitoren. Ik heb dat nog niet gezegd. Ik wil eerst nagaan wat men nu al aan het maken is. Er kan misschien al een monitoringinstrument aan de scholen worden aangereikt. Voor mij is het het allerbelangrijkst dat ouders een zeer correct zicht hebben op de kosten die worden aangerekend. Ik ben daar zeer gevoelig voor. Heel veel scholen doen dat goed; ik wil dus geen afbreuk doen aan het goede werk dat wordt geleverd. Ik zeg dus nu niet dat we het centraal vanuit Brussel zullen monitoren. Ik wil eerst eens nagaan welk instrument eruit komt. Ik ga er ook niet op wachten, want het is voor eind 2015. Het is snel maar toch ook nog een jaar. We kunnen nu de scholen misschien nog een mail sturen en erop wijzen dat het voor alle ouders belangrijk is.
Mevrouw Meuleman, we verschillen een beetje van mening over de maximumfactuur. Voor mij is inzicht zeer cruciaal vooraleer we weer gaan zeggen wat er niet mag. U zegt dat het misschien goed is om al te starten in het eerste en tweede middelbaar. Ik wil het debat proper voeren zolang we geen goed zicht hebben. Er zijn de 200 ouders, maar het monitoringinstrument is voor mij wel belangrijk.
Wat de studietoelagen betreft, hebt u gelijk. U hebt een punt. Het zou ideaal zijn als ze geautomatiseerd zouden zijn. Het klopt dat ongeveer een vierde van de studenten een studiebeurs heeft. Ik ben er echt van overtuigd dat sommige ouders uit het secundair onderwijs niet weten dat hun kind recht heeft op een studietoelage en dat dit een belemmering is om hen verder te laten studeren. De vraag is natuurlijk hoe we dat kunnen automatiseren. Het betekent dat je al vanaf de kleuterleeftijd een traject hebt: alle kinderen die schoollopen moeten worden gecheckt. Er zijn praktische obstakels.
Ik sta er ook van versteld hoeveel mensen nog informatie voor studiebeurzen komen vragen. Als ze het weten, vragen ze ze wel aan volgens mij, maar niet iedereen weet het. Ik ben ervan overtuigd dat nog een aantal mensen uit de boot vallen. Er zijn misschien mogelijkheden: de kinderbijslag wordt hervormd en misschien kan daar iets aan worden gekoppeld. Ik weet het niet en het is ook logisch dat ik het nog niet weet.
Ik ben het met u eens dat de automatisering voor een deel democratisering betekent, zoals wanneer het gaat over hoger onderwijs, maar daarmee is het nog niet opgelost. Automatiseren zou ideaal zijn. Het is mijn voorganger ook niet gelukt, maar de ambitie deel ik. Wij gaan zoeken of er kanalen zijn of gegevensinstanties waarmee een koppeling kan gebeuren. Die zoektocht gaat dus verder. De bezorgdheid deel ik. Ik ben er niet van overtuigd dat mijn voorganger steken heeft laten vallen waardoor het nog niet is gebeurd. Ik wil gewoon de complexiteit weergeven, zonder de ambitie in vraag te stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.