Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Welkom, minister Weyts.
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een opvolgingsvraag. Ik neem aan dat dit onderwerp nog vaak aan bod zal komen deze legislatuur en dat we onze inbreng daarin zeker kunnen hebben. Het betreft de jongste editie van het Gordelfestival, dat vorig jaar was vernieuwd.
Het vernieuwde Gordelfestival was dus aan de tweede editie toe. De bedoeling van de organisatoren was om een verdubbeling van het aantal bezoekers te creëren, wat met 23.000 deelnemers ook effectief gelukt is. Het Gordelfestival lijkt opnieuw op de goede weg. Bovendien lijkt de keuze om het festival terug te brengen tot één dag wellicht een goede en juiste keuze.
Minister, naar aanleiding van het voorbije festival, liet u in de pers optekenen dat “het Gordelfestival in zijn communicatie de nood aan bescherming van het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand rond Brussel wat meer mag benadrukken”. Over het Gordelfestival staat in het regeerakkoord: “We geven alle kansen aan het nieuwe Gordelfestival, als sportief gezinsevenement dat de Vlaamse Rand in al zijn (ook toeristische) positieve aspecten in de kijker zet. De focus van het Gordelfestival zal bij de volgende edities ervan meer dan ooit het Nederlandstalig en het groene karakter van de Vlaamse Rand zijn. Het Gordelfestival zet in op een zo groot mogelijke betrokkenheid van de gemeenten.”
Minister, hoe evalueert u het afgelopen Gordelfestival globaal bekeken? Zijn er eventueel al werkpunten bekend?
Hoe wil men het Vlaamse karakter van het Gordelfestival in de toekomst concreter benadrukken? Hoe zult u hierop toekijken?
Hoe evalueert u de rol van de vzw ‘de Rand’ als hoofdorganisator? Zijn zij onder meer budgettair in staat om deze nieuwe opdracht volwaardig op te nemen?
Ik verwijs naar de passage in het regeerakkoord over de betrokkenheid van de gemeenten. Aan welke gemeenten wordt eventueel al gedacht voor de volgende editie, mocht dit al geweten zijn? Dank u wel.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik ben zelf politiek actief in de focusgemeente Vilvoorde. Vorig jaar heb ik enkele kritische vragen over de eerste editie gesteld. Ik kan samen met de heer Segers vaststellen, denk ik, dat er ten opzichte van die eerste editie grote stappen vooruit zijn gezet. Vorig jaar vroeg ik ook of er op tijd een goede evaluatie kon komen, niet enkel binnen de organisaties, wat me logisch lijkt, maar ook bij de gemeenten. Ik heb zelf gezien dat er toch heel wat inbreng nodig was van de stadsdiensten, terecht ook. Er hebben ook lokale verenigingen aan meegewerkt.
We hebben zelf een aantal activiteiten, die anders op een ander moment of een andere plaats hadden plaatsgevonden, daar geconcentreerd. We hebben de stadsvernieuwing aan het kanaal in de kijker gezet, door in te zetten op het sportieve vlak en op toerisme. Met meer dan vijfduizend bezoekers waren we zeer tevreden over de gezellige drukte die er heerste.
Ik kan me best inbeelden dat de keuze voor gemeenten uit de Vlaamse Rand om zich kandidaat te stellen als focusgemeente ook wel ingegeven is door de omvang van de – niet enkel puur budgettaire – inbreng die je moet doen. Het vraagt ook veel inzet van stadspersoneel en politiediensten. Het is niet zo dat wij niet graag nog een keer focusstad of focusgemeente zouden zijn, maar ik kan me inbeelden dat het geen evidentie is voor de kleinere gemeenten rond Brussel. Er zijn genoeg mooie plekjes te ontdekken. Het zou zonde zijn indien bepaalde steden en gemeenten om financiële of organisatorische redenen niet zouden instappen de komende jaren.
Die bezorgdheid wil ik meegeven. Daaraan koppel ik de vraag naar een tijdige en goede evaluatie, met alle partners, dus ook de steden en gemeenten die meewerkten. Hoe langer het duurt, hoe meer de ervaringen vervagen, terwijl die nu nog vers in het geheugen zitten van de mensen die hebben meegewerkt.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik wil toch ook, vanuit het mooiste gedeelte van de gordel, wat bedenkingen formuleren. Met nog enige heimwee naar de Gordel van twee of drie jaar geleden, was er toch geen slecht gevoel bij het evenement van dit jaar. Het is normaal dat het wat tijd vergt om een nieuwe formule te vinden. Zoals de heer Segers heeft gezegd, is een verdubbeling van het aantal mensen die het evenement hebben bijgewoond, toch al een goede zaak. Het is duidelijk de verdienste van de gemeenten die deelnamen, de vzw ‘de Rand’ en eigenlijk ook van de provincie Vlaams-Brabant. Ik weet dat het een grondgebonden materie is, maar de provincie heeft toch een sterk ondersteunende rol gespeeld.
Uit het verleden hebben we geleerd dat we ervoor moeten opletten niet te snel te zeggen welke richting het moet uitgaan. Het zou in de toekomst opnieuw een aantal jaren goed gedragen moeten kunnen worden door alle participanten. In die zin vind ik het ook belangrijk dat er een grote betrokkenheid is van alle gemeenten, in totaliteit. Ik weet daarom niet of het altijd een goede zaak is om op enkele te focussen. De toeristische inslag is zeker belangrijk, maar heel belangrijk is ook dat alle gemeenten uit de gordel zich betrokken voelen.
Minister, u hebt inderdaad gezegd dat we het Vlaamse karakter sterker naar voren mogen brengen bij de volgende edities, en ik voel daar wel wat voor. Is het de bedoeling om het concept opnieuw te veranderen, terwijl gebleken is dat te veel veranderen ook niet goed is, om het aantal deelnemers hoog genoeg te houden? Op welke manier wilt u alle partners en gemeenten bij de volgende editie betrekken? Wie zal het betalen? Het lijkt me ook een kans. Is er geen mogelijkheid om op een positieve manier ook anderstaligen bij het project te betrekken, en duidelijk te maken hoe waardevol Vlaanderen ook voor hen kan zijn in de Rand?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik dank u voor de vragen. Om tal van redenen kan men de laatste Gordel een succes noemen. Alleen al het aantal deelnemers toont aan dat de editie een succes was: 23.000, wat bijna een verdubbeling is. Het deed me ook erg veel plezier vast te stellen dat er veel volk uit Vilvoorde aanwezig was, want daar komt de verstedelijking van de Vlaamse Rand goed tot uiting: meer dan 5000 mensen. De heer Doomst vertolkt goed de gevoelens ten aanzien van de laatste en de vorige edities. Het zijn gemengde gevoelens. Zelf heb ik gezegd dat de klemtoon in de promotie en de werving mag worden gelegd op het bevorderen en ondersteunen van het Vlaamse karakter van de regio. We mogen over dat standpunt niet beschroomd zijn. Gêne daarover vind ik een beetje misplaatst. Naast het toeristische, sportieve en culturele moet dat aspect meer aandacht krijgen.
Wij zullen met de drie partners – vzw ‘de Rand’, de provincie Vlaams-Brabant en het Agentschap voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie (Bloso) – en met de betrokken gemeenten een evaluatie opmaken. Dat is een omvangrijke operatie, die veel werk vraagt. Te gepasten tijdje zal ik daarover in de commissie terugkoppelen. Er is alvast eind september in een evaluatiemoment voorzien waar we al afspraken willen maken over de editie van volgend jaar.
Men vraagt me wat ik bedoel met “een sterker accent”. Wel, het gaat over een sterkere nadruk op het Vlaamse karakter, en ik wil dat met de organisatoren bespreken. Het gaat dan over werving en communicatie. Misschien moet ook worden geprobeerd om het originele idee te benadrukken om de faciliteitengemeenten een prominentere plaats te geven in het evenement. Uiteindelijk draait het toch vooral daarom. Vzw ‘de Rand’ heeft zich goed van haar taak gekweten, want uiteindelijk gaat het om een coördinerende, omvattende rol. Zo-even is al gesproken over de betrokkenheid van de gemeenten. 28 gemeenten zijn bij het evenement betrokken.
De heer Segers vroeg naar de financiële implicaties, en de heer Doomst alludeerde er ook op. Vzw ‘de Rand’ en ook Bloso zullen moeten besparen, en dat zal gevolgen hebben. Ik zal proberen om de gevolgen voor de organisatie van de Gordel te milderen, zodat de organisatie van het evenement er niet onder lijdt. De oefening zal ons natuurlijk wel dwingen om keuzes te maken en om efficiënt te zijn.
Ten slotte nog dit. Het huidige concept van het Gordelfestival voorziet in het aanduiden van focusgemeenten. Ik begrijp dat daartoe de aanwezigheid van enige kritische massa vereist is. Ik wil dat zo houden. Eventueel kan men werken met clusters van gemeenten. Voor mij is dat geen wet van Meden en Perzen: dat moet worden bekeken in functie van het succes van de organisatie. Ik noteer alvast dat Dilbeek zich kandidaat stelt. In 2013 was het Pepingen: een kleinere gemeente, in een uithoek van het traject. Ik denk dat we moeten kiezen voor een centraler gelegen gemeente. Alleszins zullen wij zorgen voor de betrokkenheid van de gemeenten. Zo zijn er belangrijke lessen te trekken uit de ervaring met Vilvoorde. We kunnen dus uitkijken naar de editie van 2015, met een maximale betrokkenheid van de drie partners en de gemeenten.
De heer Segers heeft het woord.
Ik dank u voor uw toelichting en het licht dat wordt geworpen op de komende edities. Het is belangrijk om die evaluatie af te wachten en te kijken wat de drie organiserende partners ter zake aanvoeren.
U zei dat wij daarbij zullen worden betrokken. Wij kijken ernaar uit. Ook bij de evaluatie van vorige edities hebben wij suggesties gedaan, en dat heeft geleid tot een merkbare verbetering, waarbij duidelijk werd dat de nieuwe formule aanslaat. Men kan appelen uiteraard niet met peren vergelijken en evenmin een oude en een nieuwe formule naadloos op elkaar doen aansluiten, maar ik denk dat we op de goede weg zijn. Een van de elementen die in de vorige evaluatie aan bod kwam, is de betrokkenheid van de gemeenten – kleinere of grotere, dat speelt geen rol, en men kan inderdaad clusteren. Dilbeek, maar ook alle andere gemeenten willen bij de zaak betrokken blijven. Wij kijken dus uit naar de voortzetting van de succesrijke Gordelformule.
Ik wil toch even benadrukken dat het aangewezen is om het ei niet in mei te leggen. Wij moeten de winter gebruiken om iedereen goed op voorhand bij de zaak te betrekken. Ik denk dat wij nu moeten beginnen te werken aan de volgende editie als wij er de gemeenten ten volle willen bij betrekken. Wij vertegenwoordigen het mooiste en ook het meest Vlaamse element van het geheel. Wij mogen niet als de rand van de Rand worden bekeken. Geheel Halle-Vilvoorde – alle gemeenten – moeten zich in het evenement herkennen. Ik stel dus voor om de gemeenten nu al bij de evaluatie te betrekken. Het evenement moet ook wervend zijn. Anderstaligen moeten wij duidelijk maken dat dit 11 juli-evenement op wielen een positief Vlaams gevoel kan genereren als zij daaraan participeren.
Als het kan helpen, moeten de ervaringen van de twee focusgemeenten van de afgelopen jaren – Pepingen en Vilvoorde – misschien eens kort worden geschetst. Voor gemeentelijke politici en lokale diensten zou het goed zijn te weten wat dat inhoudt en hoeveel mensen er zijn geweest. De idee van u, minister, om gemeenten te laten samenwerken, is goed. Een kleine gemeente in het Pajottenland kan op zichzelf niet dezelfde inspanning leveren als gemeenten zoals Grimbergen, Dilbeek of Halle. Clustering – die gebeurt al om amateurs te ondersteunen – kan dan een oplossing bieden, en van de ervaring van Pepingen en Vilvoorde kunnen zij leren.
Wat de randbemerking van de heer Doomst over de mooiste hoek van de Rand betreft: die laat ik onder de parlementaire onschendbaarheid – en parlementaire onverantwoordelijkheid – vallen. (Gelach)
De vraag om uitleg is afgehandeld.