Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Een personeelslid dat vastbenoemd is in het onderwijs, maar dat geen opdracht meer heeft in de eigen school, wordt via het systeem van wedertewerkstelling en reaffectatie aan het werk gezet in een andere school of in een andere opdracht. Regionale reaffectatiecommissies zijn de laatste weken in Vlaanderen overal aan het werk geweest.
De overgrote meerderheid van de reaffectaties, bijna 99 procent, wordt opgelost in de eigen scholengemeenschap. De niet opgeloste problemen worden doorgegeven aan de overkoepelende Vlaamse reaffectatiecommissie. Ook voor heel kleine deeltjes van een opdracht worden nog toewijzingen gedaan.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag daarover in februari 2013 bleek dat een personeelslid daardoor 104 kilometer moest reizen om 1 wekelijks lesuur te presteren. De afstandsnorm voor reaffectatie is immers de norm van 60 kilometer afstand tot de woonplaats, die ook de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) hanteert. Als het gaat om reaffectatie in een vestiging met hetzelfde schoolnummer, vervalt zelfs die norm van 60 kilometer en is het in theorie mogelijk dat iemand zich nog veel verder moet verplaatsen voor 1 wekelijks lesuur. Aan de andere kant mag iemand die al een 4/5e opdracht heeft in drie verschillende scholen wel een reaffectatietoewijzing weigeren als het gaat om een opdracht in een nieuwe school.
In ons onderwijs bestaan veel grote scholen die opgebouwd zijn uit kleinere administratieve eenheden met een eigen instellingsnummer. Op één adres kunnen dus meer dan drie administratieve scholen gevestigd zijn. Personeelsleden die al 80 procent van een opdracht presteren onder drie verschillende schoolnummers op een adres, hoeven dus geen bijkomende reaffectatie te krijgen buiten dat adres.
Het lijkt een anomalie te zijn in het reaffectatiebesluit: sommige mensen mogen hun opdracht beperken tot een 4/5e taak op één adres, anderen moeten zich voor kleine aanvullingen op hun opdracht onredelijk ver verplaatsen.
Minister, in het reaffectatiebesluit gaat men voor vrijstelling van reaffectatie uit van de verschillende schoolnummers en niet van het adres waarop de school gevestigd is. Is het niet zinvoller om in het reaffectatiebesluit uit te gaan van de werkelijkheid, en wel in een reaffectatie te voorzien als het gaat om scholen die op hetzelfde adres gevestigd zijn?
De RVA-voorschriften over de plaats van tewerkstelling gaan uit van tewerkstelling in volledige dagen. Onderwijsopdrachten worden echter uitgedrukt via contacturen, en daarbij zijn deelopdrachten van 1 lesuur mogelijk. Is het wenselijk om te allen tijde vast te houden aan de verplichte reaffectatie naar vestigingen tot 60 kilometer van de woonplaats als het gaat om zeer kleine delen van een opdracht? Wegen de baten van het vasthouden aan de 60 kilometerregel voor reaffectaties van 1 of 2 lesuren op tegen de maatschappelijke en ecologische kosten? Ook opdrachten van 1 lesuur vragen immers aanwezigheid op vergaderingen, oudercontacten en deliberaties. Overweegt u op basis van de resultaten van de werkzaamheden van de reaffectatiecommissies om aan de Vlaamse Regering een voorstel te doen om het besluit van 29 april 1992 te wijzigen, zodat de afstandsnorm voor reaffectatie of wedertewerkstelling teruggebracht wordt naar 25 kilometer of een andere redelijkere norm als het gaat om nog niet ingevulde kleinere deeltijdse terbeschikkingstellingen?
Bijna 99 procent van de reaffectatiedossiers wordt opgelost door de reaffectatie in de scholengemeenschappen of scholengroepen, bleek uit het rapport van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) in 2013. In dat rapport werd ook voorgesteld om kosten en baten van de Vlaamse reaffectatiecommissie tegen elkaar af te wegen, iets waar ook de toenmalige minister van Onderwijs akkoord mee ging bij de bespreking van mijn vraag op de commissievergadering van december 2013. Overweegt u om de overkoepelende Vlaamse reaffectatiecommissie af te schaffen als zou blijken dat de kosten ervan niet opwegen tegen de baten?
Misschien komt deze vraag een beetje technisch over, maar voor mensen die vertrouwd zijn met het onderwijsveld, is dit dagelijkse kost, zeker aan het begin van het schooljaar.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik ben ook zeer benieuwd naar uw antwoord in dezen. Ik zal niet in detail treden, maar in algemene lijnen betreft mijn bezorgdheid dit soort regels, die soms problemen creëren. Als we opnieuw zouden kunnen praten over een goed lerarenloopbaanpact, dan wordt dit ook het best opnieuw grondig bekeken, vooral wanneer er een schaalvergroting zal plaatsvinden. Kunt u daar eventueel al wat meer over zeggen?
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ik had me ook graag aangesloten hierbij, veeleer vanuit mijn persoonlijke levenssfeer. Mijn echtgenote en ikzelf zijn ervaringsdeskundigen. We hebben vier kinderen, waarvan twee in het hoger onderwijs, eentje in het secundair onderwijs en eentje in het lager onderwijs. Drie jaar geleden is mijn echtgenote een nieuwe uitdaging aangegaan: ze is via de zijinstroom in het gemeenschapsonderwijs terechtgekomen en heeft toen gekozen voor een loopbaan als leerkracht godsdienst. Ze bleek snel aan de slag te kunnen, zonder vooropleiding, omdat dit een knelpuntberoep is, maar ze werd snel geconfronteerd met enorme verplaatsingen. Ze begon met twaalf uur opdracht per week. Dat werd uitgebreid naar twintig uur, maar dat op acht verschillende locaties in Vlaams-Brabant en Brussel. De problematiek van de afstanden heeft ze aan den lijve ondervonden. Die is haar bekend. Ik vind dit dus heel herkenbaar. Ze moest dagelijks trajecten van ongeveer 200 kilometer afleggen binnen Vlaams-Brabant.
Ondertussen is zij er 48. Ze is nog altijd gemotiveerd. Ze heeft daar ook heel bewust voor gekozen. Ik kan me echter voorstellen dat dit voor jonge instromers in het beroep die dat als eerste ervaring meemaken, heel ontnuchterend en demotiverend moet werken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat er in de vraag van de heer De Meyer ook nog een tweede kwestie zit, namelijk de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie. De heer Van Dijck heeft er in het verleden ook al een vraag over gesteld. Uit het rapport van AgODi blijkt dat in 2012 de meerderheid, eigenlijk meer dan 99 procent, in eigen school, door het eigen schoolbestuur, in de eigen scholengemeenschap wordt herplaatst. Ik denk dat er op dit moment nog zeventien mensen bij die Vlaamse reaffectatiecommissie terechtkomen. Moeten we dan de kosten-batenanalyse niet maken van die commissie? Ik maak dan nog een onderscheid tussen het deeltijds kunstonderwijs en het volwassenenonderwijs enerzijds, want dat is toch wat bijzonder, en de rest anderzijds. Is die analyse eigenlijk al gebeurd, met al die regels die erbij komen van die Vlaamse reaffectatiecommissie?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Daniëls, ik was verrast. Dit is heel vreemd. Wat u nu hebt gevraagd, dat heb ik gevraagd om te bekijken na het lezen van de vraag en het antwoord. Misschien leest u mijn gedachten. (Gelach)
Ik zal u wat cijfers geven. Mijnheer De Meyer, ik dank u voor de vraag. De terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking (tbsob) is een instrument dat samenhangt met de vaste benoeming van personeelsleden in het onderwijs. Het zorgt er ook voor dat vastbenoemde personeelsleden een gepaste tewerkstelling wordt gegarandeerd als hun oorspronkelijke betrekking wegvalt, bijvoorbeeld door een dalend leerlingenaantal. Die tewerkstelling, die reaffectaties of wedertewerkstellingen, dat wordt uitgesproken door een reaffectatiecommissie. De regelgeving over de verdeling van de beschikbare betrekkingen, de reaffectatie en wedertewerkstelling is zeer complex en technisch, zoals wel meer zaken in het onderwijs. Ze is ook praktisch jaarlijks het voorwerp van een wijzigingsbesluit.
In de onderhandelingen die daarover met de sociale partners worden gevoerd, kunnen de partners die zelf ook vertegenwoordigd zijn in die reaffectatiecommissies, ook een aantal voorstellen tot bijsturing doen. Mijnheer De Meyer, u gaat hier in op een aantal modaliteiten van de geldige redenen voor het niet aanvaarden van een reaffectatie of wedertewerkstelling. Ik vind uw suggesties zeer valabel, maar men meldt me dat ze in de jongste wijzigingsronde niet ter sprake zijn gebracht door de onderhandelingspartners. Uiteraard kan een en ander perfect gebeuren bij een wijzigingsronde, als dat nodig is. Ik meen dat er ook een aantal vragen moeten worden gesteld bij de efficiëntie en de effectiviteit van het hele systeem.
Ik kom tot de volgende vragen van de heer De Meyer, en de aansluitende vraag van de heer Daniëls. U weet dat we luidens het Vlaamse regeerakkoord een kerntakendebat voeren. Het is absoluut mijn bedoeling om samen met de stakeholders die kosten-batenanalyse te maken van de werking van die Vlaamse reaffectatiecommissie. In het schooljaar 2011-2012 heeft die werking van de commissie voor het basisonderwijs en het secundair onderwijs immers geleid tot de tewerkstelling van zeventien voltijdsequivalenten, gespreid over vele individuele personeelsleden. Ik vind dat dus relatief weinig.
Ondertussen moeten we voor dit schooljaar ook bekijken of het zinvol is om tot reaffectaties en wedertewerkstellingen te beslissen voor heel kleine opdrachten. Zowel voor schoolbesturen als voor de personeelsleden leidt dat immers natuurlijk tot extra planlast, daar de lessenroosters in de loop van het schooljaar moeten worden aangepast. Ik merk ook – maar er werd hier al een praktijkvoorbeeld gemeld – ontevredenheid bij de vastbenoemde én de tijdelijke personeelsleden. Iedereen loopt dus enigszins malcontent rond.
De alternatieve tewerkstelling in de school van terbeschikkingstelling kan dan voor beide partijen een pluspunt zijn.
Mijnheer Daniëls, ik heb aan AgODi gevraagd naar de beheerskosten voor 2013-2014 van die commissie. Ze hebben vijf keer vergaderd met gemiddeld 27,5 leden. Dat zijn 137,5 werkdagen. Het gaat om mensen van de koepels, de vakbonden en de administratie. Ze hebben 367 dossiers afgehandeld. Er werden duizenden brieven verstuurd, ook aangetekende brieven. Er zijn vergaderkosten. Ook de administratie die in de scholen en bij leerkrachten wordt veroorzaakt, moet meegeteld worden. Dat moet je allemaal naast elkaar leggen. De vraag van verschillende collega’s om die commissie eens te bekijken, is gerechtvaardigd.
Ik spreek mij niet uit over de werking. Volgens mij levert die commissie zeer goed werk en volgt ze de regels zeer goed. Maar het is natuurlijk een zeer complex systeem, dat tot niet zoveel tevredenheid leidt. We moeten eens bekijken of we het eenvoudiger kunnen maken en of er misschien andere oplossingen zijn. We kunnen afspreken dat we sowieso de kosten-batenanalyse maken. Maar ik wil niet het proces maken van de commissie. Het gaat niet over haar inhoudelijke werk en correcte functioneren. Dat is hier niet aan de orde. We moeten bekijken wat de baten zijn en wat de lasten. Hoe technisch hebben we het zelf allemaal gemaakt? Ik stel voor dat we de suggestie van de heer De Meyer meenemen naar de reaffectatiecommissie, om eens te bekijken hoe zij daarmee zullen omgaan.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord.
Wat betreft de eerste twee vragen denk ik dat ik het verslag van de bespreking zal doorsturen naar de partners met wie u overleg hebt. Mogelijk kan het hen inspireren.
Wat betreft de vraag over de nationale reaffectatiecommissie wil ik voorafgaandelijk stellen dat er geen enkel misverstand is. Volgens mij werkt deze commissie vandaag heel correct, maar uiteraard binnen de bestaande regels. Ik begrijp, minister, dat u mijn bezorgdheid deelt en dat u, voorlopig alvast, tot de conclusie komt dat de essentiële vraag is of het sop de kool waard is. Laat mij toe om het op deze eenvoudige Vlaamse manier uit te drukken. Veertien fulltimes die worden gereaffecteerd: als je ziet wat erbij komt aan administratieve rompslomp en aan problemen in talrijke scholen, dan is het de vraag of je die mensen niet beter een klein opdrachtje bij geeft binnen de eigen school of binnen de eigen scholengemeenschap. Dat zou, denk ik, veel zinvoller zijn.
Minister, ik wil u de suggestie meegeven dat u, mocht u dat effectief willen wijzigen, er rekening mee houdt dat de trein van het onderwijs soms de trein der traagheid is. Als u dit de eerste jaren wilt aanpakken, wacht er dan niet te lang mee, want anders gaat het nog lang duren vooraleer u er resultaat mee hebt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, er staat u een druk eerste jaar te wachten, maar dan kunt u vier jaar genieten als alles geregeld is.
Het gaat hier niet over de vraag of die mensen fout werken, maar wel over wat we daar eigenlijk doen in die reaffectatiecommissie en wat daar eigenlijk gebeurt. Dat wou ik er nog voor alle duidelijkheid aan toevoegen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.