Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over het cultureel samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap en de situatie die aldus in Brussel ontstaat
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, op 7 december 2012 sloot toenmalig Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege een cultureel samenwerkingsakkoord af met haar collega-minister van de Franse Gemeenschap Fadila Laanan. De meesten riepen hoera, want dit was eindelijk het einde van een lijdensweg die al jaren bezig was.
Het akkoord kwam tegemoet aan reële operationele en praktische noden in de cultuursector. Bij de aankondiging in 2012 legden de ministers Laanan en Schauvliege specifieke voorstellen op tafel: “streven naar gemeenschappelijke standpunten ten aanzien van derden, stages en uitwisselingen in de cultuursector stimuleren, de deelname aan elkaars cultuuraanbod verhogen en de administratieve uitwisseling versterken”.
In het persbericht sprak minister Schauvliege ook over afspraken over samenwerkingen naar aanleiding van bijvoorbeeld Mons Culturele Hoofdstad van Europa in 2015, de Euregio’s (Maas-Rijn en de Eurometropool Kortrijk-Rijsel-Doornik), de Biënnale van Venetië, residentieplekken, cultuurcommunicatie enzovoort.
Vlaanderen en de Franse Gemeenschap zouden een gedeeld platform oprichten, samengesteld uit vier vertegenwoordigers van beide partijen, acht in totaal, dat de cultuurwerking zou analyseren, de samenwerking optimaliseren én het beleid helpen sturen.
In het krantenartikel in De Standaard van 5 september vergeleek u het cultureel verdrag tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap met een kartonnen doos. “Ze is kwetsbaar en ze is leeg”, zei u. U gaf aan dat u contact hebt opgenomen met uw collega-minister van de Franse Gemeenschap Joëlle Milquet om een inhoudelijke invulling aan het samenwerkingsakkoord te geven.
Volgens een interview in La Libre Belgique van 5 september hebt u uw administratie een dertigtal concrete voorstellen overgemaakt in het kader van dit akkoord. U kondigde ook aan dat Vlaanderen mee zal investeren in Mons 2015. In het interview in La Libre legt u veel nadruk op de samenwerking tussen de gemeenschappen in Brussel. U zei: “Brussel 2000 heeft getoond dat we in Brussel dingen samen kunnen doen, met alle gemeenschappen. Dat was beslissend. Als ik vandaag de samenwerking zie tussen de AB en de Botanique, tussen de KVS en het Théâtre National, herinner ik me dat zoiets ondenkbaar geweest was toen ik jong was! Al die huizen moeten met elkaar praten en dat kan vleugels geven aan Brussel.”
Ik kan deze focus op samenwerking alleen maar toejuichen.
Minister, welke initiatieven werden er sinds december 2012 genomen in het kader van het samenwerkingsakkoord? Wat heeft het contact dat u hebt gehad met minister Joëlle Milquet, in dat verband opgebracht?
Is er voor deze legislatuur een budget vrijgemaakt voor de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en de Franse Gemeenschap? Zo ja, over welke grootteorde spreken we dan?
Welke rol ziet u Brussel spelen in de inhoudelijke invulling van het akkoord? Is het aangekondigde platform eigenlijk al in werking? Wie maakt daarvan dan deel uit?
Cultuurhuis Flagey ondertekende op dinsdag 9 september een samenwerkingsakkoord met de Duitstalige Gemeenschap. Lijkt een samenwerking vanuit Vlaanderen met de Duitstalige gemeenschap van België in de toekomst voor u ook opportuun? Zo ja, waarom en hoe zou u die samenwerking concreet zien?
De heer Meremans heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg handelt over hetzelfde thema, het culturele samenwerkingsakkoord dat we vorige legislatuur ook hebben gesteund, net als het initiatief van de minister, dat ook werd goedgekeurd in het parlement. In het Waals Parlement was men er wat van geschrokken dat wij, nationalisten, dat hadden goedgekeurd. Wij geloven echt in de samenwerking tussen gemeenschappen. Als oud-leerkracht Frans heb ik trouwens twintig jaar langs niets anders gedaan dan het verspreiden van de Franse cultuur.
Minister, in La Libre Belgique legt u in een interview uit wat uw visie is op cultuur in Brussel. Ik neem de vertaling die beschikbaar is op brusselnieuws.be: “De belangrijkste instellingen, KVS, Kaaitheater, enzovoort moeten hun rol verder spelen, zonder daarom ambassadeurs van Vlaanderen te zijn.” Ik zal trouwens niet elke week met een uitspraak komen aandragen.
Maar in het regeerakkoord staat wel: “De door de Vlaamse overheid bestuurde en meebestuurde culturele instellingen, AB, Kaaitheater, KVS, Beursschouwburg en dergelijke, tonen zich herkenbaar als Vlaamse instellingen in Brussel en maken zich kenbaar als ambassadeurs van het Vlaamse cultureel beleid.” De Vlaamse Regering zegt hiermee dat ze in Brussel een sterkere culturele affirmatieve aanwezigheid wenst. Ik zeg nogmaals: ik juich elke samenwerking tussen taalgemeenschappen, tussen theaters onderling, toe.
Ik ben twee weken geleden gaan kijken naar FRONT, een voorstelling van het NTGent. Dat is een samenwerking met een Duits theater. Het is zeer mooi, prachtig. Ik ben ook voorstander van dergelijke samenwerking.
Maar u zult ook begrijpen dat we onze bezorgdheid willen uiten. Brussel is voor de Vlaamse Gemeenschap de poort naar de wereld. Dat is heel belangrijk. Ik juich zeker de samenwerking toe, maar die samenwerking mag er niet toe leiden dat we zeggen “Eigenlijk zijn we niet echt Vlaams” of dat we onze Vlaamse aanwezigheid vooral niet willen benadrukken. Integendeel, ik zie geen contrast of tegenstelling tussen de affirmatieve Vlaamse culturele identiteit in Brussel, die kenbaar maken als ambassadeur van Vlaanderen, en tegelijk openstaan voor de andere gemeenschappen, de andere taalgemeenschappen en de wereld.
Terzijde wil ik vermelden dat de Vlaamse instellingen ook worden betoelaagd door de Vlaamse overheid. Zo krijgt, als ik mij niet vergis, het Kaaitheater 1,8 miljoen euro en de KVS 2,27 miljoen euro. Ik kan mij vergissen, maar ik denk dat dat de bedragen zijn.
Minister, erkent u de noodzaak om een duidelijke Vlaamse culturele aanwezigheid in onze hoofdstad te benadrukken?
Is het uit de contacten die u reeds nam met de minister van de Franse Gemeenschap al duidelijk geworden hoe deze samenwerking op het terrein zal verlopen? Kunt u hierover meer duiding geven?
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik ben altijd een heel groot voorstander geweest van dat samenwerkingsakkoord. Het is mij trouwens altijd een groot raadsel geweest waarom wij enkele jaren geleden al een samenwerkingsakkoord hebben gesloten met Zuid-Afrika, maar er nog nooit in geslaagd zijn tot een cultureel samenwerkingsakkoord te komen met Wallonië, waarmee we een hoofdstad delen. Ik heb dat altijd absurd gevonden.
Zoals de heer Meremans zegt, is Brussel voor Vlaanderen de poort naar de wereld, maar door de samenwerking biedt Brussel ook een poort voor Brusselaars, Vlamingen, zowel uit de Rand als uit het hinterland, eurocraten, toeristen, naar cultuur in het algemeen. Om die reden moeten we de samenwerking tussen de verschillende cultuurhuizen toejuichen.
Daarnaast denk ik dat het samenwerkingsakkoord ook een paar zaken mogelijk maakt voor ons. We moeten een dialoog opstarten om te bekijken op welke manier we een gezamenlijke visie kunnen ontwikkelen op alternatieve vormen van financiering van onze culturele sector. Dat is broodnodig. Ik hoop dat we deze dialoog deze legislatuur kunnen starten en dat we daar de volgende jaren op kunnen voortbouwen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ik weet dat ik mijn vraag al heb gesteld, maar ik zou toch een kanttekening willen maken bij wat de heer Meremans net heeft gezegd over de ambassadeurs en de steun van de Vlaamse Gemeenschap. Elke culturele instelling in Brussel zegt nu al bij elke communicatie dat zij steun van de Vlaamse Gemeenschap krijgt.
We kunnen deze discussie na het antwoord van de minister voortzetten.
Mijnheer Meremans, er is een verschil in tonaliteit tussen de beide vraagstellers, dat is duidelijk. Volgens mij ligt de oplossing gewoon in het feit dat de Vlaamse culturele instellingen op een onbevangen manier in Brussel met die andere culturen kunnen samenwerken. Ik zou dat Vlaamse karakter een vanzelfsprekendheid noemen. Door de programmering is dat vanzelfsprekend. Het is niet de vlag aan de gevel die het vanzelfsprekend maakt maar de inhoud van de werking. Als we in Brussel en, bij wijze van spreken, waar dan ook in de wereld via onze culturele huizen topkwaliteit kunnen verwezenlijken, dat zullen zij de beste ambassadeurs van Vlaanderen zijn zonder dat zij die titel van ambassadeur moeten voeren. Maar ik refereer hier aan een heel ver verleden.
Minister Gatz heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor deze vraag. Ze ligt mij na aan het hart. Niet dat de andere vragen dat niet doen, maar ik verwijs hier naar het feit dat mijn laatste parlementaire vraag in mijn politieke carrière, gericht aan minister Schauvliege, er een was over wanneer dit akkoord er nu kwam. We hadden daar voordien al vragen over gesteld. De affiniteit is er dus wel degelijk.
U kent de totstandkoming of in elk geval de datum van het samenwerkingsakkoord: 7 december 2012. Het samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap geeft de contouren van de samenwerkingsambities aan. Deze samenwerking zal invulling krijgen aan de hand van periodieke werkprogramma’s, naar analogie met de werkwijze voor andere akkoorden. Er liggen heel wat concrete ideeën op tafel en de administraties van beide overheden hebben op basis daarvan al een ontwerp van werkprogramma voorbereid. De volgende stap is de samenstelling van het platform dat zal instaan voor de uitvoering van het akkoord.
Dat belet niet dat er ondertussen al heel wat gebeurt. Daar is in de vraagstelling onrechtstreeks of rechtstreeks naar verwezen. De beide gemeenschappen werken intensief samen aan het formuleren en verdedigen van standpunten op de fora van internationale organisaties zoals de Europese Unie, de Raad van Europa en Unesco. Zo neemt Vlaanderen sedert 1 juli de rol van woordvoerder voor de Belgische delegatie op in de Raad van de EU. Ik kan u uit de eerste hand garanderen dat dit in een opperbeste verstandhouding gebeurt.
Er is ook een bijzonder goede samenwerking tussen de Creatief Europa Desk van Vlaanderen en die van de Franse Gemeenschap.
In het kader van de Biënnale van Venetië voor beeldende kunsten in 2013 ontwikkelde de Vlaamse Gemeenschap, samen met het kunstensteunpunt voor Beeldende, Audiovisuele en Mediakunst (BAM) en de Franse Gemeenschap, een gezamenlijke communicatiecampagne. Deze samenwerking was een succes en krijgt naar alle waarschijnlijkheid een vervolg in de toekomst.
Snel na mijn aantreden als minister heb ik de opdracht gegeven om de subsidieaanvraag van de stichting Bergen 2015 te onderzoeken. Momenteel ligt mijn voorstel voor bij de Inspectie van Financiën. De Vlaamse ondersteuning voor dit project beschouw ik als een krachtig en duidelijk signaal aangaande ons engagement ten aanzien van de samenwerking.
In het officiële programma van de Europese Culturele Hoofdstad 2015 is er trouwens al veel ruimte gemaakt voor verschillende Vlaamse artiesten en organisaties. Ik noem er enkele: Luc Tuymans, Matthias Schoenaerts, Wim Vandekeybus, Arne Quinze en Guy Cassiers komen prominent aan bod. Ook heeft Bergen 2015 partnersteden geïdentificeerd in Vlaanderen: Brugge, Kortrijk, Gent, Mechelen en Antwerpen. Zij zijn verenigd in het comité van partnersteden en hebben ook een vertegenwoordiger in de raad van bestuur van de stichting Bergen 2015.
Ik heb een bilateraal onderhoud gehad met minister Joëlle Milquet op 15 september. Dit gesprek is in een uitstekende sfeer verlopen. Er zijn afspraken gemaakt om snel werk te maken van de uitvoering van het cultureel samenwerkingsakkoord, door onder andere het samenwerkingsplatform te installeren. Dat is de vorige regering net niet gelukt, waarschijnlijk door een gebrek aan tijd. De installatie van dit platform mag nu echt niet te lang meer op zich laten wachten. Dan moet er een concreet ontwerp van werkprogramma worden samengesteld. Minister Milquet en ik hebben de intentie om elkaar op korte termijn hierover opnieuw te zien.
Er is momenteel evenwel geen budget voor de uitvoering van het akkoord vrijgemaakt, noch aan Vlaamse noch aan Franstalige zijde. Wij zullen dit doen als er een werkprogramma ontstaat. Op het ogenblik dat wij samen weten wat wij gaan doen, zullen wij daar samen de budgettaire ambities naast zetten en bekijken hoe wij daar het best een antwoord op kunnen geven. Het is met andere woorden niet de bedoeling om dat allemaal blauwblauw te laten. In afwachting daarvan ben ik ervan overtuigd dat we binnen de bestaande kaders reeds heel wat waardevolle stappen kunnen zetten.
Uiteraard speelt Brussel een belangrijke rol bij de invulling van het akkoord. In Brussel ontmoeten de beide gemeenschappen elkaar op dagelijkse basis en ze hebben er allebei een sterk uitgebouwd cultureel netwerk met heel wat grote en kleine instellingen en organisaties. Het hoeft ook niet te verbazen dat doorheen de tijd al heel wat spontane samenwerking tussen deze actoren is gegroeid. Sommigen hebben er allusie op gemaakt: er is samenwerking tussen de Koninklijke Vlaamse Schouwburg en Théâtre National, en tussen de Ancienne Belgique en Botanique. Maar er zijn ook gemengde initiatieven waarin beide gemeenschappen betrokken zijn, zoals Kunstenfestival des Arts, Passa Porta en de Zinnekeparade. Deze zaken worden bestendigd door het beleid, maar worden ook verder uitgebouwd van onderuit, door de instellingen en door mensen van en in Brussel, ongeacht hun taal en achtergrond.
De ontwikkelde expertise en praktijken kunnen worden ontsloten om elders samenwerkingsverbanden te inspireren. Over gezamenlijke samenwerking, wat eigenlijk een tautologie is, en ondersteuning, zoals bijvoorbeeld aan Wiels, zullen we verder blijven overleggen. Flagey wordt hierbij niet vergeten.
Als Brusselaar wil ik niet in de gemakkelijkheidsval trappen het cultureel samenwerkingsakkoord enkel in Brussel uit te voeren. We kunnen daar wel beginnen, omdat de grond daar zeer vruchtbaar is. Op termijn moeten onze ambities uiteraard wel wat verder reiken.
Er is verwezen naar het samenwerkingsakkoord met de Duitstalige Gemeenschap. Vlaanderen heeft al sinds 1985 een algemeen samenwerkingsakkoord met de Duitstalige Gemeenschap. In uitvoering van dat akkoord wordt op periodieke basis een werkprogramma opgesteld. In dat programma worden gezamenlijke werkpunten en projecten opgenomen op het vlak van cultuur, cultureel erfgoed, jeugdwerk enzovoorts. Zo is begin 2014 samengewerkt aan het opzetten van een tentoonstelling in het Museum für Zeitgenössische Kunst (IKOB) in Eupen, waarbij heel wat Vlaamse kunstenaars waren betrokken.
Ik bedoel hiermee dat we de symboliek in het akkoord een belangrijke rol moeten geven, maar dat het tevens om concrete projecten op het terrein moet gaan. Als we dit enkel symbolisch benaderen, maken we het onszelf misschien moeilijk. Binnen het werkprogramma van het cultureel akkoord moeten we kwalitatieve samenwerkingsprojecten op het terrein een plaats kunnen geven. Het kan dan gaan om bestaande zaken, maar uiteraard ook om nieuwe projecten. Het akkoord biedt een goede basis om in de toekomst nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Ik kan dit enkel toejuichen.
Als Vlaamse Brusselaar, Brusselse Vlaming, Nederlandstalige Brusselaar of Brusselaar met een Vlaamse vader en een Franstalige moeder erken ik vanuit al mijn identiteiten het belang van de Vlaamse culturele aanwezigheid in de hoofdstad. Brussel is een smeltkroes van ontelbare culturen en invloeden. De Vlaamse instellingen hebben hier een belangrijke en zichtbare plek.
Eigenlijk is dit een discussie over identiteit, kwaliteit en herkenbaarheid, wat natuurlijk een debat op zich waard is. Die instellingen hebben, of ze dat nu willen of niet, een identiteit. Elke mens heeft een identiteit. Hij kan dat enkel vanuit die identiteit zelf benadrukken. Daar is niets mis mee. Ik heb evenwel het gevoel dat de culturele instellingen in de hoofdstad hun identiteit meer met kwaliteit dan vanuit de identiteit zelf benadrukken.
Ook indien ze dit niet zouden doen, zouden ze door de buitenwacht, de Franstalige landgenoten, als zeer herkenbaar worden beschouwd. De AB wordt als een Vlaamse cultuurtempel beschouwd. De KVS, waarover allerlei discussies kunnen worden gevoerd, wordt in Franstalige pers steevast als ‘le théatre flamand’ omschreven. Zelfs indien de instellingen hier niets voor doen, worden ze op die manier bekeken.
Ik kan er geen exact jaartal aan verbinden, maar sinds een tiental jaren worden die instellingen niet langer beschouwd als voorposten van ‘la flamandisation’, waarvan in Franstalig België soms nog een vreemd beeld bestaat. De belangrijkste reden is dat die instellingen veeleer als kwalitatieve en graag geziene partners in Brussel worden beschouwd. Het gaat niet langer om het beeld van een vijfde kolonne. Dat is de echte waarde van de inplanting van die instellingen. Het debat waar de heer Meremans naar heeft verwezen, moeten we zeker op permanente wijze blijven voeren. Het is echter geen lege huls. De tonaliteit is wat verlegd.
Dat het om Vlaamse instellingen gaat, hoeft hen niet te beletten onder meer samen te werken met de instellingen die door de Franse Gemeenschap worden ondersteund. Het gaat om open plekken die met hun omgeving in dialoog treden en die een hand uitsteken naar andere actoren in het boeiend en divers cultureel landschap dat de rijkdom van Brussel vormt.
Voorzitter, ik denk dat ik de meeste vragen heb beantwoord. Voor de concrete invulling van het werkprogramma moet ik nog verder met minister Milquet overleggen. Dat overleg staat op het programma.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zou echter nog twee opmerkingen willen maken.
U hebt zelf verklaard dat het akkoord een kartonnen doos is. Het is kwetsbaar en leeg. Na dit antwoord lijkt het me nog steeds heel kwetsbaar. Er staat immers geen budget tegenover. We zullen hier nog een heleboel besparingsdiscussies voeren. Ik vraag me af waar u het budget zult halen. Zolang er geen budget is, blijft het akkoord kwetsbaar en misschien ook een lege doos. Zonder budget kunnen er veel interessante ideeën zijn, maar kunt u niet verder. Ik blijf op dat vlak op mijn honger. Ik hoop dat u tijdens een volgende bevraging zult kunnen verklaren dat het akkoord niet langer zo kwetsbaar en zo leeg is.
Mijn tweede opmerking is fundamenteler. De heer Meremans heeft het daarnet mooi geschetst. Een aantal elementen van het Vlaams regeerakkoord druisen fundamenteel in tegen de identiteitsbeleving in heel wat cultuurhuizen in Brussel.
Mijnheer Meremans, ik wil u een concrete vraag stellen. Is wat de culturele instellingen nu al doen niet voldoende? Wilt u dan, bijvoorbeeld, dat ze met een vaandel voorop lopen? U moet dit concretiseren. Wat zijn die ambassadeurs van Vlaanderen? Wat bedoelt u hiermee? Welke stappen moeten nog worden gezet om het Vlaams regeerakkoord in te vullen?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik zal eerst op het antwoord van de minister ingaan en dan op de woorden van mevrouw Idrissi reageren.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt gelijk. Ik begrijp dat een dansgezelschap zo kwalitatief mogelijk dans wil brengen en dat een theater toneel wil spelen. Als we in 2015 echter naar de biënnale in Mons zouden gaan, waar ik een voorstander van ben, is echter belangrijk Vlaanderen aan de wereld te tonen. Op dat moment kunnen we tonen dat dit een regio met creativiteit en talent is.
Dat manifesteert zich ook op andere domeinen. Het is een presentatie van een regio. Als ik zie hoe de Franse overheid ‘La France’ promoot, als ik zie hoe andere regio’s dat doen, dan zie ik geen tegenstelling tussen beide.
Voorzitter, u zegt dat onze identiteit vanzelfsprekend is. Ik vind dat niet altijd zo. Mensen die gesteund worden en die we het volle vertrouwens geven, moeten ook beseffen dat ze een bepaalde rol te vervullen hebben. Net zoals een leerkracht, een ambtenaar, een parlementsvoorzitter een bepaalde rol te vervullen heeft, tonen ook onze culturele instellingen een uitstraling van Vlaanderen naar de wereld. Dat wordt ook culturele diplomatie genoemd, wat vrij belangrijk is.
Mevrouw Idrissi, waar bleef het zolang? Maar jawel, daar kwam het vendelzwaaien, het dansen in rijen, meisjes met de rokken en jongens op de klompen. Dat beeld, die framing over ons komt uit een bepaalde hoek. U mag straks kennismaken met mijn medecommissieleden. U zult versteld staan waarin ze allemaal actief zijn, op welke culturele vlakken. We zijn helemaal niet wereldvreemd. Dat hebben we ook aangetoond. Ik vind het wel normaal dat instellingen die ondersteund worden door de Vlaamse Gemeenschap, Vlaanderen mee uitdragen. Ik zeg niet dat ze dat wegmoffelen, maar het is voor ons belangrijk om dit uit te spreken en naar buiten te dragen. Het is een delicate discussie, maar er kan geen tegenstelling zijn tussen beide. Ik kijk uit naar de verdere afwikkeling van concrete voorstellen.
De heer Poschet heeft het woord.
Er lopen hier ondertussen twee discussies door elkaar: enerzijds over de internationale uitstraling en culturele diplomatie, en anderzijds over de positie van door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde instellingen in onze hoofdstad. Het klopt dat de vrees voor de flamandisation is weggeëbd. Die is ook gekoppeld aan een verschuiving van een gevoel van identiteit bij de Brusselse Vlamingen of de Vlaamse Brusselaars naar het Nederlandstalige aspect. Juist die verschuiving is een kracht die ons aantrekkelijk maakt voor niet-Nederlandstaligen die aansluiting zoeken bij ons aanbod in de hoofdstad. Ik voel me als Vlaamse Brusselaar meer gesterkt door een kwalitatief aanbod dat de kaart trekt van de Nederlandstaligheid dan het beklemtonen van een sterke Vlaamse identiteit waar een politieke en culturele set waarden aan wordt gekoppeld.
In Zuid-West-Vlaanderen hebben we ook erg vruchtbare grond. We hebben de Franse grens, die een derde dimensie geeft. Die derde partner, namelijk Noord-Frankrijk, helpt de sentimentele, gevoelsmatige hindernissen die in onze geschiedenis zo doorgewerkt hebben tot op vandaag, oplossen. Ik ben gevraagd om binnenkort te gaan spreken voor de Franse Gemeenschap en voor de wereld van circus en performance. Dit zijn ook uitlopers van een cultureel akkoord. Dergelijke contacten zorgen voor een interessante dynamiek.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zou er nu het zwijgen toe kunnen doen, maar dit is een interessante discussie. Ik wil nog enkele inhoudelijke elementen toevoegen. Voorzitter, we mogen de verdere invulling van het cultureel akkoord niet beperken tot Brussel. U noemt een interessante regio, maar er zijn er nog andere. We moeten nagaan wat de mogelijkheden zijn. Misschien kunt u ons verdere inspiratie geven, waarom niet?
Mevrouw Idrissi, wees niet te pessimistisch. De voorzitter fluisterde me in het oor: “De doos is tenminste al open.” Er zitten al enkele kleinigheden in. Het is niet omdat er nog geen budget is, dat er niet zal kunnen worden ingevuld. Het zou kunnen dat ik binnen enkele weken of maanden wel al iets kan aankondigen van inhoud en dat u nog altijd zegt dat er geen budget is. Ik wil net die weg bewandelen. Eerst moet er een inhoudelijk project in de brede zin van het woord groeien tussen ons en de Franse Gemeenschap. Als we daar het nodige enthousiasme over vinden, vinden we ook de nodige middelen. Geloof me vrij. Die discussie zetten we voort.
Mijnheer Meremans, in deze commissie moeten we een gezond spanningsveld creëren tussen onszelf waarbij de gemeenschappelijke bandbreedte even belangrijk is als dat spanningsveld.
Ik wil besluiten met een anekdote. Als minister maak je heel wat mee. Mensen proberen in je hoofd te kijken. Er was een interessante blogger die een hele reeks soundbites gedistilleerd had en daar allerlei conclusies uit trok. Een van de dingen was een interview met mezelf bij de première van ‘The Drop’ van Michaël R. Roskam. Ik heb het over ‘de Belgische regisseur’, maar zeg er onmiddellijk na ‘de Vlaamse regisseur’. De blogger zegt dat ik me herneem omdat ik dat waarschijnlijk moet doen van de N-VA. Neen, ik heb net die twee termen bewust gebruikt uit respect voor Michaël R. Roskam, die zich een Belgisch regisseur noemt – en hij mag dat –, maar tegelijkertijd mag hij mij niet kwalijk nemen dat ik hem een Vlaams regisseur noem, want dat is hij. Hij is een Zuid-Limburger die wereldburger is geworden in Brussel. Zo zijn er velen en ze zijn welkom. Brussel moet niet alleen worden bevolkt door ‘autochtonen’. Het gaat over de meerlagige identiteit, en dat is het spanningsveld waar we ons nog verder in kunnen verdiepen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.