Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn interpellatie dateert al van 26 augustus, maar ik denk niet dat ze aan actualiteitswaarde heeft ingeboet, zeker gelet op het terrorismeproces dat nu in Antwerpen aan de gang is en gelet op de berichtgeving, elke dag opnieuw in de krant. Vandaag nog, op de voorpagina van mijn krant, lezen we dat jihadi’s op de luchthaven van Zaventem werkten. Binnenin de krant gaat het over honderdduizenden jihadisten die het Westen bedreigen. Dat zal in andere kranten niet anders geweest zijn.
Voor de collega’s die de bewuste uitzending niet gezien hebben, wil ik kort nog even schetsen waarover het gaat. Op 22 augustus bracht Terzake een opgenomen interview van journaliste Annelies Beck met Anjem Choudary, naar aanleiding van de barbaarse onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley door Islamitische Staat (IS). Intussen zijn er nog enkele van die barbaarse onthoofdingen gebeurd.
Choudary, die intussen trouwens is opgepakt wegens vermeend terrorisme en momenteel in de cel zit, is zelf een notoir Brits moslimextremist, oud-woordvoerder van Islam4UK en medeoprichter van de organisatie Sharia4Belgium. De Britse IS-beul van James Foley zou trouwens geradicaliseerd zijn onder invloed van Choudary.
Het interview gebeurde via livestream. Ik zie nog altijd de beelden op mijn netvlies van een lachende Choudary, met op de achtergrond het Britse parlement, toch een symbool bij uitstek van democratie, die meer dan zes minuten lang een forum kreeg om uit te leggen waarom de onthoofding van James Foley en andere gruwelijkheden van IS in feite gerechtvaardigd zijn en waarom de sharia zoveel beter is dan ons democratische rechtssysteem. Hij verheerlijkte ook de gruweldaden die door Britse moslims in Irak werden uitgevoerd.
Ik sta zeker niet alleen met mijn visie. Ook bij de brede publieke opinie was de verontwaardiging algemeen, omdat de journaliste op geen enkel moment de kijkers duidelijk maakte dat de terrorisme- en geweldverheerlijkende meningen van Choudary vanuit menselijk oogpunt volkomen verwerpelijk zijn. Op het einde bedankte journaliste Beck Choudary zelfs nog met de vriendelijke woorden: “Mister Choudary, thank you for sharing your views with us.” Waarop Choudary breed glimlachend zei: “You’re welcome.”
Door Choudary de kans te geven het moslimextremisme te vergoelijken en te promoten, maakt de VRT zich volgens onze fractie schuldig aan een schending van het Mediadecreet, dat bepaalt dat een televisieomroep elke vorm van discriminatie moet weren. Ook de Resolutie van Praag van de Raad van Europa legt de VRT op om bij te dragen tot een pluralistische, democratische en verdraagzame samenleving. Door Choudary het woord te laten voeren in Terzake, heeft de VRT een forum gegeven aan het barbaarse moslimextremisme, dat vandaag overal ter wereld de belangrijkste vijand is van een pluralistische, democratische en verdraagzame samenleving. Door Choudary nauwelijks enig weerwoord te bieden, was hij in staat om zijn haatzaaiende boodschap te verkondigen.
De deontologische code van de VRT bepaalt bovendien dat “hoe controversiëler het onderwerp is, hoe meer ernaar gestreefd wordt woord en wederwoord onmiddellijk na elkaar te geven”. En dit is toch wel een controversieel onderwerp, dacht ik. We kennen allemaal de debatten met politici, waarbij de journalisten de politici geregeld wederwoord bieden. Het is zelfs soms zodanig erg dat men nooit de kans krijgt om uit te spreken.
Naar die deontologische code wordt overigens ook verwezen in de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VRT. Wellicht zullen de minister en zeker ook enkele collega’s straks verwijzen naar de zogenaamde redactionele vrijheid van de openbare vrijheid, maar ik denk dat ik in mijn betoog toch een aantal argumenten heb aangehaald waarom die redactionele vrijheid kon of moest worden ingeperkt.
Mijn partij staat niet alleen met haar kritiek op deze uitzending. Ook collega’s Diependaele en Vandaele, leden van een meerderheidsfractie, vonden dat de VRT hier een inschattingsfout heeft gemaakt. Ze schreven op hun webstek onder meer: “Kun je een forum geven aan iemand die zich openlijk afkeert van het respect voor de mensenrechten zoals die internationaal zijn vastgelegd?” Persberichten en verklaringen op een webstek zijn natuurlijk één zaak, echt initiatief nemen om er iets aan te doen, zat er blijkbaar niet in bij de N-VA.
Voorzitter, minister, collega’s, gezien de klaarblijkelijke schending van het Mediadecreet en de deontologische code en de heel grote maatschappelijke verontwaardiging na deze uitzending, lijkt het mij geen goede zaak als de minister naar aanleiding van die feiten geen enkel initiatief zou nemen.
Ik wil tot slot nog kort naar De Morgen verwijzen. Twee dagen na de uitzending gaf ook De Morgen nog een forum aan de moslimextremist Choudary, maar De Morgen had tenminste nog het lef om een aantal kritische vragen te stellen. Maar om de ernst van de situatie nog even te schetsen, citeer ik de titel die boven het artikel stond: ‘Binnenkort leven we allemaal onder de sharia.’ De laatste vraag van De Morgen was: “Hebt u plannen om naar de islamitische staat te verhuizen?” De minzame man antwoordt: “Ik ben er heilig van overtuigd dat de sharia op een dag naar Europa zal komen, naar Engeland en België. De profeet heeft niet alleen voorspeld dat het kalifaat hersteld zal worden, hij heeft ook voorspeld dat de moslims de hele wereld zullen veroveren. Dus zelfs als ik niet naar de islamitische staat afreis, leef ik binnen afzienbare tijd onder de sharia, net als u.”
Minister, u bent ongetwijfeld op de hoogte van de feiten en zult ook de bewuste uitzending hebben gezien. Is het forum dat de VRT aan Choudary gaf om zijn haatboodschap te verkondigen volgens u een schending van de mediadecreten, de beheersovereenkomsten met de VRT en de deontologische code van de VRT? Hebt u intussen al contact gehad met de VRT in verband met dit dossier? Hebt u de VRT reeds terechtgewezen of andere maatregelen genomen? Indien niet, zult u dit naar aanleiding van dit debat in deze commissie alsnog doen? Welke initiatieven kunt u nemen om herhaling van dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, de heer Sintobin verwijst naar een opiniestuk van onze fractieleider Matthias Diependaele en mezelf. Hij zegt dat de N-VA er wel over schrijft, maar niets doet. Collega, u vergist zich. Ik heb onze fractieleider moeten tegenhouden. Hij zou zich persoonlijk hebben aangesloten bij de Koerdische strijdkrachten om IS manu militari een halt toe te roepen. Ik heb gezegd: “Fractieleider, doe dat niet want wij blijven verweesd achter”. Hij heeft geluisterd naar mij.
Collega’s, onze standpunten komen hierop neer – en de heer Sintobin heeft er voor een deel al naar verwezen -: wij denken dat de VRT wel de mogelijkheid moet hebben en zelfs de opdracht heeft om alle mogelijke standpunten aan bod te laten komen en alle mogelijke facetten van onze samenleving in beeld te brengen. Het was vooral de manier waarop het is gebeurd, waar wij moeite mee hadden. Volgens ons is er inderdaad een inschattingsfout geweest. De VRT heeft het wat genuanceerd, maar waarschijnlijk was het toch een inschattingsfout. De heer Choudary – hoe charmant hij er ook uitzag, maar zijn boodschap was dat minder – heeft toch de kans gekregen om een boodschap te brengen. Hij heeft er heel veel tijd voor gekregen – bijna vijf minuten –, nauwelijks onderbroken, nauwelijks kritisch ondervraagd. Dat is in andere interviews wel eens anders wanneer er nochtans wel democratisch verkozen politici in de studio zitten. Ook de setting was zeer merkwaardig: op de achtergrond zag men Westminster, wat hem misschien ook een soort van gezag gaf waar hij op dat moment niet echt recht op had.
Dat was kort ons standpunt: aan de ene kant moet de openbare omroep inderdaad breed kunnen informeren en af en toe eens inkijk geven in dingen die, voor ons althans, niet vanzelfsprekend zijn. Als we het discours van die man horen, dan raakt dat echt onze diepste vezels van een democratische samenleving en van een vreedzame houding. Dit was echt verbijsterend. Het moet misschien wel kunnen, maar men moet er enorm op toezien dat men de juiste setting gebruikt, dat men de boodschap kritisch benadert en dat men die man ook af en toe eens op zijn plaats zet, wat blijkbaar intussen door buitenlandse zenders wel is gebeurd.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, ik wil even kort mijn mening geven. Wat mij heel erg opvalt in dit debat en in de manier waarop dit debat rond moslimextremisme in de media wordt gevoerd, is dat het verkoopt. Hoe ruiger het is, hoe bloediger het is, hoe meer het verkoopt. Er is eigenlijk wel een markt voor. Komt het het maatschappelijke debat ten goede? Vaak niet, want vaak beland je in zwartwittegenstellingen: diegene die zwart denkt, blijft zwart denken, en diegene die wit denkt, blijft wit denken. Wat je nodig hebt, zijn bruggenbouwers, maar die bruggenbrouwers krijgen, ook op de VRT, veel minder kans om gehoord te worden.
Rachid Benzine, een zeer befaamd islamoloog, komt vijf lezingen geven in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS). Hij heeft een zeer, zeer genuanceerde mening. Hij is een bruggenbouwer en een belangrijke vertegenwoordiger van de modernisering van de islam. Ik vraag me af of hij in Terzake of in Reyers Laat de ruimte zal krijgen om zijn verhaal te vertellen, zoals Choudary die heeft gekregen. Ik heb vaak het gevoel dat er heel weinig ruimte voor is, terwijl we die stemmen net nodig hebben in het debat.
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, ik heb naar aanleiding van uw vragen contact genomen met de VRT, die elementen van antwoord heeft aangebracht.
Ik heb het interview met Anjem Choudary dat Terzake op 22 augustus heeft uitgezonden, gezien.
U vraagt of het forum dat de VRT gaf aan een notoir islamextremist om zijn haatboodschap te verkondigen geen schending is van de mediadecreten, de beheersovereenkomst met de VRT en de deontologische code van de VRT. Artikel 38 van het Mediacreet stelt dat omroepactiviteiten niet mogen aansporen tot haat en geweld. Artikel 39 van hetzelfde decreet bepaalt: “In de programma’s wordt elke vorm van discriminatie geweerd. Het programma-aanbod verloopt zo dat het geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de verschillende ideologische of filosofische strekkingen. De informatieprogramma’s, de mededelingen en de programma’s met een algemeen informatieve inslag, en alle informatieve programmaonderdelen worden in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid verzorgd. Dit artikel is eveneens van toepassing op teletekst.”
Het toezicht op de naleving van deze bepalingen wordt uitgeoefend door de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM), meer bepaald door de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen. De interpretatie van dit artikel komt toe aan de VRM. De VRM ziet ook toe op de naleving van de beheersovereenkomst.
De VRT Nieuwsdienst zelf is van mening dat zij naast het Mediadecreet en de beheersovereenkomst ook hun eigen deontologische code met dit interview hebben gerespecteerd. Zo stelt artikel 68 van hun redactiestatuut met inbegrip van de deontologische code voor de journalisten bij de VRT het volgende: “De verschillende relevante standpunten komen aan bod. Toch houdt onpartijdigheid niet in dat alle partijen en meningen in één uitzending worden behandeld. Een spreiding over verschillende uitzendingen en dagen is verantwoord. Hoe controversiëler het onderwerp, hoe meer ernaar gestreefd wordt woord en wederwoord onmiddellijk na elkaar te geven.”
De VRT Nieuwsdienst zond vlak voor het interview met Choudary een reportage uit over het moslimextremisme in het Midden-Oosten en in Europa. Daarin werd het extremisme van sommige moslims duidelijk vermeld en geduid. De figuur van Choudary werd in deze montage ook omstandig geduid. De nieuwsdienst in het algemeen en Terzake in het bijzonder hebben de voorbije maanden uitgebreid aandacht besteed aan tal van aspecten met betrekking tot het conflict in het Midden-Oosten en het moslimextremisme. Daarbij werd geenszins uitsluitend gefocust op de personen die staan voor radicalisering.
Wat het interview zelf betreft, meldt de VRT mij het volgende. Ten eerste, het interview met de heer Choudary is inderdaad niet voor de hand liggend. Daar is vooraf ook grondig over gepraat op de VRT-redactie zelf. Ten tweede, uiteraard was het nooit de bedoeling van de redactie om de man een forum te bieden. Dat is volgens de VRT ook niet gebeurd. De presentator stelde hem verschillende vragen. Ten derde, VRT Nieuws vindt het echter wel zijn taak om ook de mening van iemand zoals Choudary aan het woord te laten. Elke stem in het maatschappelijk debat over de radicalisering moet worden gehoord, ook die van een overtuigd aanhanger van de jihad. Op die manier kan inzicht worden gegeven in het gedachtegoed en de manier van denken van dergelijke extremisten. Het geeft daarbij ook een beeld over de ‘mentale wereld’ waarin jongeren terechtkomen die het slachtoffer worden van de propaganda van deze extremisten. Ten vierde, dat de stellingen van Choudary duidelijk ingaan tegen de maatschappelijke consensus, blijkt dan ook uit het gesprek zelf. Zijn standpunten staan zo ver van het aanvaardbare dat hij juist met een dergelijk interview zichzelf hieromtrent verder ontmaskert.
Een interview organiseren houdt vanzelfsprekend op geen enkele manier goedkeuring of sympathie voor dergelijke denkbeelden in. Mocht die indruk toch ontstaan zijn, dan betreurt de redactie dit. Tot daar de houding van de redactie met betrekking tot het naleven van de deontologische code.
U vraagt verder of ik als minister naar aanleiding van deze feiten de VRT heb terechtgewezen en of ik andere maatregelen overweeg. Ik heb de VRT naar aanleiding van deze feiten niet terechtgewezen. Indien de VRT een inbreuk maakt op het Mediadecreet dan wel op de beheersovereenkomst, dan moet dit worden vastgesteld door de VRM, die indien nodig de passende sancties neemt.
Misschien is het ook niet onbelangrijk te melden dat het hier over een programma gaat dat valt onder de verantwoordelijkheid van de VRT-hoofdredactie. Artikel 7 van het redactiestatuut met inbegrip van de deontologische code voor journalisten bij de VRT stelt zeer duidelijk: “De redacties van programma’s, programma-items en berichten die door de directie onder de deontologische verantwoordelijkheid van de hoofdredactie zijn geplaatst, beslissen onafhankelijk, onder leiding van de algemeen hoofdredacteur en de verantwoordelijke hoofdredacteur, over de keuze en de verwerking van de nieuwsitems, alsook over de samenstelling van de programma’s, programma-items en berichten en de taakverdeling binnen iedere redactie.”
Ik vind die redactionele onafhankelijkheid bijzonder belangrijk. Dat betekent uiteraard niet dat er per definitie geen deontologische fouten kunnen worden gemaakt. Als dat echter het geval is, dan kunnen klachten worden ingediend volgens de procedure beschreven in de artikelen 28 tot 30 van het redactiestatuut met inbegrip van de deontologische code voor de journalisten van de VRT. Bovendien kunnen klachten met betrekking tot deontologie ook steeds worden ingediend bij de Raad voor de Journalistiek.
Uw laatste vraag was welke initiatieven ik ga nemen om een herhaling van dergelijke feiten in de toekomst te voorkomen. Ik verwijs opnieuw naar het toezicht op de betrokken regelgeving door de VRM. De VRT Nieuwsdienst zelf is van oordeel dat een interview met een figuur als Choudary kan, als er voldoende aandacht gaat naar verschillende meningen en standpunten. De VRT Nieuwsdienst en Terzake in het bijzonder doen dit voldoende, ook in het geval van het IS-conflict en het moslimextremisme. De hoofdredactie heeft de reacties besproken met de redactie van Terzake. De redactie wijst erop dat de figuur van Choudary werd geduid in een montage die aan het gesprek voorafging, en de vragen die gesteld zijn, waren pertinent. Tegelijkertijd zal de redactie, zo meldt de VRT mij, in soortgelijke situaties in de toekomst duidelijker maken dat ze afstand neemt van dergelijke extremistische uitspraken, bijvoorbeeld met een extra gesprek in de studio.
Tot slot nog dit, mijnheer Sintobin. Extremisme, van welke vorm ook, is een gevaarlijk fenomeen in onze maatschappij. De nieuwe digitale technologie, het internet en zijn diverse platformen hebben het gemakkelijker gemaakt om uitingen van extremisme te verspreiden. Dat is de realiteit. Ik verwacht dan ook dat de VRT net als andere spelers in de samenleving de nodige waakzaamheid aan de dag legt. Ik reken erop dat zowel de VRT-redactie als het VRT-management voldoende zelfreflectie aan de dag leggen om zich te beraden hoe ze hiermee op een correcte en deontologische manier mee omgaan, vandaag en in de toekomst.
Het zal niet verbazen dat ik ontgoocheld ben over uw antwoord, minister. U verschuilt zich achter een opsomming van een aantal artikelen van het Mediadecreet, achter de VRM, achter het feit dat de VRT stelt alle meningen aan bod te moeten laten komen, achter het feit dat de journaliste in kwestie wel vragen heeft gesteld. Dat zou er nog aan mankeren, denk ik, maar kritische vragen zijn er niet geweest. U verschuilt zich achter het feit dat er voor de bewuste reportage een andere reportage werd uitgezonden waarin IS werd geduid, net als Choudary. Maar wat met mensen die op dat moment niet kijken? Heel wat mensen hebben ons gecontacteerd. Wie Terzake en de politieke actualiteit volgt, weet dat de publieke verontwaardiging enorm groot was. En nu komt u hier vertellen dat het mag volgens de regels en verwijst u naar de redactionele vrijheid.
Ik wil nu van u een duidelijk antwoord. Veroordeelt u die reportage zoals ze werd gebracht, als minister? Verschuil u niet achter het Mediadecreet, verschuil u niet achter de VRM en wat nog allemaal.
Van redactionele vrijheid gesproken. Het gaat om mensen die niets anders willen dan onze westerse beschaving kapotmaken, dan onze samenleving kapotmaken, dan onze waarden en normen vervangen door de sharia. We weten allemaal uit beelden en uit info wat dat betekent. Kunt u zich voorstellen, minister, dat wij inderdaad onder de sharia gaan leven? U zult natuurlijk zeggen dat dat nooit zal gebeuren. Als je ziet hoe moslimextremisme de afgelopen decennia is opgerukt, dan mogen we inderdaad bang zijn van deze moslimextremisten. Als vandaag moslimextremisten, jihadi’s, zomaar zonder enige controle op de luchthaven van Zaventem kunnen werken, waar zijn we dan in godsnaam mee bezig?
Ik vertolk hier dus de publieke verontwaardiging. Ik ga me niet verschuilen achter mediadecreten. Ik ga me niet verschuilen achter de VRM. Ik vind dat hier uitzonderingen kunnen worden gemaakt. U kunt dat perfect doen bij de VRT via een rondschrijven. Ik wil trouwens in dit verband melden – en dat had niets te maken met redactionele vrijheid – dat er indertijd over het Vlaams Blok een algemeen rondschrijven was naar de journalisten van de VRT om vooral het Vlaams Blok/Vlaams Belang niet aan het woord te laten. En als ze al aan het woord kwamen, om ze heel kritisch te benaderen. Wat kon voor het Vlaams Blok/Vlaams Belang, moet toch zeker kunnen voor een barbaar als Choudary?
Mijnheer Vandaele, wat u betreft, ik ken u al een beetje, uw belachelijke intro hebt u een beetje rechtgezet. Maar u veroordeelt een en ander. U zet een en ander in een kader, maar een echt initiatief ter zake kunt u niet nemen. Ik zal u geruststellen, wij zullen naar aanleiding van deze interpellatie een motie indienen. Ik veronderstel dat in elk geval de N-VA deze motie zal goedkeuren.
Wat mevrouw Idrissi betreft: als er nu één bevolkingsgroep is die aan bod komt op de VRT, is het toch wel die van de islamkenners en de allochtonen. U hebt het over de gematigde islam. Ik geloof niet in een gematigde islam, dat bestaat gewoonweg niet. Als je de Koran leest, zie je dat op iedere pagina wordt opgeroepen om de wereld te veroveren, om ongelovigen te doden. Dus kom niet af met gematigde islam. (Opmerkingen van mevrouw Yamila Idrissi)
Als u ons gaat vergelijken met Choudary dan is uw niveau...
Het scheelt niet veel.
Ik heb nog nooit iemand gedood, hoor. Ik vind het bijzonder grof dat mevrouw Idrissi zegt dat ik niet veel scheel met een barbaar zoals Choudary.
Minister, ik vraag u nu duidelijk: wat is uw standpunt? Wat vindt u nu eigenlijk van die reportage? Wat vindt u nu eigenlijk van dit interview? Kan dit volgens u op de VRT of kan dit niet? En kom niet opnieuw af met het Mediadecreet en met de deontologische code. Ik wil graag uw eigen standpunt kennen, want dat hebt u toch wel. Minister, bent u het eens met dergelijke reportages, met het geven van een dergelijk forum aan een barbaar zoals Choudary?
De heer Vandaele heeft het woord.
In de beste traditie van de mediaministers heeft minister Gatz het antwoord van de VRT voorgelezen. Maar hij heeft er in de laatste zin zijn eigen mening aan toegevoegd, wat altijd goed is.
Voorzitter, ik heb toch een paar reacties. Het eerste argument van de VRT is: wij laten alle meningen aan bod komen, maar we spreiden dat in de tijd. Dus hoor je vandaag Choudary, overmorgen zal Vranckx dan de andere kant van de medaille tonen. Dat is ook zo gebeurd. Ik heb twee dagen later een andere reportage gezien die inderdaad de hele andere kant van de medaille toonde.
Natuurlijk moet elk programma op zichzelf kunnen bestaan, want mensen bekijken niet alles wat op de buis komt in lengte van dagen. Elk programma moet op zichzelf kunnen staan. Ik denk dat elk programma de beide kanten moet tonen, en dat de boodschap van de heer Choudary, wat die dan ook moge wezen, moet worden genuanceerd binnen datzelfde programma.
Een tweede punt is de reactie die we al hoorden: wat Choudary vertelde, is zo onaanvaardbaar dat elke kijker het meteen zo inschat dat dat er ver over is. Dat kan allemaal wel zijn, maar toch merken we dat in Vlaanderen, in onze eigen samenleving, mensen die hier al zo lang wonen, mensen die vaak een opleiding hebben gehad, toch die boodschap oppikken. Hoe onaanvaardbaar die voor iedereen blijkbaar is en hoe duidelijk dat ook is dat dat erover is, toch zijn er tientallen jongeren die dat blijkbaar niet onaanvaardbaar vinden maar dat als zoete koek opnemen en meegaan in dat verhaal.
Ten derde is de gelukkige boodschap die we konden horen dat de VRT weliswaar zegt dat ze niets verkeerds heeft gedaan maar dat ze het de volgende keer toch anders gaat doen, namelijk dat ze dat in de toekomst beter zal plaatsen. Dat is de bezorgdheid waar wij van vertrokken zijn.
Men moet daarover waken. Ik kan me immers niet van de indruk ontdoen dat de VRT niet heeft kunnen weerstaan aan de neiging om spektakel te brengen door die man te tonen. Vandaar wellicht ook dat er geen kritische vragen werden gesteld. En dat is niet de taak van de openbare omroep.
Als lid van mijn fractie wil ik me in het bijzonder tot de heer Sintobin richten. In lang vervlogen tijden, toen andere godsdiensten hier dominanter waren – maar dat geheel terzijde –, functioneerde een rode telefoon tussen de minister verantwoordelijk voor de media en de toenmalige BRT. ‘Those were the days.’ Er is in dit land gevochten om een goed beschermde redactionele autonomie af te dwingen. Ik weet, mijnheer Vandaele, dat het niet eenvoudig is om evenwichten te respecteren. Maar een externe regulator houdt toezicht op de toepassing van de deontologische code en het redactioneel statuut en dergelijke.
Mijnheer Sintobin, u pleit voor een rechtstreekse ingreep van het politieke niveau in de berichtgeving van de VRT. Hebben we ooit gedacht dat zo’n voorstel nog op tafel zou komen te liggen?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, mijnheer Vandaele, ik wil nog even kort mijn antwoord verduidelijken. Een: ik veroordeel wat de heer Choudary heeft gezegd. Twee: ik veroordeel de reportage niet. Drie: extra waakzaamheid van de VRT is evenwel geboden.
Minister, ik vind het spijtig dat u de uitzending niet veroordeelt. Mijnheer Caron, u hebt het over redactionele vrijheid. Akkoord, maar dit dossier is een grote uitzondering. Wij hebben in dit geval iemand aan het woord gelaten zonder ook maar enig weerwerk te bieden. Die persoon is erop uit om onze westerse samenleving, beschaving en waarden en normen weg te vagen en te vervangen door de sharia. Dit geval is een uitzondering op de regel. Mijnheer Caron, gisteren hebben wij allemaal gehoord wat Groen denkt over de Syriëstrijders. Opnieuw krijgen wij de schuld voor het moslimextremisme. Bij Groen is het steeds hetzelfde: weg met onszelf.
De heer Vandaele zegt dat iedereen met een beetje verstand die de reportage ziet, zal besluiten dat dit er zwaar over is. Maar gisteren voerden we in de plenaire vergadering het debat over de Syriëstrijders. Mensen die hier al een hele tijd wonen, voelen zich aangetrokken tot die barbarij. Zo’n reportage zonder nuancering uitzenden heeft er misschien toe geleid dat mensen naar ginder zijn vertrokken. Men mag hen geen forum geven. Iedereen was het er gisteren over eens dat we ervoor moeten zorgen dat niemand nog naar Syrië vertrekt. Mensen als Belkacem worden voor de rechter gebracht. Hopelijk verdwijnt hij voor 15 jaar of meer achter de tralies. Iemand als Choudary is honderd keer erger dan Belkacem. Maar u, minister, vindt het normaal dat de openbare zender hem een forum geeft. Ik kan daar niet bij. De grote meerderheid van kijkers zal dat niet aanvaarden. Bijgevolg zullen wij in onze motie elementen opnemen om ervoor te zorgen dat dit zich in de toekomst niet meer zal voordoen.
De interpellatie is afgehandeld.