Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een vraag in opvolging van een vraag die ik reeds heb gesteld op 27 september 2012 aan de toenmalige minister-president Kris Peeters, bevoegd voor de landbouw. Het waren nog onverdachte tijden toen. Ik heb deze vraag opnieuw ingediend op 22 augustus, toen we geconfronteerd werden met het nieuws over een eventuele stroompanne. Ondertussen is er op veel terreinen al veel meer duidelijkheid. Bijgevolg is een deel van mijn vraag al een beetje gedateerd.
Collega’s, we weten allemaal dat boerderijen geëvolueerd zijn tot hoogtechnologische bedrijven die permanent over elektrische energie moeten beschikken voor licht- en klimaatregeling in stallen en serres, voor koeling, voor melkrobots en voor stuursystemen voor voeding van plant en dier. In bedrijven die met levende materie werken, kan een periode zonder stroom naast economische schade ook ethisch onverantwoorde situaties creëren inzake dierenwelzijn. De land- en tuinbouwsector wordt dus geconfronteerd met specifieke situaties.
Uiteraard is energievoorziening een federale materie. We hebben binnen de Vlaamse Regering een minister die bevoegd is voor de energie en ook een minister die bevoegd is voor de landbouw, en die staat heel specifiek in voor de zorgen van deze sector.
We weten ondertussen iets meer over het afschakelplan. We weten ook dat de burgemeesters geïnformeerd werden door de gouverneurs, maar toch heb ik een aantal specifieke vraagjes voor u, minister.
Zijn er sinds 2012 actualiseringen gebeurd aan het actieplan van Elia rond stroomtekort? Wat wordt daarin specifiek gezegd over stroomvoorziening voor landelijke gebieden en meer specifiek voor de agrarische bedrijven met grote nood aan energievoorziening?
Is er nog overleg geweest met het energieoverleg ENOVER? Zo ja, met welk effect?
Ik maak de grote vergelijking met de Sevesobedrijven, maar uiteraard heeft de landbouwsector een totaal andere schaal. Het is een heel specifieke sector. Daar wees ik al op. Energieschaarste zou kunnen leiden tot calamiteiten bij dieren. Vandaar dat ik uw bijzondere zorg vraag voor het geval er effectief stroompannes voorvallen op het platteland in Vlaanderen.
Is er in een specifieke crisiscommunicatie voorzien ten aanzien van de agrarische sector? Zo ja, met wie wordt er overlegd?
Ik heb nog een bijkomend vraagje, maar het lijkt me niet onbelangrijk. Ik werd hierover nog gecontacteerd door een aantal mensen. Zijn er binnen het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) mogelijkheden om bijvoorbeeld voor noodgeneratoren financiële bijdragen te krijgen?
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de heer De Meyer kaart een heel belangrijke problematiek aan die op heel korte termijn een oplossing behoeft. Ik wil hem in zijn vraag ondersteunen en de minister vragen om snel en efficiënt te handelen.
Aangezien de mogelijke stroomschaarste dichterbij komt, dreigt onze landbouw in een lastig parket verzeild te geraken. In eerste instantie zijn het immers de plattelandsgemeenten die geviseerd worden tijdens de tijdelijke stroomonderbreking. Net daar situeren de landbouwbedrijven zich, meer bepaald de veeteeltbedrijven. De verhalen zijn bekend: broeierijen dreigen met sterfte van kuikens geconfronteerd te worden indien ze zonder stroom komen te zitten, de luchtverversingssystemen in de intensieve pluimvee- of varkenshouderij mogen niet uitvallen wegens de dierengezondheid en het dierenwelzijn, koeien moeten mechanisch worden gemolken op geregelde tijdstippen en dieren moeten kunnen drinken. Al deze dingen worden tegenwoordig mechanisch gedaan en zijn dus aangewezen op stroom.
De heer De Meyer haalde al aan dat een duidelijke crisiscommunicatie en een pasklare oplossing voor de landbouwbedrijven met dieren in het geval van calamiteiten een heel belangrijk element zou moeten zijn. Als in het najaar effectief zou voorvallen dat we met stroomtekorten worden geconfronteerd, worden we voor een stukje teruggeslingerd in de tijd.
Het is natuurlijk pijnlijk dat we vandaag, in de 21e eeuw, nog steeds afhankelijk zijn van de plekken waar we onze energie halen. Ik wil hierbij opmerken dat heel wat landbouwbedrijven potentiële energieproducenten zijn, in eerste instantie voor zichzelf, maar dit kan ook voor anderen heel belangrijk zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van windmolens. Helaas stuiten plannen van landbouwers om dergelijke zaken op te richten al te vaak op burenprotest of op een aarzelende houding van gemeentebesturen. In mijn eigen gemeentebestuur hebben we al dergelijke aanvragen gehad, maar we houden de boot nog wat af. We hebben nog geen enkele goedkeuring verleend voor het plaatsen van windmolens omdat het kader daarvoor nog ontbreekt. Misschien moeten we deze gelegenheid te baat nemen om deze problematiek eens zonder vooroordelen te bestuderen en om na te gaan op welke manier deze windmolens op de meest efficiënte en maatschappelijk aanvaardbare wijze kunnen worden ingezet voor de energievoorziening van onze landbouwbedrijven.
Minister, wat zijn uw eigen inzichten hierover? Bent u bereid om daar op korte termijn onderzoek naar te doen?
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Minister, ik heb een schriftelijke vraag ingediend die specifiek de varkenssector betreft. Minister, zal de Vlaamse Regering voorzien in noodgeneratoren? Varkens zijn immers heel gevoelig aan temperatuurschommelingen, wat een gigantisch probleem kan betekenen voor de totale kweek. Wordt er onderhandeld over een aantal zaken zoals noodgeneratoren voor de sector?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij deze vraag omdat ik deze problematiek ook aanvoel. Vraag is wat we moeten doen bij elektriciteitsschaarste. Land- en tuinbouwbedrijven kunnen hard worden getroffen door een eventuele afschakeling. Er is wel al enige informatie doorgegeven maar toch zijn er nog veel onduidelijkheden, we zijn nog altijd afhankelijk van de situatie op het moment zelf. Toch moeten we proberen ons voor te bereiden op een worstcasescenario.
De verschillende gemeenten zijn op de hoogte gebracht door de gouverneur. De gemeenten met land- en tuinbouwgemeenten vragen zich af hoe zij die communicatie moeten doorgeven aan die bedrijven. Moeten zij die bedrijven al dan niet stimuleren om bijvoorbeeld noodgeneratoren aan te kopen? Dat is een moeilijke vraag.
Het is natuurlijk ook zo dat er altijd een stroompanne kan zijn, weliswaar voor een kortere periode. Wanneer zich effectief een panne voordoet, dan hebben de meeste, vooral intensieve bedrijven doorgaans een noodgenerator om die panne op te vangen. Daarnaast is het ook wel zo dat een panne onder de verzekering valt. Bedrijven vragen zich vaak af wie er verantwoordelijk is bij een afschakeling en welke verzekering dan moet worden aangesproken. De vraag die leeft bij de sector en die een antwoord zou moeten krijgen, is in welke mate de verzekering ook bij het afschakelen kan worden ingezet.
Er moet overleg komen met de sector. Zult u daarbij worden betrokken? Het gaat immers om een plan en een beslissing van de federale overheid. Wanneer dat overleg met de sector aanleiding geeft tot richtlijnen of adviezen, dan is het wel interessant om die ook door te geven aan de gemeenten. We proberen immers zoveel mogelijk informatie te vergaren.
In de land- en tuinbouwsector is er een grote productie. Er zijn gebieden waar die productie nu al heel groot is. Toch is dat geen garantie om niet te worden afgeschakeld. Met andere woorden, hoewel de sector er mee voor zorgt dat er decentrale energieproductie is, kan er alsnog worden afgeschakeld. De ene buurman produceert dus energie maar die wordt weg getransporteerd terwijl de andere buurman effectief wordt afgeschakeld. Dat maakt het draagvlak voor decentrale energieproductie nog moeilijker. Op het moment dat er eventuele grote werken moeten gebeuren voor die decentrale energieproductie, vraagt men goodwill aan de buurman, maar wanneer er morgen wordt afgeschakeld, zal ook de buurman geen stroom hebben. Dat bemoeilijkt het debat over decentrale energieproductie. Ik hoop dat u dit als minister bevoegd voor de landbouw en het plattelandsbeleid kunt aankaarten bij de federale onderhandelingen. Land- en tuinbouw spelen daar vandaag al een belangrijke rol in maar zullen dat ook in de toekomst blijven doen. Ik weet niet of er al overleg is, maar als dat zo is, kan dat ter sprake worden gebracht.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de bezorgdheid van de vraagstellers en van de sector. Iedereen is zich bewust van het feit dat een mogelijke afschakeling ernstige problemen kan veroorzaken niet alleen bij de landbouwers maar bij de hele maatschappij. Ik wil nog een element toevoegen aan het debat dat nog wat onderbelicht is gebleven.
We moeten vooral zorgen voor een goede eenduidige communicatie en we mogen niet aan paniekzaaierij doen. We hadden het gisteren naar aanleiding van een ander dossier over een goede communicatie met de landbouwsector. Ik weet wel dat we op alles voorzien moeten zijn, maar we mogen ons ook niet laten opjagen door media die alles opblazen en ervan uitgaan dat er sowieso een afschakeling komt. Het afschakelplan is er maar daarnaast moet er worden gezorgd voor een goede communicatie. Ik wil in dat verband verwijzen naar nieuwjaar 2000, waarvan gezegd werd dat alles zou stilvallen. Er zou geen elektriciteit of verwarming meer zijn, computers zouden uitvallen, de wereld zou gewoonweg stilstaan. Uiteindelijk is er niets gebeurd. Ik pleit dan ook voor een gerichte, eenduidige communicatie, zonder paniek te zaaien.
Wat het betoog van de heer Vanderjeugd betreft over windmolens en andere energiebevoorradingen op landbouwbedrijven: dat vraagt een uitgebreid debat op een ander tijdstip.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dank u, ondervoorzitter. Beste collega’s, ook ik kijk uit naar een boeiende vijf jaar in de commissie Landbouw. We hadden daarnet al de gelegenheid om eventjes informeel kennis te maken. Bij dezen hebben wij formeel de start van de eerste vragen.
We krijgen al meteen een specifieke problematiek: de stroompannes en het mogelijke afschakelplan, zoals het werd voorgesteld door de federale overheid. Er werden hier heel wat bezorgdheden geformuleerd. Ik kan die alleen maar bijtreden en ook overmaken aan het bevoegde niveau.
Ik denk niet dat het de bedoeling is dat we hier een heel debat voeren over het federale afschakelplan. Dat is niet onze bevoegdheid. Wij hebben wel een aantal mogelijkheden om bezorgdheden aan te kaarten. Daarom heb ik aan de minister bevoegd voor de energie, Annemie Turtelboom, een aantal elementen meegegeven voor het maandelijks energieoverleg, met de verschillende gewesten en het federale niveau. Het gaat om bezorgdheden die specifiek met Landbouw te maken hebben. Deze bezorgdheden werden ook hier geformuleerd, onder andere ook met betrekking tot verzekeringen en aansprakelijkheid. Ik hoop dan ook dat ze op het volgende overleg aan bod komen, dat we daar ook antwoorden zullen krijgen en dat mijn collega bevoegd voor de energie daaraan de nodige aandacht zal besteden.
Ik denk niet dat het de bedoeling is dat we hier, in de commissie Landbouw, een volledig debat voeren over zonne-energie en windmolens. Ook dat is een bevoegdheid voor Energie. Maar als het te maken heeft met vergunningen en dergelijke, zitten we op een ander terrein, waar ik dan wel voor bevoegd ben, maar dan in de commissie Omgeving. Ook daar kunnen we gerust eens op dit thema doorgaan, niet specifiek over de energiemix maar over de vergunningen op zich.
Op een specifieke vraag kan ik wel een antwoord geven. Misschien moeten we dat inderdaad nog eens extra communiceren naar de sector – met die suggestie zal ik rekening houden. Het betreft de vraag naar ondersteuning voor stroomgeneratoren, die ervoor zorgen dat, als er toch een afschakeling zou zijn, dierenleed kan worden vermeden. Die steun is er al. Landbouwers kunnen, als zij een stroomgenerator willen plaatsen, een beroep doen op de steun van het Vlaams Investeringsfonds (VLIF). Dat geldt enkel voor de intensieve veehouderij. Dat is in het kader van het dierenwelzijn. Zij kunnen daar een beroep op doen. Die steunmaatregelen zijn er. Maar misschien moeten wij dat inderdaad nog eens, zeker in het kader van de federale plannen, extra communiceren op de verschillende kanalen die we hebben. Misschien moeten wij dat nog eens extra onder de aandacht brengen, zodat men ook weet dat men daar een beroep op kan doen. Ik wil dus nog eens zeer uitdrukkelijk stellen dat die steun aanwezig is.
Voor het overige heb ik de terechte bezorgdheden, die ik volledig deel, overgemaakt aan mijn collega. Dit zal aan bod komen op het volgende energieoverleg. Ik hoop nadien terugkoppeling te hebben. Ik stel voor dat ik, als ik na die vergadering meer informatie heb, die overmaak aan het secretariaat van deze commissie, zodat u daarvan ook op de hoogte bent.
Dat is de stand van zaken. Wij blijven dat opvolgen op de vergaderingen die worden georganiseerd om dergelijke zaken te bespreken. Wij weten met zijn allen dat de communicatie over het federale afschakelplan wat ongelukkig is verlopen. Er zijn heel wat vragen, ook op het lokale niveau bij burgemeesters en in de verschillende sectoren. Dat klopt. Dat is een vaststelling. Maar daar hebben wij zelf weinig mee te maken gehad. Wij kunnen dat alleen maar vaststellen. Vanuit Landbouw kunnen we nog eens extra onder de aandacht brengen dat men een beroep kan doen op de steun die er nu al is.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord, waaruit duidelijk blijkt dat u de specifieke bezorgdheden die in de sector leven, hebt overgemaakt aan de bevoegde minister en dat ze op het energieoverleg aan bod zullen komen. Ik noteer dat u ons via de commissiesecretaris verslag zult uitbrengen over het verloop van deze gesprekken.
U hebt duidelijk geantwoord op mijn vraagje of er een bijdrage kan zijn van het VLIF. Ik weet wel dat dit niet over de grootste bedragen gaat, maar voor mensen in probleemsituaties is deze bijkomende ondersteuning niet onbelangrijk. Ik wil enkel de suggestie meegeven om hierover op korte termijn de nodige communicatie te doen, omdat heel wat mensen op dit moment op dat vlak overwegen investeringen te doen of al gedaan hebben.
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Vandaag is er inderdaad bijkomende steun voor de veehouderij. Ik stelde mijn vraag uiteraard met het oog op de uitbreiding ervan naar de varkenssector. En het mag misschien iets meer zijn dan de VLIF-steun, want die specifieke sector verkeert vandaag extra in nood.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Is er al een datum bekend voor dat energieoverleg? Het VLIF voorziet inderdaad in steun voor noodgeneratoren. Maar de vraag ernaar zal hoogstwaarschijnlijk stijgen. Dan luidt mijn volgende vraag: in welk budget is daarvoor vandaag voorzien en zal dat voldoende zijn om tegemoet te komen aan die stijgende vraag? Ik wil er ook voor pleiten om die dossiers spoedig te behandelen.
Minister, het stelt mij ook gerust dat u mijn vraag over de energievoorziening door windmolens en de nodige vergunningen zult bespreken in de commissie Leefmilieu. Het is uiteraard niet de bedoeling om dat debat hier te voeren.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De varkenssector valt ook onder de VLIF-steun. Ik wil dat voor alle duidelijkheid nog eens heel uitdrukkelijk herhalen. De datum van het energieoverleg ken ik niet uit het hoofd, ik moet dat nog eens checken bij mijn collega Annemie Turtelboom.
Dan wordt hier gevraagd of de VLIF-pot voldoende zal zijn. U moet weten dat het VLIF niet is opgesplitst in functie van alle verschillende mogelijke investeringen. Dat is een totaalpot. Indien er plotseling een toename zou zijn van het aantal aanvragen, zou dat normaal gezien moeten kunnen worden opgevangen binnen dat budget.
Ik kan ook nog meegeven dat er, toch volgens mijn informatie, destijds een aansprakelijkheidsregeling is afgesproken. Als er grote stroompannes zijn, kunnen kmo-sectoren een beroep doen op een soort aansprakelijkheidsverzekering. Dat geldt normaal gezien ook voor landbouw, maar dat is een debat dat in de commissie Energie gevoerd moet worden. Er zijn in elk geval een aantal regelingen die ervoor zorgen dat, als er schade is, er in bepaalde sectoren een vergoeding kan komen. Ik ga daar niet verder op in, want het is niet mijn bevoegdheid, maar het is zeker iets dat nog verder besproken kan worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.