Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Minister, ik heb zelf een vraag over het rapport van Verslaggevers zonder Grenzen (VZG), dat u ongetwijfeld hebt zien passeren. Het is de jaarlijkse communicatie van Verslaggevers zonder Grenzen over de persvrijheid in de wereld.
Het is duidelijk dat België in die ranking naar beneden geduikeld is, en er is discussie over waarom dat zo zou zijn.
Er is wereldwijd een grotere druk op journalisten, dat is zeer duidelijk gebleken. VZG meldt, specifiek voor België, dat journalisten weliswaar veel vertrouwen genieten maar dat ze tijdens demonstraties weleens slachtoffer worden van geweld van – en dat vind ik toch opmerkelijk – zowel politie als betogers. Daarnaast zijn er online bedreigingen, vooral ten aanzien van vrouwelijke journalisten, een gegeven dat we helaas wel vaker zien op verschillende gremia. Het zijn vooral minderheden die vaker getroffen worden, minderheden op het vlak van machtsinvloed, bedoel ik dan, want in aantal zijn we als vrouwen in de meerderheid. Het zijn dus vooral vrouwelijke journalisten die lijden onder online bedreigingen.
U hebt de afgelopen jaren hard gewerkt. In mei vorig jaar hebt u gezegd dat u samen met de sector werkte aan een plan ter bevordering van de veiligheid van journalisten en fotografen bij de uitoefening van hun job. Dat heeft in oktober 2022 geresulteerd in de website www.persveilig.be. Daarop zijn een meldpunt, trainingen en tools verzameld.
Maar gezien het resultaat in de ranking heb ik toch een aantal vragen.
Hoe interpreteert u het rapport van Verslaggevers Grenzen? Daar is wel al wat debat rond geweest. Pol Deltour van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) heeft bevestigd dat journalisten worden lastiggevallen. Hij heeft vijftien feiten gemeld bij het Meldpunt Agressie tegen Journalisten. Hij zegt dat dat waarschijnlijk het topje van de ijsberg is, maar dat het niet de reden is voor de achteruitgang in de ranking. Hij stelt zich wat vragen bij de manier waarop Verslaggevers zonder Grenzen te werk is gegaan. Dus, hoe interpreteert u de ranking en het feit dat we daarin dalen?
Welke stappen zult u ondernemen zodat VZG een meer genuanceerd beeld kan krijgen van de persvrijheid in België? Deelt u de kritieken die er op het onderzoek zijn gekomen?
Hoe evalueert u, hoe voorlopig ook, de impact van de website Persveilig.be? Ik weet dat het nog heel voorbarig is, maar kunt u, op basis van de eerste voorzichtige cijfers, al enige evolutie zien betreffende de kenbaarheid, het bereik, het aanbod van de trainingen, het materiaal enzovoort?
Minister Dalle heeft het woord.
Het rapport van Verslaggevers Zonder Grenzen biedt een indicatie van hoe het wereldwijd met de persvrijheid is gesteld. In die zin is het een belangrijke referentie. Jammer genoeg moet ik vaststellen dat België in twee jaar tijd van plaats 11 naar plaats 31 zakt. Ik heb naar aanleiding daarvan contact opgenomen met de VVJ, die vervolgens haar reflecties bij dit rapport aan mij heeft bezorgd.
Enerzijds schuift het rapport een aantal positieve punten naar voren, met name dat we over een sterke onafhankelijke openbare omroep beschikken. Daarnaast wordt het journalistieke bronnengeheim goed beschermd en beschikt ons land over een doeltreffende journalistieke zelfregulering. Tot daar een aantal positieve punten.
Anderzijds duidt het rapport enkele pijnpunten aan, waaronder de onveiligheid van journalisten bij manifestaties, de persoonlijke aansprakelijkheid van journalisten voor laster en eerroof, en de concentratie van de nieuwsmedia in handen van enkele grote mediagroepen.
Het rapport komt tot de slotsom dat België niet bijster goed scoort. Maar het is niet helemaal duidelijk hoe men precies tot die scores komt. De VVJ geeft aan dat men de methodologie beter zou moeten duiden en dat er al langer kritiek bestaat op het feit dat de meettechniek niet voldoende transparant is.
De VVJ geeft verder ook mee dat het niet verklaarbaar is waarom België in twee jaar tijd van de elfde naar de 31e plaats opschuift, terwijl de realiteit niet op zo'n dramatische achteruitgang van de persvrijheid in Vlaanderen en bij uitbreiding België wijst.
Het is bijvoorbeeld opvallend dat initiatieven zoals Persveilig.be niet bijdragen tot een betere score, terwijl het gelijksoortige initiatief in Nederland zorgt voor een forse stijging in de ranking. We kunnen daar inderdaad dingen bij vermoeden. Ik ben het met u eens dat bijvoorbeeld de manier waarop vrouwelijke journalisten worden behandeld, vooral op de sociale media maar soms ook in de fysieke realiteit, heel vaak problematisch is. U hebt het zelf niet vermeld, dus zal ik het maar doen: als die vrouwen bovendien een migratieachtergrond hebben, dan is het soms nog problematischer. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de situatie waarin mevrouw Samira Atillah op een bepaald moment verkeerde. Zij was niet alleen het slachtoffer van aanvallen en bedreigingen via sociale media, maar zelfs ook telefonisch. Maar er zijn nog tal van andere voorbeelden. Dat is dus een realiteit. Ik weet niet of dat heeft meegespeeld in de beoordeling. We kunnen dat niet vaststellen op basis van het rapport, maar het is zeker iets dat we niet kunnen negeren.
Het spreekt voor zich dat deze daling onze aandacht vereist. Mijn kabinet gaat daarover trouwens ook in gesprek met de Nederlandse collega’s, om te bekijken wat we nog van hen kunnen leren. Maar ik ben ervan overtuigd dat de persvrijheid in Vlaanderen nog steeds gegarandeerd is en ook zeer sterk is, met kritische journalisten en autonome redacties, zowel vanuit de VRT als publieke omroep als vanuit de private mediagroepen, groot en klein.
Verder is de minister van Justitie momenteel werk aan het maken van een herziening van het Strafwetboek, waarbij journalisten zullen worden opgenomen in de definitie van personen met een maatschappelijke functie. Dat is ook op onze vraag, ook in deze commissie Media is die vraag volledig gesteund. Daardoor zouden bijvoorbeeld gewelddelicten of andere soorten delicten van agressie ten aanzien van journalisten strenger worden beoordeeld dan in het algemeen al het geval is.
Wat dan de tweede vraag betreft: het rapport van Verslaggevers Zonder Grenzen is traditioneel vrij sterk gefocust op Franstalig België. De VVJ zal hen contacteren om ervoor te zorgen dat ze meer voeling krijgen met het Vlaamse medialandschap en alle relevante initiatieven. Ik heb een tijd geleden het initiatief genomen om samen met de ministers van Justitie en van Binnenlandse zaken ook de hoofdredacties te zien om rond de persvrijheid te werken. Dat heeft onder meer geresulteerd in het initiatief Persveilig.be, dat in Vlaanderen is geïmplementeerd, maar niet – of nog niet – in Wallonië. Dat zijn toch verschilpunten waar men ook vanuit internationaal niveau oog voor zou moeten kunnen hebben, dat er toch ook in Vlaanderen soms dynamieken zijn die niet noodzakelijk in heel België dezelfde zijn.
En dan is er uw laatste vraag. Het platform Persveilig.be werd eind oktober vorig jaar gelanceerd, dus het is inderdaad nog wat vroeg voor een globale evaluatie. Er zijn wel al verschillende nuttige initiatieven georganiseerd, en men gaat actief op zoek naar samenwerkingen met andere relevante organisaties. Zo organiseerde de VVJ op 22 december 2022 een veiligheidstraining in samenwerking met trainingsbureau Crime Control. De VVJ ondersteunt daarnaast ook journalisten in de zoektocht naar veiligheidsmateriaal en verzekering. Al meer dan vijftig journalisten tekenden in voor de groepsverzekering voor beroepsaansprakelijkheid, die trouwens ook dekking biedt tegen de zogenoemde SLAPP-delicten (Strategic Lawsuit Against Public Participation).
De jaaroverzichten van de meldingen in het kader van Persveilig zijn ook beschikbaar op de website van Persveilig.be. Als je naar het subdomein ‘Bibliotheek’ gaat, kun je de meldingen consulteren.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister. Ik deel grotendeels de aanpak die u aangeeft, want het is inderdaad opmerkelijk dat Nederland, waar toch al journalisten vermoord zijn, in de ranking op plaats 6 staat, terwijl wij twintig plaatsen naar beneden tuimelen. Maar goed, als je de criteria niet kent, kun je ook geen oordeel vellen. Ik ga hier ook geen waardeoordeel over geven. Het is belangrijk dat er even contact wordt opgenomen met zowel Verslaggevers zonder Grenzen – als vanuit de Vlaamse journalistiek wordt aangegeven dat men eerder naar de Franstalige situatie heeft gekeken – als de collega’s in Nederland. Ik kan alleen maar onderstrepen wat u hebt gezegd: ik heb het zelf niet gezegd omdat het heel vaak zo’n polemiek is, maar de situatie van minderheden, van vrouwen – tout court op social media en in de media – is niet benijdenswaardig. Dat geldt ook voor vrouwelijke journalisten. U hebt de naam van Samira Atillah genoemd, we hebben daarvoor Jihad Van Puymbroeck gehad. We hebben ook een hele hetze gehad rond Dalilla Hermans, columniste bij De Standaard. Een en ander moet ook in de politiek toch wel nopen over welke posities zij innemen rond bepaalde mensen en opiniemakers die actief zijn in de journalistiek. Dat het niet onschuldig is, dat is het minste wat je kunt zeggen. Maar goed, daar is een andere verantwoordelijkheid.
Ik heb geen bijkomende vragen. Het zou interessant zijn om te weten wat die uitwisseling vanuit Nederland heeft opgeleverd. Na een jaar Persveilig kunnen we ook effectief de evaluatie doen hier in deze commissie en verder contact opnemen om te zien hoe we stappen vooruit kunnen zetten. Want een vrije journalistiek is essentieel voor een gezonde democratie.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Iets wat toch interessant is en dat niet of te kort is aangehaald, is dat door Reporters sans frontières (RSF) duidelijk wordt gemaakt dat het gebrek aan competitie hier een van de pijnpunten is. Dat komt onder meer doordat ons land qua media is ingedeeld in twee vrij kleine markten, zijnde een Nederlandstalige en een Franstalige, waardoor je bepaalde grote spelers krijgt. We kennen ze, DPG bijvoorbeeld. Maar dat wordt ook in stand gehouden door het gegeven dat ze vanuit de overheid nogal stevig worden gesubsidieerd, meer zelfs dan in andere landen, die boven ons in de ranking staan. Ik denk dat dat toch ook belangrijk is. Als we wat ze in hun rapport de ‘lack of competition’ noemen, willen breken, zouden we daarmee moeten stoppen. Dat gaat vooral over het federale niveau, maar ook hier zijn er subsidies.
Collega Almaci, wat uw voorbeelden van intimidatie betreft, weet ik niet hoe Dalilla Hermans als anti-blanke raciste of de heisa die errond is geweest, iets te maken heeft met persvrijheid. Dat was een politieke beslissing die, mijns inziens terecht, uw inziens wellicht onterecht, werd gecontesteerd. Maar om dat op één hoop te gooien met persvrijheid, dat lijkt me nogal gek.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, u zei dat de meettechniek niet transparant zou zijn, maar ik heb ook de indruk dat RSF helemaal niet goed op de hoogte is van de situatie in België. Ze beweren bijvoorbeeld dat zowel de VRT als de RTBF vanuit België wordt geadministreerd en dat de raden van bestuur worden samengesteld uit de grootste politieke families: liberalen, christendemocraten, socialisten en groenen. Daar slaan ze de bal helemaal mis. En ze zien zowel de gemeenschappen over het hoofd als de recente decreetswijzigingen over de samenstelling van de raad van bestuur van de VRT. Ook de National Ethics Council waarnaar ze verwijzen is geen Belgisch orgaan, maar wordt volgens de gemeenschappen georganiseerd. Voor Vlaanderen is dat de Raad voor de Journalistiek. De vraag is of die cijfers een accuraat beeld geven van de situatie in Vlaanderen.
Is het mogelijk om hen op een of andere manier te laten weten dat hun beeld van de institutionele context in België niet klopt, en dat ze hun rapport ook het best zouden opsplitsen?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, de resultaten van de bespreking met onze Nederlandse collega kan ik momenteel nog niet geven. Wel kan ik meegeven dat ik, mijn kabinet en administratie, vrij systematisch contact hebben met de Nederlandse collega’s. Ik heb mijn Nederlandse collega, mevrouw Uslu, in de al niet meer zo nieuwe regering al twee keer persoonlijk gezien. De bedoeling is dat ik in het najaar nog eens richting Nederland ga voor een contact over de Vlaams-Nederlandse samenwerking. Dit zal daar ook aan bod komen. Ik heb in het verleden ook de verantwoordelijken rond persvrijheid van de Raad van Europa gezien om te bekijken wat we kunnen doen. Dat wordt dus verder opgevolgd.
Wat de opmerking van collega Brusselmans rond mediaconcentratie betreft: op dat vlak denk ik dat het jaarverslag van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) het meest relevante document is. Dat wijst ons inderdaad op een medialandschap met een aantal geconsolideerde bedrijven zoals DPG, Mediahuis en in mindere mate ook Roularta en Play Media die een sterke rol spelen. Dat is een gekende problematiek, die vooral noopt tot veel aandacht voor de diversiteit van de redacties.
Over de subsidiëring zult u het met mij eens zijn dat, als ik subsidies toeken, het niet gaat over een structureel kader om private nieuwsmedia te ondersteunen. Dat is niet mijn mediavisie. Maar federaal is er inderdaad via bpost een concessie die niet ongecontesteerd is. Ik zal daar geen commentaar bij geven. Daar ben ik natuurlijk niet voor verantwoordelijk. De subsidies die ik toeken aan private nieuwsmedia, kaderen steeds in bepaalde doelstellingen, bijvoorbeeld toegankelijkheid van onze media, met bijvoorbeeld de inspanningen rond ondertiteling, waar we effectief ook een beperkte subsidiëring voor hebben voorzien. En het gaat natuurlijk vooral over wat we in het kader van Vlaamse Veerkracht rond digitale omschakeling hebben gedaan. Daar hebben we ook private partners in cofinanciering bij ondersteund.
Tot slot, collega Van Werde, wat betreft de transparantie van de criteria, ben ik het ermee eens dat dit onvoldoende transparant is. We hebben inderdaad de indruk dat ze onvoldoende kennis hebben van het Vlaamse en het Belgische medialandschap. Dat is ook de reden waarom we gevraagd hebben om contact te hebben. Dat doen we via de VVJ, dat lijkt ons de meest efficiënte aanpak. We willen wijzen op de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië. Of het relevant zou zijn om ook een rangschikking te hebben die verschilt van Vlaanderen tot Wallonië; is aan hen om te beoordelen. Dan moet ik als Brusselaar toch opmerken dat je ook het specifieke van Brussel tegen het licht moet houden. Voor mij zou het ideaal zijn mocht men daar in het rapport inderdaad aandacht voor hebben, en dat men minstens de initiatieven die we enkel in Vlaanderen nemen zeker zou meenemen, in het bijzonder wat persvrijheid betreft en ook als het gaat over de diversiteit van het medialandschap. Wij in Vlaanderen hebben een veel diverser en rijker medialandschap dan in Wallonië. En dat zeg ik met veel respect voor de Franstalige collega’s.
Minister, wat me frappeerde in uw antwoord en in het hele rapport van Verslaggevers zonder Grenzen, is het belang van een sterke openbare omroep. Ik kan dat vanuit mijn vraag en vanuit mijn ideologische positie alleen maar onderstrepen. Een sterke openbare omroep is een openbare omroep die in een vrije omgeving zijn werk kan doen.
Wat dat betreft, mijnheer Brusselmans, staat dit haaks op politici die het voortouw nemen om de vrijheid van meningsuiting van mensen aan te pakken, gewoon omdat ze een profiel hebben dat hen niet aanstaat. Een voorbeeld is Jihad Van Puymbroeck en een aantal mensen in de politiek, u zeer wel bekend. Politici die heel actief duidelijke schema’s hebben opgelegd om iemand te trollen tot ze de job kwijt zou zijn geraakt. Trouwens, hetzelfde Vlaams Belang dat zich zo beroept op de vrijheid van meningsuiting, heeft het blijkbaar moeilijk als het gaat over vrouwen met een allochtone achtergrond of vrouwen tout court. Dat zegt alles over deontologie en over twee maten en twee gewichten en over waar uw partij werkelijk voor staat. Dat is niet op een hoop gooien, dat is jullie tactiek. Maar het heeft effect op hoe journalisten met dat profiel vandaag hun werk al dan niet kunnen uitoefenen, voor wie het steeds moeilijker wordt. Dus: misschien is het tijd om u daarover te bezinnen.
Wat deze commissie betreft, is mijn conclusie dat een sterke openbare omroep in het licht van deze discussie ongelooflijk belangrijk is. Dat moeten we ook voor toekomstige discussies onthouden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.