Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) lanceerde 31 aanbevelingen ter bevordering van de inclusie van studenten met een functiebeperking. Naast aanbevelingen voor toegankelijkere leslokalen en gemeenschappelijke voorzieningen, een vereenvoudigd registratieproces en meer sociale inclusie op hogescholen en universiteiten, vinden we ook aanbevelingen voor bouwprojecten of verbouwprojecten bij studentenkoten. De aanbodproblematiek op de kotenmarkt is voor studenten met een beperking nog vele malen groter dan voor andere studenten.
De VVS pleit ervoor om bij bouw- of verbouwprojecten van studentenkoten private uitbaters van studentenhuisvesting of hogeronderwijsinstellingen aan te manen ervoor te zorgen dat er in elk gebouw op zijn minst enkele rolstoeltoegankelijke kamers zijn met toegankelijke bijbehorende gemeenschappelijke delen, zoals keuken en sanitair. Ook stellen zij voor dat private uitbaters en onderwijsinstellingen het best een verzamelpunt voor informatie aanbieden over studentenkamers die toegankelijk zijn.
In hun aanbevelingen pleiten zij ook voor voorrang bij het verhuren van toegankelijke kamers voor studenten met een functiebeperking. Dit op voorwaarde dat de vorige huurders van deze kamers een andere gelijkwaardige kamer aangeboden wordt. Rolstoeltoegankelijkheid zou ook geïntegreerd kunnen worden als extra badge in het Vlaams kotlabel.
Ten slotte vragen zij ook om meer in te zetten op initiatieven zoals begeleid wonen en omkaderd wonen voor studenten met een functiebeperking.
Minister, hoe staat u tegenover al deze aanbevelingen?
Hebt u of uw administratie al contact gehad met de VVS over deze aanbevelingen? Zo neen, zal dit nog gebeuren? Zo ja, wat waren juist de conclusies van dit overleg?
Ziet u nog andere mogelijkheden om studenten met functiebeperkingen meer en beter toegang te geven tot de kotenmarkt?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Claes, voor uw vraag.
Eerst en vooral wil ik meegeven dat de vraag om voldoende aandacht te hebben voor de inclusie van studenten met een functiebeperking, mij zeer terecht lijkt. We weten dat er voor studenten een algemene aanbodproblematiek is en ik kan me goed voorstellen dat het voor deze groep van studenten vaak nog moeilijker is om een geschikt kot te vinden dan voor andere studenten.
VVS formuleerde inderdaad enkele voorstellen om studentenhuisvesting beter toegankelijk te maken voor studenten met een functiebeperking. VVS is ook een van de partners waarmee mijn administratie regelmatig overlegt via het Overlegplatform Studentenhuisvesting. Deze voorstellen zijn daar nog niet besproken, maar ze zijn dan ook pas recent bekendgemaakt.
Concreet stelt men onder meer voor om bij bouw- of verbouwprojecten van studentenkoten minstens enkele rolstoeltoegankelijke kamers te voorzien met toegankelijke bijbehorende gemeenschappelijke delen, zoals keuken en sanitair. Zoals u weet, zijn het voornamelijk de lokale overheden die instaan voor het aanbodbeleid. Voor de Vlaamse overheid – voor Wonen maar ook voor Onderwijs en Welzijn – lijkt de vraag mij daarbij vooral welk kader lokale overheden eventueel nodig hebben om sterker in te zetten op de thematiek. Mijn administratie zal in overleg gaan met de relevante actoren binnen het overlegplatform om dit te bekijken.
De voorstellen om een extra badge te integreren in het kotlabel of te werken met een systeem van voorrangen, lijken mij op het eerste gezicht dan weer minder aangewezen. Het kotlabel vat ik veeleer op als een bewijsstuk of signaal waarmee de verhuurder kan aantonen dat het kot voldoet aan bepaalde wettelijke normen, zoals op het vlak van woningkwaliteit. Het is niet de bedoeling om kandidaat-huurders via dit instrument te informeren over het type aanbod dat wordt aangeboden in het studentenkot in kwestie.
Daarnaast roepen systemen van voorrangen toch ook heel wat vragen op, voornamelijk op het vlak van uitvoerbaarheid en afdwingbaarheid. Zeker van private aanbieders kunnen we niet verwachten dat zij bijvoorbeeld kandidatenlijsten zouden bijhouden en op basis van informatie over die kandidaten zouden bepalen wie het meest prioritair het kot moet worden toegewezen. Dat lijkt me geen wenselijk scenario.
Projecten van begeleid of omkaderd wonen worden ten slotte eerder vanuit Welzijn geïnitieerd. Maar zoals ik eerder in deze commissie al aangaf, is er nood aan een geïntegreerde aanpak. Aan de kwestie van aanbodbeleid in het algemeen wordt dan ook binnen een van de drie werksporen inzake studentenhuisvesting gewerkt.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel, minister, om toch te verduidelijken hoe u naar de voorstellen kijkt inzake studentenhuisvesting. Dat blijft in de eerste plaats dan ook een verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen en de lokale besturen. Dat is duidelijk en dat hebben we hier ook meerdere keren in de commissie besproken. In het werken op die drie werksporen – aanbod, kwaliteit en monitoring – blijft Vlaanderen dan ook die faciliterende en ondersteunende rol spelen. We verwachten ook nog concrete resultaten wat die monitoring betreft en ook wat betreft wat we in heel Vlaanderen kunnen toepassen.
Voor het werkspoor kwaliteit hebben we al een concreet resultaat bereikt, namelijk het Vlaams kotlabel, dat volgend jaar ook gelanceerd zal worden. Dat is ook heel positief onthaald hier in het Vlaams Parlement. Er wordt daarvoor ook in dialoog gegaan met de lokale besturen om de mogelijkheden te bekijken voor één generiek kader dat in de plaats kan komen van die verschillende gemeentelijke reglementen. Mijn vraag was dan ook: in welke mate kan en zal hier ook aandacht geschonken worden aan de toegankelijkheid van studentenhuisvesting voor die studenten met een functiebeperking?
Ik verneem ook van u, minister, dat het nog niet besproken is binnen het Overlegplatform Studentenhuisvesting, dat het nog te vroeg is om te evalueren of om de voorstellen te bekijken. Maar ik ben wel blij te horen dat u de bezorgdheden rond het aanbod van toegankelijke studentenhuisvesting toch onderstreept en erkent en dat de administratie toch in overleg zal gaan met de relevante actoren om dit te bekijken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me aansluiten bij de vraag van collega Claes, omdat wij natuurlijk ook veel belang hechten aan het academisch en sociaal zo veel mogelijk kansen geven aan studenten met een functiebeperking. Ik denk dat het goed is om te zien dat er de jongste jaren wel al heel wat stappen zijn gezet ter zake. Minister, ik verneem ook van u dat uw administratie in overleg zal gaan. U verwijst zeer terecht naar een geïntegreerde aanpak als het gaat over mensen met een beperking op welk vlak dan ook. Ik begrijp ook het voorbehoud dat wordt gemaakt om bijvoorbeeld het kotlabel daarvoor te benutten, maar ik denk dat het goed is, zoals collega Claes ook aangeeft, om dat te bespreken, waarschijnlijk op een van de eerstvolgende vergaderingen van het overlegplatform. Daar zullen de mensen met kennis van zaken met betrekking tot huisvesting, met praktijkkennis vast hun adviezen kunnen geven, en dan volgen we dat graag verder op. Het is echter goed dat de VVS hier aandacht aan geeft en ons zo nog meer dan normaal bij de les houdt.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik denk dat ik maar één bijkomende vraag heb gekregen, en dat was met betrekking tot de timing van de werkgroepen. De drie sporen lopen, en in alle drie werkgroepen zijn er diverse vergaderingen, maar ik kan u die agenda niet bepaald meegeven. Er wordt echter wel degelijk aan gewerkt. Er zijn wel degelijk initiatieven en werkgroepen ingepland.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik kan eigenlijk al besluiten dat het nog te vroeg is om te zien hoe daar rekening mee wordt gehouden. Ik denk dus dat we daar later op het jaar nog op zullen terugkomen in deze commissie. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.