Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, een kwart van de volwassenen in Vlaanderen beweegt minder dan 150 minuten of 2,5 uur per week. Dat is minder dan wat aanbevolen wordt voor een goede gezondheid. Dat blijkt uit de Preventiebarometer van Sciensano, die wordt uitgevoerd in opdracht van het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid. De grootste belemmeringen om regelmatig te bewegen, zijn tijdsgebrek, een gebrek aan interesse in lichaamsbeweging en een gebrek aan iemand om samen mee te bewegen. Als we kijken naar wie onvoldoende beweegt, dan gaat het vaker om vrouwen dan om mannen, om laagopgeleiden, om mensen die financieel moeilijk rondkomen en om mensen met overgewicht. Als we naar de leeftijd kijken, springt de leeftijdsgroep tussen 35 en 54 jaar eruit, alsook de oudste leeftijdsgroep, vanaf 75 jaar.
Minister, wat is uw reactie op die resultaten? Stemmen die u blij? Of maken ze u bezorgd? Hoe wilt u groepen die onvoldoende bewegen, aan het bewegen krijgen? En hoe wilt u mensen bereiken die het financieel moeilijk hebben, zeker nu veel sportclubs hun lidgeld verhogen als compensatie voor de gestegen energiekosten?
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn gelukkig steeds meer Vlamingen die sporten of bewegen. De groep die wekelijks aan sport doet, zit in stijgende lijn. En Vlamingen die al sporten, doen dat steeds vaker. Dat is echt wel een positieve boodschap. Daarom focussen we bijvoorbeeld ook sterk op de ‘sportoverwegers’, diegenen die nog een laatste duwtje nodig hebben om effectief in actie te schieten. Acties als de goedevoornemenscampagne, samen sporten met een sportbuddy en sport op het werk zijn daar voorbeelden van. Uit recente cijfers van Statistiek Vlaanderen blijkt trouwens dat 86 procent van de bevolking minstens één keer per jaar aan sport doet. Dat zijn goede cijfers, waar we op verder kunnen bouwen.
We richten ons daarbij ook op die doelgroepen waar de sportparticipatie inderdaad nog te laag is. Ik denk bijvoorbeeld aan meisjes en vrouwen. We zien nog steeds een lagere sportparticipatie van vrouwen ten opzichte van mannen: 41 procent ten opzichte van 59 procent. Dat is toch nog altijd een aanzienlijk verschil. Er is ook een hogere drop-out bij meisjes in de leeftijdscategorie 10 tot 19 jaar.
Omdat er grote verschillen tussen de sporten zijn, kiezen we er ook voor om te investeren in gerichte projecten. De komende twee jaar ondersteunen we daarom elf sportfederaties om op maat van de eigen sport ook meisjes en vrouwen te activeren. Binnen het lopende drop-outproject ‘Geef tieners een stem’ schenken we ook extra aandacht aan meisjes en worden er ook nog specifieke tools ontwikkeld. Ik zal daar straks in de repliek misschien wat concrete voorbeelden van geven.
We werken ook actief aan het verhogen van de participatie van kansengroepen. Sportfederaties kunnen projectfinanciering ontvangen om het sportaanbod en de organisatie van hun sport af te stemmen op specifieke doelgroepen. Zo zetten sportfederaties ook initiatieven op voor bijvoorbeeld mensen met obesitas, personen in armoede en personen met een migratieachtergrond. We begeleiden hen ook inhoudelijk bij dat kansengroepenbeleid via Demos, altijd op maat van de sportfederatie en de sport in kwestie. Via Demos faciliteren we ook de werking van een veertigtal sociaal-sportieve praktijken die sterk inzetten op het bereiken van kansengroepen. Daarbovenop ondersteunen we ook nog eens de sociaal-sportieve praktijken via Social SportUp.
In samenwerking met Gezond Sporten en Fitnessbe.Vlaanderen zetten we ook actief in op kwetsbare groepen die minder sporten en bewegen om gezondheidsredenen. Ook steeds meer artsen beseffen natuurlijk dat sport echt essentieel is als preventietool, maar ook als therapeuticum – sport als medicijn, dus. Starten met sporten en blijven sporten na een diagnose, zij het onder medische begeleiding, kan voor veel patiënten het verschil maken. Gezond Sporten heeft verschillende informatiebrochures ontwikkeld rond sport en kanker en diabetes. Zo lanceerde het vorig jaar op de Wereld Astma Dag het thema ‘astma en sport’. Dit jaar ligt de focus op ‘depressie en sport’. Nu zaterdag organiseert Gezond Sporten samen met Domus Medica nog een congres rond sporten met een chronische aandoening, waarbij de aandacht vooral ligt op het curatieve aspect en de praktische aandachtspunten voor het begeleiden van sporters. Fitnessbe.Vlaanderen ontwikkelde een leefstijlscan, waarmee we gezonde voeding en beweging promoten en focussen op het vermijden van overgewicht. Als je die scan invult, word je ook doorverwezen naar de fitness in je buurt. Ook in de beeldvorming houden we bewust rekening met de diversiteit aan doelgroepen.
Uw laatste vraag polst naar financiële drempels, die we al bij de vorige vraag om uitleg bespraken. Ik kan zeggen dat we wel wat tegemoetkomingen hebben gedaan, maar ik ga die niet herhalen. Sportclubs hebben nu de mogelijkheid om de sportfactuur van de leden te verlichten door een gespreide betaling. Ze kunnen daar natuurlijk ook proactief over communiceren.
We leveren vanuit het Vlaamse sportbeleid dus heel wat inspanningen om de drempels die mensen ervaren om aan sport te doen en voldoende te bewegen, zo laag mogelijk te houden. Je hebt die financiële drempel, maar ook andere drempels. Daarom werken we bijvoorbeeld ook met sportbedrijven, in de wetenschap dat heel veel mensen net niet gaan sporten en bewegen omdat ze de combinatie van werk en gezin moeilijk achten. Net daarom gaan we daar waar ze heel veel tijd doorbrengen, namelijk op hun werk, omdat we vaststellen dat dat een goede zaak is, niet alleen voor de werknemer, maar ook voor de werkgever. Als de werkgever daarin investeert, is dat een hoogrendementsinvestering, zowel op korte als op lange termijn.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister. Een vierde van de volwassen sport minder dan 2,5 uur per week. Dat zijn zeer ernstige cijfers. U bent een positief minister, u start met te zeggen dat wie sport, wekelijks meer sport. Dat is waar, ik doe dat graag. Ik ga dat blijven doen. Mij hoeft u niet te overtuigen, en velen met mij. Maar er is toch een grote groep die nog niet mee is. U zegt dat 86 procent minimum eenmaal per jaar sport. Dat is een belachelijk cijfer, dat gaan we beter niet meer gebruiken. Ik wist niet dat het zo erg was. We moeten nog heel veel groepen meekrijgen. U stimuleert bepaalde groepen: de meisjes en de vrouwen, de kansengroepen. Maar er blijven toch een aantal hiaten. Uit het onderzoek bleek ook dat de interesse in sport vaak te beperkt is. Misschien moet daar ook op gefocust worden. U bent ook minister van Onderwijs, misschien dat daar meer de link kan worden gemaakt. En het samen sporten, afspreken met vrienden is inderdaad soms aangenamer.
Ik zie nog twee zaken waar u niet over gepraat hebt. Gaat u in de toekomt meer investeren in het concept Brede School? Mensen moeten vaak ver naar de sportschool, maar een school is over het algemeen dichter in de buurt. Of een aanbod na de scholuren kan ook, zodat men niet naar een club moet.
Ten tweede, uit onderzoek blijkt dat ouderen er meer en meer voor kiezen om ongebonden te sporten, dus zonder verplichting, met de nodige flexibiliteit. Gaat u nog meer inzetten op ongebonden sporten?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Collega, dank u voor uw interessante vraag. Ik ben ook verrast door het grote aantal. Ik denk dat dit in de laatste jaren in stijgende lijn zit, en dat dit ook te danken is aan het beleid dat door u, minister, en uw voorgangers steeds gevoerd is. Ik merk ook op dat de studie enkele knelpunten blootlegt, voor zover we over knelpunten kunnen spreken. Als ik even refereer aan mijn vraag over de financiële drempels, stel ik vast dat dit niet meteen als een belangrijk item naar voor geschoven wordt, waarmee ik niet wil zeggen dat we daar geen aandacht moeten voor hebben. De collega heeft al aangehaald dat het te maken heeft met een gebrek aan interesse, een gebrek aan tijd, een gebrek aan interesse voor gezondheid, en – dat vond ik een leuke – een gebrek aan iemand om mee te sporten. Bij dezen misschien een oproep om allemaal een bondgenoot te zoeken om samen te sporten. Tegenwoordig is het in om een buddy te vinden, om uitdagingen te vinden, om samen die stappen te zetten.
Ik zou alleen willen zeggen, minister: zet dit beleid verder, blijf sport in een goed daglicht zetten. Maar iedereen aan het sporten krijgen, zal moeilijk zijn. Ik moet aan een socialistische voorman denken die altijd zei dat je het paard tot het water kunt leiden, maar het niet kunt verplichten om te drinken. Collega Lambrecht, u weet, denk ik, heel goed wat ik bedoel, maar 100 procent zal een utopie zijn, denk ik.
Minister Weyts heeft het woord.
72 procent haalt de aanbeveling om minstens 150 minuten per week matig tot hoog intensief te bewegen. Dat is misschien inderdaad een beter cijfer dan die 86 procent, dat zegt meer. Maar dat wil zeggen dat een kwart het niet haalt. De belangrijke reden die wordt aangehaald, door 67 procent van de respondenten, is een gebrek aan tijd. Net daarom denk ik dat het initiatief rond sportbedrijven toch wel aangewezen is, zeker omdat we er steeds meer in slagen bedrijven te overtuigen dat sporten of bewegen, zelfs tijdens de werkuren, een goede investering is. Je bent een aantrekkelijke werkgever, maar vooral op het vlak van ziekteverzuim scoor je ook beter. Dat is natuurlijk een langeretermijninvestering. We slagen er steeds meer in om bedrijven hierin te betrekken. Het is misschien interessant om die cijfers eens mee te geven een volgende keer. Ik heb ze onlangs gezien en ze waren positief en verrassend, in die zin dat we heel wat bedrijven bereiken.
Wat betreft de Brede School – we noemen dat open school – heeft de minister van Onderwijs het initiatief genomen om regel in te voeren dat nieuwe sportinfrastructuur maximaal moet worden opengesteld, niet alleen sportinfrastructuur maar alle infrastructuur, zodoende dat er altijd een gedeeld gebruik mogelijk is. Eigenlijk is de regel ‘comply or explain’, want in sommige gevallen, ik denk aan een stedelijke context, is het effectief niet ... Je moet infrastructuur apart kunnen compartimenteren zodat die apart toegankelijk is, afgesloten van de klaslokalen bijvoorbeeld. Die regel heb ik ingevoerd. Ze is alleszins al in de commissie goedgekeurd, denk ik, maar nog niet in de plenaire vergadering.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister, ik denk dat we allemaal op dezelfde lijn zitten: we moeten meer mensen aan het sporten krijgen. Het moet gemonitord blijven worden. Als een kwart van de volwassenen minder dan 2,5 uur per week sport, dan is dat niet uw persoonlijke schuld, maar u kunt misschien nog zaken doen om dat een beetje beter te krijgen. Het moet zeker gemonitord blijven.
Ik denk dat het ook belangrijk is dat u zelf het voorbeeld geeft, minister. Ik denk dat het nodig is dat u het voorbeeld geeft. De ervaring leert mij dat als we ministers en lokale schepenen hebben die weten waarover ze praten en zelf sporten, dit een boost kan zijn om zelf te sporten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.